Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Afscheiding in het land van Heusden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Afscheiding in het land van Heusden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Actualiteit

Over de Afscheiding is reeds zeer veel geschreven. Vooral in de kring van de Afgescheidenen zelf is in de loop der jaren een stroom van boeken verschenen om de geschiedenis van de Afscheiding aan de vergetelheid te ontrukken, maar vooral ook om op deze wijze het ontstaan en het voortbestaan van de gescheiden kerken te motiveren.

Wie dus over de Afscheiding gaat schrijven loopt een goede kans open deuren in te trappen. Toch waag ik het erop, al is het dat mijn verhaal beperkt zal blijven tot één regio, waarin de Afscheiding nogal om zich heen heeft gegrepen: het land van Heusden en Altena. Ulrum in het noorden was het beginpunt. Onmiddellijk daarna volgde het Brabantse Doeveren en een jaar later Almkerk en Veen.

Twee redenen heb ik voor deze studie. Ten eerste zal het volgend jaar anderhalve eeuw geleden zijn dat de eerste scheur in de vaderlandse kerk ontstond. Het jaar 1984 is al vaak genoemd, evenals trouwens 1986, waarin het „eeuwfeest" van de Doleantie zal worden gevierd. Het zouden streefdata moeten worden voor „Samen-op-weg". Dan ligt het toch voor de hand dat we ons afvragen waarom in 1834 de wegen uitééngingen?

De tweede reden waarom ik de Afschei-

ding in het land van Heusden aan de orde stel is, dat er zeer recent twee interessante studies over dit onderwerp zijn verschenen.

Vorig jaar deed M. J. van Diggelen aan de Universiteit van Amsterdam doctoraal examen in de geschiedenis met een scriptie over „De Afscheiding in Genderen en Doeveren". En dit jaar leverde C. de Gast ook een doctoraalscriptie over „De Afscheiding van 1835 in Almkerk en Emmichoven".

Van deze beide studies, die bekend materiaal geven, maar ook licht werpen op tal van détails, en die mij door de beide doctorandi welwillend ter inzage werden gegeven, heb ik met hun toestemming een dankbaar gebruik gemaakt. Het spreekt vanzelf dat ik ook aan de bekende werken over de Afscheiding, hoewel die niet telkens uitdrukkelijk zullen worden genoemd, veel stof heb ontleend.

Hendrik Pieter Scholte

In eerste instantie waren het vijf, nog jonge predikanten, die zich afscheidden van de Hervormde Kerk: Hendrik de Cock, Hendrik Pieter Scholte, Anthony Brummelkamp, Simon van Velzen en George Frans Gezelle Meerburg. Van hen is zonder enige twijfel Scholte de meest begaafde en leidinggevende persoonlijkheid geweest. De man ook die door zijn optreden, niet alleen in de Hervormde Kerk, maar ook van meet af aan onder de Afgescheidenen, conflicten opriep.

Wie was deze Scholte? Hij werd op 25

sept. 1805 te Amsterdam geboren, waar zijn vader een timmerfabriekje had en ouderling was in de Hersteld Lutherse Gemeente. Na diens overlijden — Scholte was toen nog maar 16 jaar — moest de zoon het bedrijf

voortzetten. Het werk eiste echter niet alle tijd op en zo vond Hendrik gelegenheid om te studeren: talen, letterkunde, theologie.

In die jaren woonde Kohlbrügge bij zijn moeder op kamers! Samen bezochten ze Da Costa die in zijn huis 's winters bijbellezingen hield.

Of hij zich niet thuis voelde bij de Luthersen weten we niet. Wel dat hij belijdenis aflegde in de Hervormde Kerk. In 1827 liet hij zich inschrijven als student. Uit die tijd dateren ook de contacten met de latere medestanders en medestrijders Van Velzen en Brummelkamp. In 1830 gaf dit drietal, evenals vele andere studenten, gehoor aan de oproep van de koning om mee te doen aan dc veldtocht tegen de opstandige Belgen. In 1831 kwamen ze ongedeerd terug en kon de studie in Leiden worden voltooid.

De gemeenten Genderen en Doeveren in de Classis Heusden waren in 1832 vakant geworden door het vertrek van ds. Nanninga die er vier jaar had gestaan. Er was in die tijd een „heirleger" van candidaten. Verschillende van hen kwamen „op beroep" preken, onder wie Scholte. Zijn prediking sloeg enorm in. Hij was onvervalst gereformeerd en sprak uit het hoofd! Reeds voordat hij beroepen was werd hij aangeduid als „een wonder Gods". Men had echter in Genderen gehoord dat ook de gemeente Huizen hem wilde beroepen als tweede predikant, daarom werd er haast achter gezet. Op 12 november 1832 werd het beroep uitgebracht, Scholte nam het aan en kon op 17 maart 1833 bevestigd worden. Op dezelfde dag deed hij intrede met de bekende tekst: Ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en Dien gekruisigd" (1 Cor. 2 : 2).

Genderen en Doeveren

Dc gemeenten Genderen en Doeveren, destijds nog niet van elkaar gescheiden door de later gegraven Bergsche Maas, vormden een combinatie die door één predikant werd gediend. De pastorie stond in Doeveren. Het huis dat Scholte met zijn vrouw Sara Brandt, nieuw betrok, staat er nog steeds en uiterlijk is er vrijwel niets aan veranderd. Het heet nu „De Crocus" en wordt momenteel bewoond door de jeugdpredikant van de Classis Heusden, ds. H. Poot. Doch dit terzijde.

Zowel Genderen als Doeveren hadden (en hebben) ieder een eigen kerkgebouw. De kerk van Doeveren waarin ds. Scholte heeft gepreekt bestaat niet meer, maar is in deze eeuw op dezelfde plaats door een nieuwe vervangen. Die van Genderen heeft, zoals verschillende kerken in het land van Heusden, zwaar geleden onder het oorlogsgeweld aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, en is ook praktisch geheel vernieuwd.

Beide gemeenten hadden (cn hebben) ook een eigen kerkeraad. De kerkeraad van Genderen werd steeds gevormd door gemeenteleden uit die plaats, terwijl uiteraard de kerkeraad van Doeveren bestond uit inwoners van Doeveren. Omdat Doeveren klein was bleek het in de regel niet eenvoudig ambtsdragers te vinden. In de regel herkoos de kerkeraad, die zichzelf aanvulde, de zittende ouderlingen en diakenen.

Ook vóór de komst van Scholte gaf dat weieens problemen. Maar in 1834 zette Scholte twee mannen uit Genderen op de nominatie om respectievelijk ouderling en diaken te worden in Doeveren. Hij motiveerde dat door lakoniek te verklaren dat er in Doeveren „geen stof" voorhanden was. Hij bedoelde dat er in die gemeente geen mensen gevonden werden die capabel waren om het ambt te bekleden. Het behoeft nauwelijks te worden vermeld dat dit bij de inwoners van Doeveren niet in goede aarde viel... Temeer omdat zij van mening waren dat er nu juist wel potentiële ambtsdragers te vinden waren, maar deze voldeden blijkbaar niet aan de eisen die Scholte stelde.

De Gezangenkwestie

In 1806 werd de bundel „Evangelische Gezangen" in de Hervormde Kerk ingevoerd. Beter is het te zeggen: aan de Hervormde Kerk opedrongen. Want de meerderheid van het kerkvolk zat echt niet op de gezangen te wachten. Toen dan ook vanaf 1807 het zingen van één gezang per dienst verplicht werd gesteld gaf dat hier en daar aanleiding tot moeilijkheden. Die moeilijkheden werden echter in de meeste gevallen veroorzaakt door gemeenteleden die weigerden de gezangen mee te zingen of tijdens het zingen van hun afkeuring blijk gaven. De predikanten legden over het algemeen het hoofd in de schoot en gaven één gezang per dienst op.

Het is, tussen haakjes, een merkwaardig feit dat de „gezangenkwestie" in de Hervormde Kerk eigenlijk van later datum is.

Eén van de kenmerken van een Gereformeerde Bondsgemeente is het niet zingen van de gezangen. Maar in de tijd toen de gezangen werden ingevoerd was dit nog geen criterium. Alle predikanten, ook de meest rechtse, gaven een gezang op, zij het ook dat ze zorgvuldig selecteerden.

Ook in de gemeenten Genderen en Doeveren werden de gezangen gezongen toen Scholte daar als predikant kwam. En ook Scholte liet aanvankelijk elke dienst één gezang zingen. Maar reeds binnen een jaar hield hij ermee op. Hij motiveerde dat in een brief aan Hendrik de Cock als volgt:

„De gezangen heb ik afgeschaft; en gedurig, vooral in de catechismuspredikatiën, heb ik de gewoonte om derzelver leugens in tegenstrijdigheid met de waarheid aan te tonen. De aanleiding tot de geheele afschaffing is deze: in het begin liet ik nu en dan een vers zingen uit de enkele die niet met de waarheid strijden.

Nu werd ik echter op aanhitsing van een uitwendig rechtzinnig predikant uit de ring door de Secretaris van het Classicaal Bestuur, eerst per briefje en daarna mondeling, erover aangesproken, welke mij in naam van het Bestuur wilde dringen om telkens gezangen te laten zingen. Ik vroeg nu eene wet en die was niet te vinden. Ik heb toen gezegd dat ik zulk eene wet verlangde, welke ik dan van den predikstoel zou voorlezen en er mijn gevoelen over zeggen, doch dat ik nooit anders als volstrekt gedwongen altijd gezangen, en nimmer al de gezangen zou laten zingen".

De twee hoofdbezwaren van Scholte tegen de gezangen waren dat de gezangenbundel „een samenraapsel was waarin alles voor allerlei zangers gevonden wordt behalve voor gereformeerden" èn dat de bundel met dw T ang van bovenaf aan de gemeenten was opgelegd.

Een aardig voorval vermeldt Scholte zelf in de genoemde brief aan De Cock:

„Op eene Zondagmiddag, even voor ik na de kerk zou gaan, kwam een diaken mij zeggen dat er in de kerk een vreemden predikant zat, ik vermoedde dadelijk dat het een vijand was, dewijl hij niet bij mij aan huis was gekomen. Ik had op het briefje van den voorzanger het 2de vers van Gezang 93. Ik moest prediken over den llden Zondag. Toen ik in de kerk kwam kende ik den predikant, het was één mijner examinatoren, lid der Zuid Hollandsche Synode. Ik liet toen in de plaats van het voornoemde vers in het midden, vooraf zingen het eerste en het laatste vers van het gezang Houdt Christus Zijne Kerk in stand, enz. Onder het voorlezen en zingen kreeg mijnheer allerlei kleuren (...) en de dominé had zóveel dat hij na de preek zonder groeten uit de kerk zich wegpakte en wegreed".

Nog meer conflictstof

Na anderhalve eeuw mogen we misschien een beetje gniffelen over de gevatheid waarmee de nog zo jonge Scholte optrad tegen 'n collega die kwam om als spion te fungeren.

Toch werpt dat wel enig licht op zijn wijze van handelen. Zonder de man gezien te hebben had hij reeds geconstateerd dat het „een vijand" moest zijn. En toen hij hem herkende werd hij niet geremd door het feit dat het een oudere collega betrof die bovendien zijn examinator was geweest, maar zette hij hem voor de hele gemeente aan de schandpaal. Zo behandelt men een tegenstander niet, zeker niet in de Kerk, ook al komt deze dan met verkeerde bedoelingen.

Dit beeld past helemaal in het karakter van Scholte, die .primair reageerde en gauw klaar was met het oordeel over anderen, ook over rechtzinnige collega's. We zullen daar later nog wel staaltjes van vernemen.

Voorlopig is het genoeg te weten dat hij, ook weer in een brief aan De Cock, zijn ringcollega's, onder wie de Godzalige en algemeen geachte ds. Moorrees te Wijk, bestempelde als „groffer en fijner leugenaars". Hij ontzag zich zelfs niet om dat ook openlijk van de kansel te zeggen. Natuurlijk werd dat overgebriefd en voor de Classis Heusden werd dat de aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de gedragingen van Scholte.

Zo heeft Scholte reeds in zijn eigen gemeente aanleiding gegeven dat er maatregelen tegen hem genomen zouden worden.

Het conflict werd echter verhaast door zijn reis naar het hoge noorden. Wat daar gebeurde hopen we de volgende keer te zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Afscheiding in het land van Heusden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's