KLESNE KRONIEK
GELOOF EN TWIJFEL (1)
In dit en het volgende nummer neem ik in z'n geheel een uitvoerig artikel over van dr. B. W. Steenbeek uit Nijega, dat ik las in het Hervormd Weekblad (orgaan van de Confessionele Vereniging) van 15 juli jl.:
Over geloof cn twijfel willen we het hebben. Allereerst over de twijfel. En niet zo'n beetje over de twijfel om verschrikt en haastig bij het geloof uit te komen. Nee, het zal bij uitstek en volhardend over de twijfel gaan. Het opschrift had ook kunnen zijn: „Over de twijfel", of „wat is twijfel eigenlijk? ", of „Wat doen we tegen de twijfel? ", of „is de twijfel te overwinnen? "
Toch werd het „Geloof en twijfel" om daarmee aan te duiden, dat de twijfel er is dankzij het geloof. Geloof en twijfel zijn tweelingbroeders. Calvijn zegt ergens, dat waar het vuur van het geloof is, de rook van de twijfel is. Als er geen geloof is, is er geen twijfel. De twijfel houdt op, als het geloof ophoudt. Dat geldt naar beide kanten. Als het geloof aanschouwen wordt, of als het puur ongeloof wordt, eindigt de twijfel. Hoewel, als de discipelen de Opgestane Heere zien, staat er, dat sommigen twijfelden.
En het pure ongeloof, is dat er? De ongelovige zal tóch wel eens bij zich de gedachte voelen opkomen: „Als het nu toch eens waar was? " Zou een atheïst niet momenten kennen, dat zijn atheïsme het moeilijk heeft? Geloof en twijfel horen bij elkaar. Wij willen geloven en wij twijfelen toch zo vaak, of geregeld, of zo nu en dan in hevige aanvallen.
Of twijfelen we nooit? Gelukkig degene die niet twijfelt. Eigenlijk moet die nu niet verder lezen. Hij kan beter andere lectuur ter hand nemen of een lied gaan zingen. Zo iemand moet op huisbezoek gaan om de medegelovigen tot een steun te zijn. De Heere heeft hem, haar een groot talent gegeven. Dat hij, dat zij het: niet in de grond stoppel
Maar hoevelen twijfelen niet? De beroemde oude schrijver Wilhelmus a Brakel schrijft omstreeks 1700 in het vijftigste hoofdstuk van de Redelijke Godsdienst: „De bestrijdinge tot Atheïsterije is een gemeender (veel meer voorkomende) quellinge als men wel denkt bysonder in degene die schrander van verstandt zijn. In vele leyt het verborgen, soo dat se niet veel troost en vrede uyt het geloove scheppen. Andere merken het wel, maer verbergen het om dat se meenen, dat niemant van die grouwelijkheyt weet cn dat eyder om die boose gedachten haer soude versmaden. Somtijdts komt het maer schielijk invallen". „Is er wel een Godt? Is er wel een Hemel ofte Helle? Is mijne Ziele wel onsterfelijk? Is 't niet alles maer een phantasie en inbeeldinge? " „Sommige slacn deze invallende gedachten terstond af sonder veel schade. Andere beginnen daar op te malen waer door de Atheisterije vermeerdert, dieper wortel schiet etc."
Ja, hoevelen twijfelen niet? En in hoevele graden is niet te twijfelen? cn hoe wordt de twijfel niet gevoed? Van allerlei kanten kan ze een mens bespringen. Zou het wel waar zijn?
Daar is de totale twijfel. Zou er wel een God zijn? Och dat misschien wel. Maar een God die naar ons omziet? Een miljard Chinezen zijn er en over tachtig jaar zijn ze allen verbrand of is hun graf reeds geruimd. Is de mensheid niet een schimmelwoekering op de aardkorst, een exceem, een langdurige vliegenplaag? Een romanfiguur bij Dowstojewski sprak er reeds een eeuw geleden zo over. Zou er wel een God zijn? Is het niet allemaal toeval? Wat is het doel, de zin van alles? Is het niet een groot raadsel? Wat weten we? Reeds in de zeventiende eeuw was het de lijfspreuk van Montaigne. Daar verschiet een ster, een planeet of zon groter dan de onze. Als een vuurstreep verdwijnt hij zwijgend in het heelal. „De eeuwige stilte van deze eindeloze ruimte verplettert mij", zei Montaignes vrome tijdgenoot Pascal.
Zou er wel een God zijn? Is het niet allemaal onzeker geworden. Neem de schepping nu eens. Calvijn dacht, dat de aarde 6000 jaar geleden in 6 dagen geschapen werd met alles er op en er aan. En nu? ! Nu blijkt de ontwikkeling van de mens tot de mens van nu, tot Abraham cn mij, volgens de geleerden al een tijdvak van miljoenen jaren te beslaan. In alle schoolboeken zijn de tabellen en perioden van dc geschiedenis van deze planeet aarde te vinden. De indelingen schijnen in grote lijnen vast te liggen. Op een miljoen jaar meer of minder kijkt men daarbij niet.
Zou er wel een God zijn? Langs hoeveel kanten kan de twijfel niet opkomen? Juist in onze tijd nu de kennis van de mens zo toeneemt, nu onze blik zo verwijdt door televisie cn telescoop, dat de einden gezien worden (beide woorden zijn afgeleid van het griekse woord telos dat einde betekent).
En wat zien we? Zien we iets onmiskenbaars van God?
Zou er wel een God zijn? Als we op onze ogen. op het verstand, op de wetenschap afgaan: Hoe onzeker wordt alles! Wat blijft er over? De wetenschap is een ontdekkingstocht. Maar duidelijke sporen van Gods er zijn die vindt ze niet. Ze zoekt er zelfs niet naar.
Zou er wel een God zijn? „De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed: Er is geen God. Zij doven het licht der rede". Maar is dat wel waar? Is juist de rede niet de grote uitdover van het geloof? Wat wordt met die rede daar in de bijbel bedoeld? Heeft Luther niet meer gelijk, die de rede meermalen beschimpt en verlaagt tot een hoer die met het ongeloof omslaat. Moeten we niet langs die andere weg van hart en gevoel tot zekerheid komen? Het hart heeft immers zijn redenen die het verstand niet kent (Pascal). Het gevoel heeft een beleven, waar de rede geen weg mee weet.
Maar ook als wij langs de weg van hart en gevoel gaan opereren wordt het niet beter. „Ik voel dat er wat moet zijn". „Ik voel me totaal afhankelijk van iets hoogs". Maar wat is dat gevoel? En wat is dat wat er zijn moet? Is het niet een wensdroom. Is God niet de schepping van de eenzame innerlijk verwarde aan het bestaan lijdende mens. Na Kopernicus en Darwin die de wereld buiten ons op hun kop zetten is Freud gekomen met in zijn voetspoor Marx en zij hebben een donkere waarheid over het innerlijk onthuld.
Maar niet alleen zo is de twijfel er. Niet op deze wijde vlakten van tijd en ruimte stapt ze vorsend en niets vindend rond, niet in de diepten van de menselijke ziel speurt ze rond om slechts laatste leegten te vinden.
Nee, er is nog een andersoortige twijfel. Die twijfel is dichterbij? Ze komt de achterdeur van ons geestelijk huis binnen. Ze vraagt daar: „Zou het christelijk geloof wel waar zijn? Zou Gods Woord wel waar zijn? Ook deze twijfel overvalt ons op allerlei momenten. Daar is een duistere plaats in de bijbel, een wraakpsalm, een vreselijk oordeel Gods over Israëls vijanden, het verslag van primitief mensengedoe uit de oertijd. Zou de bijbel wel waar zijn? Wat moeten we ervan geloven? Wat telt en wat telt niet? Mogen we er gradaties in aanbrengen? Hoe is het Gods Woord? Is het Gods Woord, of wordt het Gods Woord zo gauw het ons treft en raakt. De ceremoniële wet heeft afgedaan. Schaduwendienst is het voor ons geworden. Maar voor de Jood ligt dat anders. En het begin van de bijbel Genesis 1 tot en met 11 is dat een dichterlijke geschiedsschrijving. Is er niet veel aankleding, veel verpakking en omhulsel, wat niet wezenlijk is?
Gaat het om de Geest, niet om de letter? Maarwat is Geest en wat is letter? Wat blijft er van de objectieve heilsfeitelijke, concrete waarheid en werkelijkheid van de bijbelse boodschap over? Brokkelt die waarheid niet voortdurend af. Verdwijnen niet al maar stukken van de oude zekerheid in de zee van het ongewisse. Is het laatste wat overblijft niet het gebod goed mens te zijn, liefde tot de naaste te betrachten?
En verder. Zou dat oude boek het nu bevatten? Er zijn andere vrome godsdienstige geschriften. De Koran is helderder. En met hoeveel overgave lezen de Mohammedanen er niet in. De geschriften van de Boeddisten bevatten diepzinnige beschouwingen over de zin van het leven. Voor velen in het Westen gaat er grote zuigkracht van uit.
En als je dan wetenschappelijke verklaringen van en commentaren op de bijbelboeken uit de bibliotheek haalt, dan kan er ontsteltenis zijn. Wat is nu echt en waar? En wat is dan nog dat waar zijn? Hoe is de bijbel ontstaan? Waar komt hij vandaan? Is de wordingsgeschiedenis niet uitermate grillig en onzeker en puur menselijk? Ja, wat een verschillende opvattingen over de bijbel. Maar wat een strijd ook over geloof en kerk. Wat een verwarring in de christenheid. Wat een stromingen naast, door en tegen elkaar. De tweede bladzijde van het Fries Dagblad, Reformatorisch Dagblad, Trouw en de Leeuwarder Courant, die het kerknieuws bevatten, kunnen bestaan, denk je wel eens, dankzij het geharrewar en gekrakeel in kerk en theologie.
Twijfel vanwege de kerk en dc christenheid zoals ze verschijnen. Twijfel ook vanwege het zo gemakkelijk zonder God, geloof en kerk kunnen leven rondom ons heen. Hoe vanzelfsprekend is het ongeloof geworden. Wat een normaal verschijnsel is iemand die nergens aan doet. Hoe diep en hoe breed is de ontchristelijking in onze samenleving doorgedrongen. Het ongeloof bezit in Europa zo langzamerhand ook al een traditie die genera-
ties omspant.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's