Wat heb ik aan mijn Doop?
(8)
In dil laatste artikel over bovengenoemde vraag wil ik beginnen om nadruk te leggen op de verplichting die de Doop meebrengt.
De weldaden van Gods genadeverbond zijn velerlei, maar in de hoofdzaak tweeërlei, namelijk de rechtvaardigmaking en de heiligmaking. Daarmee willen we de andere weldaden niet een mindere plaats toekennen, maar ze juist binnen deze weldaden tot hun recht laten komen. Roeping, wedergeboorte, geloof cn bekering hangen met rechtvaardigmaking en heiligmaking ten nauwste samen. Onze gebrekkige manier van uitdrukken maakt dat we de dingen op een bepaalde manier en in een zekere volgorde moeten zeggen.
Hetgeen allerminst wil zeggen dat we de Heilige Geest aan deze volgorde zo strikt moeten binden dat altijd het een na het andere komt. Terlooips, maar zeker niet van ondergeschikt belang wijs ik er op dat de weldaad van de wedergeboorte, naar de opvatting van Calvijn, door het geloof plaats vindt en zich over het ganse leven van de Christen uitstrekt. Het is op zijn minst opmerkelijk hoe Calvijn een vloeiende lijn aangeeft tussen boetvaardigheid en wedergeboorte. Lees eens even mee.
De ware boetvaardigheid bestaat uit twee delen, namelijk de doding van het vlees en de levendmaking van de geest.
„Beide dingen vallen ons te beurt uit het deelgenootschap aan Christus. Want indien wij waarlijk deel hebben aan Zijn dood, wordt door Zijn kracht de oude mens gekruisigd en sterft het lichaam der zonde, opdat de verdorvenheid der eerste natuur geen kracht meer hebbe. Indien wij Zijner opstanding deelachtig geworden zijn, worden wij door haar opgewekt tot nieuwigheid des levens. In één woord gezegd, ik versta onder boetvaardigheid de wedergeboorte, die geen ander doel heeft dan dat Gods beeld, dat door Adams overtreding bezoedeld en bijna uitgewist was, in ons hersteld wordt. Zo leert de apostel, wanneer hij zegt (2 Cor. 3 : 18).
En wij met ongedekten aangezicht de heerlijkheid des Heeren aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid als van des Heeren Geest. Evenzo (Efeze 4 : 23) wordt vernieuwd in de geest uws gemoeds en doet de nieuwe mens aan, die naar God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid. Evenzo elders (Col. 3 : 10) aan-
doende de nieuwe mens, die vernieuwd wordt tot kennis en het beeld van Hem, die hem geschapen heeft.
Daarom worden wij door die wedergeboorte door de weldaad van Christus vernieuwd tot Gods gerechtigheid, van welke wij door Adam vervallen waren; en op die wijze behaagt het de Heere weer terug te brengen, die Hij verkiest tot de erfenis des levens. En deze vernieuwing wordt niet op één ogenblik, of dag of jaar volbracht, maar door voortdurende, ja soms ook langzame voortgang doet God de verdorvenheden des vleses in Zijn uitverkorenen te niet; Hij reinigt hen van hun vuilheid en heiligt ze Zich tot tempelen, terwijl Hij al hun zinnen vernieuwt tot ware zuiverheid, opdat zij zich hun gehele leven oefenen in dc boetvaardigheid en weten mogen dat deze krijgsdienst geen einde vindt in de dood." (Inst. III-I1I-9).
Ik citeerde met opzet zo uitvoerig om duidelijk uit te laten komen hoezeer wedergeboorte, geloof, rechtvaardiging en heiligmaking samenhangen.
Dezelfde lijn vindt u ook terug in ons Doopsformulier waar sprake is van de afwassing van onze zonde en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, van het herstel van het beeld Gods, waarbij niet alleen nadruk valt op dc rechtvaardigmaking, maar evenzeer op de heiligmaking. Dc Doop „vermaant en verplicht immers tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk dat wij deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, aanhangen, betrouwen en liefhebben, van ganser harte, van ganser ziele, van ganse gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur doden, en in een nieuw en godzalig leven wandelen". Nieuwe gehoorzaamheid is gehoorzaamheid aan de liefdewet van God.
Deze liefdewet eist van ons dat we ons vlees met zijn bewegingen en begeerlijkheden kruisigen en ons reinigen van alle besmetting des vleses en des geestcs, om onze heiligmaking te voleindigen in de vreze Gods.
Dit alles kan aleen geschieden door te blijven in het geloof en heeft als zodanig niets wettisch aan zich, maar draagt het karakter van de liefde, die door genade ons deel is." Zo moge dan Gods genade, in de Doop ons betuigd en verzegeld, altijd opnieuw ons dringen tot getrouwheid ten opzichte van deze onze roeping, want Gods trouw rust zelfs op het late nageslacht, dat Zijn verbond niet trouweloos wil schenden noch van Zijn wet afkerig de oren wenden, maar die naar eis van Gods verbond betracht."
En nu reikt daaruit voortvloeiend God zelf in de Doop ons de pleitgrond aan. Nu komen w 7 ij bij de vraag terecht, die ons aanleiding gaf iets over de Doop te schrijven. U herinnert zich de vraag of de Doop als pleitgrond dienen kon welnu tenslotte dan
De Doop als pleitgrond
Na alles wat we vernomen hebben kan het niet uitblijven dat de Doop als pleitgrond is gegeven. Een pleigrond voor onszelf.
Als we aangevochten worden op het punt van de waarheid van Gods beloften, dan mogen we de Heere, maar ook de satan die ons aanvalt voorhouden, ik ben toch gedoopt. Het is u bekend wellicht dat Luther, als hij in grote aanvechtingen verkeerde, en dat overkwam hem meer dan eens, niet w r achtte op een extra bemoediging vanuit Gods Woord, als een soort toeknik van de hemel (wat niet uitgesloten hoeft te zijn) maar op zijn schrijftafel schreef: baptisimus sum, ik ben gedoopt.
Dat is gelovig pleiten, een ja-zeggen tot zijn God. Bent u ook wel eens zo blij dat u gedoopt bent? U bent gedoopt in de naam van de Heilige Geest. Dit wil op zijn minst zeggen dat u iedere dag om de Heilige Geest mag bidden met de belofte erbij dat de Vader de Heilige Geest zal geven. En die belofte hebben wij van de Zoon zelf.
Bidden om de Heilige Geest die het geloof werkt. Ik ga nog een stap verder. Het is niet alleen geoorloofd, maar ook gebóden om op grond van uw Doop te bidden om bekering, om verootmoediging, om verbrijzeling des harten kortom om een waar geloof dat Christus omhelst tot rechtvaardigmaking en heiligmaking.
Velen wachten af tot hun de vrijmoedigheid eens geschonken zal worden en vergeten dat ons in de Doop de grootste en dierbaarste beloften geschonken en verzegeld zijn. Wat heb ik aan mijn Doop?
Dat ligt er maar aan wat u er mee doet. Wat heeft een miljonair aan zijn geld als hij te gierig is om één cent uit te geven? Hij zal nog eens van honger sterven met al zijn rijkdom. Wat heeft een mens aan zijn Doop als hij de zaligheid buiten Christus zoekt en alleen maar wroet in zichzelf en de lege laden van zijn kast doorsnuffelt? Niets. Ja het tegendeel zal zijn deel zijn. Hij stelt zich bloot aan de verbondswraak.
De Doop een pleitgrond, zoals het formulier het aangeeft.
„En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, dan moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de Doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben".
Hier wordt het woord zonde in zijn breedste betekenis gebruikt en hier wordt Gods genade in zijn alomvattende bedoeling naar voren gebracht.
Een pleitgrond ook als we onze kinderen van God en van Zijn verbond zien afdwalen, als we tot ons verdriet merken dat ze alle
banden des verbonds doorsnijden.
Evenzeer als ze uitwendig in het spoor blijven maar als u merkt dat ze het uit gewoonte doen en dat de inhoud van het verbond der genade geen hartezaak is. Heere ze zijn toch gedoopt. Leg de namen van uw kinderen in Gods handen.
Velen zeggen als het gaat over hun kinderen die „er niets meer aan doen", ik heb ze toch laten dopen. Het is waar. Ais u maatniet bedoelt ik heb daarmee mijn plicht vervuld. Want u hebt ook beloofd uw kinderen in de voorzeide leer te onderwijzen. Ik heb je laten dopen, maar kunt u er ook achteraan zeggen en ik heb met je gesproken met je gebeden, voor je gebeden. Ook dat heb ik gedaan denkt iemand, en nog helpt het niet. Maar dat wil toch niet zeggen dat het verbond nu opèens krachteloos is geworden? U loopt toch niet als een staker van de steiger weg?
Luister nog eenmaal naar een woord van Calvijn.
„Daarom is het niet iwijfelachtig dat alle vromen, gedurende de ganse loop van hun leven, zo dikwijls als zij door het bewustzijn der zonde gekweld worden, zich durven terug te roepen toto de herinnering aan de Doop, om zih daardoor te versterken in het vertrouwen op die enige en eeuwige afwassing die we hebben in het bloed van Christus (IV-XV.4).
K. a. Z.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1983
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1983
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's