Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staan in één geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staan in één geest

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed strijdende door het geloof des Evangelies. En dat gij in geen ding verschrikt wordt van degenen die tegenstaan; hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs, maar u der zaligheid en dat van God. Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden. Dezelfde strijd hebben, hoedanige gij in mij gezien hebt en nu in mij hoort". Filippensen 1 : 27—30.

waardig het Evangelie

Het woord met „waardig" vertaald gebruikt de apostel ook op andere plaatsen in het Nieuwe Testament. We lezen in Efeze 4, 1: „Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in de Heere, dat gij wandelt waardiglijk der roeping, met welke gij geroepen zijt". En in Kol. 1, 10 is het ook „opdat gij moogt wandelen waardiglijk den Heere... Tenslotte in 1 Thess. 2, 12 schrijft hij „dat gij zoudt wandelen, waardiglijk God Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid".

Waardig. Letterlijk: in overeenstemming met. Waardiglijk het Evangelie. Hij bedoelt: bij de gave van het Evangelie hoort een passende levenswandel. Tussen het Evangelie en de levenswandel hoort een zeker evenwicht te zijn (A. F. J. Klijn). Dat hoort niet alleen zo te zijn, maar dat is een eis. Daarop wijst dat woordje „alleenlijk". Dc Heere eist dat de wandel van de Zijnen klopt met het ontvangen Evangelie. Het Evangelie stelt zijn verplichtingen, heeft zijn konsekwenties. Het Evangelie veroordeelt elk gedrag, elke levenswandel die niet in overeenstemming is met het getuigenis van dat Evangelie. Het Evangelie wil het leven van de ontvanger herscheppen, vernieuwen. In de drie hierboven geciteerde teksten wordt ook steeds het woord , wandelen' gebruikt. Het Evangelie van Christus werkt in op de levenswandel, het laat je leven niet onberoerd, het doet ons een andere gang gaan en een andere weg bewandelen. Ja, tot vier keer toe worden de gelovigen tot zulk een wandel in overeenstemming met het Evangelie opgeroepen!

Opmerkelijk is dat Paulus hier voor „wandelen" een ander werkwoord gebruikt dan in de boven geciteerde drie teksten. Het is hetzelfde woord dat hij straks in 3, 20 zal gebruiken: „Onze wandel is in de hemelen". Burgerschap, betekent dat eigenlijk. Hier gebruikt Paulus de werkwoordsvorm daarvan. Wandelen = leven als een burger. Hij bedoelt dat niet in maatschappelijke zin. Veeleer in geestelijke zin. Gelovigen zijn burgers van het Godsrijk geworden langs de weg van wedergeboorte, geboorte van Boven af.. Samen vormen ze een stad, een rijk. En zó hebben ze nu ook te leven. Hun levenswandel dient met elkaar de uitdrukking te zijn van dat hemelse burgerschap. En hier wordt dat dan toegepast op de gezamenlijke strijd. Burgers van een stad of rijk kennen tijden dat er gestreden moet worden tegen oprukkende vijanden. Welnu, dat is in geestelijke zin ook zo. Paulus roept ze op tot een leven als burgers van het rijk Gods, zoals het Evangelie dat eist, om zo gezamenlijk één front te maken tegen de geestelijke vijanden die het rijk bedreigen. „Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie^hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies".

Wandelt als een burger van het rijk Gods! Een bevel dat steeds van kracht blijft. De wandel mag nooit anders zijn dan in overeenstemming met het Evangelie. En dat wil de apostel graag van hen horen. Hetzij hij persoonlijk tot hen komen mag. Hetzij hij

dat goede gerucht over hen vernemen mag.

Welk goed gerucht? Wel, „dat gij staat in één geest, met één ziel tezamen strijdende voor het geloof aan het Evangelie" (vertaling van Greijdanis). De burgers van het éne rijk mogen niet onderling verdeeld zijn. Samen sterk dienen ze te zijn. Door allereerst te staan! Dat woord wijst op vast staan, onwrikbaar staan. Zich niet bevreesd laten maken door de vijand. Zich niet weg laten jagen. En dat staan zal dienen te geschieden in één geest en met één ziel, samen strijdende voor het geloof aan het Evangelie. Eenheid in gezindheid, in bedoelen, in overleggen, in beschouwen, in bezieling, in streven. Volgens Greijdanus bedoelt Paulus niet te suggereren dat er in de gemeente van Filippi .onderling onenigheid zou zijn en dat er over de geloofswaarheid verschillend zou worden gedacht. Maar hij bedoelt veelmeer dat niet ieder zijn eigen wil en zijn eigen zin moet doen, dat niet ieder het eigene mag bedoelen en zoeken, hoog denkend van zichzelf. Men moet als één geheel samen opgaan in de Heere Christus en in wat van Hem is. De apostel dringt aan op onderlinge eenheid en op het zich bij elkaar aansluiten van de gelovigen.

Is dat niet een apostolisch vermaan dat we ons heden nog hebben aan te trekken? Wat is er niet een gescheurdheid, een gescheiden optrekken? Een zoeken van eigen gelijk, een doen van eigen zin. Steekt er soms niet heimelijk achter een zichzelf aanprijzen, najagen van eigen hoogheid en grootheid, 'n Degelijker, rechtzinniger willen zijn dan anderen. In de wereld wil men door fusies de krachten en de gelden samenbundelen. Men weet het maar al te goed: eenheid maakt macht.. In de kerk, onder ons, lijkt men te denken: ieder doe wat goed is in eigen oog. Niet samen, maar apart. Niet in één geest strijdende, maar strijdende tegen elkaar. Niet gezamenlijk staan in deze barre tijd tegen de machten van nihilisme en atheïsme, maar ieder voor zich staan tegen hen die op de grondslag van hetzelfde belijden willen staan. Laten we het apostolisch woord horen en bewaren en doen! Anders geldt ook ons: het zal zijn dat ze geen dageraad hebben.

in geen ding verschrikt

„En dat gij in geen ding verschrikt wordt van degenen die tegenstaan; hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs, maar u der zaligheid en dat van God".

Uit het woord voor „tegenstanders" blijkt dat Paulus niet aan mensen denkt binnen de gemeente die in de leer zouden afwijken, maar aan mensen die niets van Christus wilden weten. Tegenstanders, dwarsliggers. In het woord zelf steekt een stuk vijandigheid. Ze brengen de gemeente Gods in het nauw. Zijn er op uit haar uit te roeien, te elimineren. Zetten zich in de gemeente haar geloof te ontfutselen, haar grondslag w r eg te slaan. Tegenstanders. Welnu, die tegenstand hoeft de gemeente niet te verschrikken. Want het is de tegenstanders alleen maar tot verderf. In die tegenstand mag de gemeente Gods een bewijs zien dat hun vijanden aan 't verderf liggen onderworpen. Maar in eigen strijd mag men een bewijs bezitten van de

zaligheid. Het gaat hier maar niet om een dogmatisch geschil, een theologische leergeschil. Maar in geding is de totale vijandschap tegen het Evangelie, tegen Christus. Wie dat doet, die komt voor eeuwig om, die raakt in het verderf. Wie echter aan Gods kant door genade mag staan, mag delen in de verlossing, de bevrijding, de zaligheid. God kroont met vrede het einde van Zijn knechten. En dat van God staat er dan nog. Bedoeld is: die zaligheid, dat in één geest strijden, die onderlinge eenheid van geest en ziel, dat alles is pure genade, geschenk van God en niet de eigen verdienste der gelovigen. Hoezeer het waar is dat ze worden aangespoord, toch is er geen sprake van eigen prestatie maar van geschenk. En dat van God!

uit genade gegeven „Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, denzelfde strijd hebbende hoedanigen gij in mij gezien hebt en nu in mij hoort".

Het strijden en lijden voor Christus is genadegave Gods. Dus ook wat de gelovigen om Christus' wil wordt aangedaan in lijden, in laster, in smaad, óók dat is genade. Het is niet alleen genade om in Christus te mogen geloven. Het is evenzeer genade om voor Hem te mogen lijden. Ook lijden is een geschenk. U is dat uit genade gegeven. Niet alle gelovigen valt de genade van het lijden te beurt. Wonderlijke regel in het Woord, vindt u niet.? Wij hebben de neiging te vinden dat Christenen die lijden het slecht getroffen hebben of op een verkéerde plaats in de wereld wonen. Wij die geen direct lijden om Christus' wil kennen zouden het veel beter getroffen hebben. Nee, zegt dan de Schrift: lijden is genade, een gunstbewijs. Dat is troost in lijden. Paulus wil ze laten afzien van de mensen die hen tegenstaan en doen opzien tot God die hen uit genade deze weg geeft. Ze worden van Godswege bijzonder begunstigd. In dat lijden mogen ze Christus dienen en eren, voor Hem werkzaam zijn en voor Hem lijden. En daarin staan ze op één hoogte met de apostel zelf. Want hij staat in diezelfde strijd. Ook bij Paulus gaat het in alles wat hij doormaakt en zegt om Christus. Wat hem dan ook overkomt, zo hoorden we al eerder. Of hij nu mag blijven leven of dat het sterven wordt, het is hem steeds om Christus te doen.

U is uit genade gegeven in Hem te geloven en voor Hem te lijden. Laten we het niet vergeten: ook het geloven is uit genade gegeven. Zo wordt het verstaan nadat wc tot geloof in Christus mochten komen. De Bijbel gebruikt deze regel nergens als een drempel om mensen van Christus weg te houden, alleen om ieder te nodigen tot Christus te komen. Geloven is geen prestatie onzerzijds, maar werk Gods door de Heilige Geest. Het wordt u uit genade gegeven in Christus te geloven. Zomaar gegeven, zonder vereisten onzerzijds. En het wordt ook gegeven om voor Christus te lijden. Ook dat lijden heeft geen verdienste aan zich of in zich. Het maakt ons niet meer waard voor Christus. Het doet ons alleen vaster in Hem staan en uit Hem leven. Het geeft gelegenheid om uit te laten komen wie en wat Christus voor de Zijnen is en aan hen schenkt. Lijden mag zo strekken tot meer verheerlijking van Christus. In lijden moeten de gelovigen niet zien op wat hen wordt aangedaan door anderen, maar op wat hen daarin door Christus als voorrechten wordt geschonken.

W.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Staan in één geest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's