KLEINE KRONIEK
Maarten Luther 1483—1983
U zult al eerder dit jaar gelezen hebben dat het op 10 november a.s. 500 jaar geleden zal zijn dat Maarten Luther werd geboren. Er verschenen boeken aan hem gewijd. Kerkelijke bladen besteden aandacht aan zijn persoon en werk. Ook de enkele omroepen wijden programma's aan deze bekende Hervormer. De NCRV wijdt een serie radio-uitzendingen aan Luther. De teksten van deze uitzendingen zijn te vinden in het zojuist verschenen nummer van „Rondom het Woord", 25e jaargang nr. 3. Een belangrijk deel van dit nummer vormen de zes gesprekken met prof. dr. H. A. Oberman over allerlei aspecten van Luthers leven en werk. Uit één van deze zes gesprekken, die over „Luthertussen begin en einde" lichten we enkele uitvoerige fragmenten. We vinden ze van belang en lezenswaardig, ook met het óog op de herdenking van de Reformatie die dezer dagen weer mag plaats hebben.
Luther over het eind der tijden
We citeren uit het gesprek het volgende fragment:
„Luther had een apocalyptische visie op zijn tijd. Kunt u dat toelichten?
Prof. dr. H. A. Oberman: Luther zag zijn tijd als de laatste fase van de geschiedenis van de mensheid. Hij zag zijn tijd uit het perspectief van de Openbaring van Johannes, waarin gezegd wordt dat aan het eind der tijden, na 1000 jaar. God nog één keer de Duivel zal loslaten, die de gelovigen zal vervolgen, waarna het einde komt: de jongste dag. Dan volgt de grote reformatie: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Deze apocalyptische duiding van de geschiedenis is geen idee van Luther, evenmin alleen een verwachting van de gewone man in the street. Het is hoge theologie, ontleend aan Augustinus en Hiëronymus en geleerd in alle leerboeken en aan alle theologische faculteiten.
In de late middeleeuwen kwam de apocalyptiek ? : eer sterk op, want het leek erop dat al de tekenen, die Augustinus en Hiëronymus beschreven hebben en waar je op moest letten om de eindtijd te bepalen, ter herkennen waren in eigentijdse gebeurtenissen. Eén van de tekenen was: hoe staat het met het geloof.? Is de officiële kerk nog in staat het geloof te verkondigen of begint de officiële kerk zich daartegen te richten.? Augustinus heeft niet zeker geweten of de Duivel een tegenkerk zou gaan vormen of dat de Duivel binnen de kerk zou proberen om nog één keer de macht naar 7.ich toe te trekken. Maar Bernhard van Clairvaux (ca. 1090—1153) weet al zeker dat de Duivel in het centrum van de kerk zal binnendringen en daar de macht zal overnemen. Dat was dus een teken waarop men moest letten.
Op het moment dat de Paus niet meer bereid is naar het evangelie te luisteren, is dat voor Luther en zijn aanhangers een zeer duidelijk teken dat het eind der tijden gekomen is. Er is geen gerechtigheid meer, geen sociale gerechtigheid en geen geloofsgerechtigheid. Waar men het geloof wil verkondigen komt men in aanraking met de inquisitie. Luther zegt daarover: 'Als Christus vandaag zou terugkomen, zou Hij nooit door de mazen van het net van de inquisitie kunnen komen'. Dat is taal die in zijn tijd direct begrepen werd." Tot zover dit eerste citaat.
Luther over God en de duivel ^
In dit gesprek wordt prof. Oberman verder gevraagd naar Luthers visie op de duivel. We citeren weer:
„Even terug naar de apocaluyptiek. Hoe reëel is de gedachte aan de eindtijd voor Luther geweest?
De apocalyptiek speelt nauwelijks enige rol bij Calvijn, bij hem heb je het gevoel dat de reformatie een nieuw tijdperk inluidt: de moderne tijd. Niet bij Luther. Hij dacht in het eind der tijden te leven, waarin de Duivel nog één keer wordt losgelaten.
Dan komen we op de rol van de Duivel. In tegenstelling tot wat sommige auteurs gesteld hebben, is Luthers beeld van de Duivel helemaal geen ziekelijke voorstelling, die door een psychose ten gevolge van Luthers jeugd zou zijn veroorzaakt. In de middeleeuwen had men een heel reële voorstelling van de Duivel. Naar mijn mening zou het beeld van de Duivel bij Christenen van tegenwoordig heel wat reëler mogen worden, willen wij weer volledig Christenen worden. Ik wil dus niet zeggen: dat beeld van de Duivel stamt uit de middeleeuwen en is daarom niet interessant meer. Zeker, er is ook veel bijgeloof in het middeleeuwse beeld van de Duivel, daar heeft Luther vaak op gewezen en dat heeft hij ook belachelijk gemaakt. I> e voorstelling van de Duivel met bokspoten, alsof de Duivel zich zo gemakkelijk laat herkennen. Het gevaarlijke van de Duivel is juist dat je hem niet
herkent. En het allergevaarlijkste van de Duivel is dat hij in mij kruipt, in het beste wat ik heb. in mijn geweten, om mij aan te klagen.
De Duivel is de grote tegenspeler van God. Waar God een kerk bouwt, komt de Duivel om er 'n kapel naast te bouwen. Wanneer God begint in mij te werken en mij tot het geloof voert, komt de Duivel en zegt: je bent te weinig heilig om je een Christen te mogen noemen. Want de Duivel is een moralist. Bovendien kent de Duivel de Bijbel ook veel beter dan wij, zegt Luther, want hij is al tweeduizend jaar in het vak, dus hij kan de Bijbel zeer goed citeren. Luther gelooft daarom helemaal niet in het debatteren met behulp van bijbelcitaten. Je moet de Bijbel vanuit de centrale plaatsen uitleggen, vindt hij."
Einde citaat.
Over angst en aflaat
Naar aanleiding van het bovenstaande wordt aan prof. Oberman nog het volgende gevraagd:
„Kun je daarom Luthers theologie een theologie van de angst noemen, wanneer God en Duivel zo dicht bij elkaar staan?
Angst was een zeer belangrijke categorie in Luthers leven. En hij leefde ook in een angstige tijd. In die tijd was apocalyptiek niet de zaak van een paar groepen aan de rand van de maatschappij. Apocalyptiek betekende toen: je leeft in een tijd waarin het Godsrijk gaat naderen, een tijd van de laatste geboorteweeën. Dat betekent angst, dat betekent ellende. Er is geen gerechtigheid meer te vinden. Omdat hij een theologie tegen de angst predikt, spreekt hij zo veel mensen aan, want angst heerst in zijn tijd. Het is de angst voor de hel en voor het vagevuur, daarom gaan de mensen aflaten kopen.
Wat was een aflaat precies?
Een aflaat was een brief waarop stond: 'N.N. — dat kan ingevuld worden door de aflaatprediker — u krijgt hiermee bevrijding van de kerkelijke straffen'. Dat was de eenvoudigste vorm. Wat is een kerkelijke straf? U hebt berouw gevoeld en u bent gaan biechten, dan wordt u vrijgesproken door de priester en worden uw eeuwige straffen omgezet in tijdelijke straffen. Die tijdelijke straffen konden zijn: tien Ave Maria's, tien Onze Vaders of een pelgrimstocht naar Jeruzalem, Ook dat je mensen moet terugbetalen als je een diefstal hebt gepleegd.
Van die kerkelijke straffen kan de aflaat je bevrijden. Veel belangrijker voor Luther was de biechtbrief, want deze kun je kopen ook zonder dat je berouw voelt en zonder dat je ter biecht bent gegaan. Die kun je op je sterfbed aan de biechtvader laten zien. Dat geeft je recht om een eigen biechtvader te kiezen, wat ook het voordeel heeft dat je niet iemand hoeft te lezen die jou goed kent. Met zo'n brief kun je bovendien je ouders of je grootouders uit de hel halen.
Dat was een zeer gevaarlijke commercie die zo met het geloof werd bedreven, maar in de context waar wij nu over spreken, past het bij een theologie van de angst. Zo wordt de angst die je hebt voor jezelf of voor je ouders, ten gelde gemaakt. Daartegenin zegt Luther: „Het evangelie is een evangelie van vrolijkheid, van blijheid, ontspanning, daar moeten wij over praten". Luther heeft een geheel andere christelijke moraal dan die uit de stedelijke reformatie ons is overgeleverd. Wij zijn puriteinen geworden en daarom heel angstig.
Maar Luther verkondigt een bevrijding van de angst, want de Duivel wil dat we angstig zijn.
De kern van het geloof is, stelt Luther, dat wij geloofsverouwen hebben, dat wij weten dat ons eeuwig lot in de hand van Christus geborgen is. Met een psalmwoord: Wij zijn in de schaduw van de Allerhoogste. Dat is het christelijke geloof.
Zo bevrijd van je angst voor de hel ben je ook in staat om de ander te dienen. Nu ben je vrij om die goede werken te doen die vroeger uit angst gedaan werden. Nu komt de naaste in het zicht.
Nu kun je gaan letten op wat hij nodig heeft en je gebruikt hem niet meer in het kader van je eigen heilsangst."
Tot zover citaat.
Luthers scherpe uitlatingen
Wie Luther enigszins kent weet dat hij soms vrij scherp reageert. Ook daarover wordt aan prof. Oberman iets gevraagd. We citeren het volgende:
„Luther kan fel tekeergaan.
Dat hij zich zo ongelooflijk scherp tegen zijn medestanders uit, komt doordat hij naar zijn overtuiging in het laatste van de dagen leeft. Het evangelie wordt aangevallen door de Duivel en de Duivel probeert 't evangelie zo elitair te maken dat het de gewone man niet meer kan bereiken. Luther wilde de gewone man bereiken en als u mij toestaat deze parallel te trekken: Ik herinner me hoe, toen wij in het laatste jaar vóór de bevrijding stilletjes naar radio Oranje zaten te luisteren, de uit-
zending begon met: 'Wij krijgen ze wel, die nazihonden!'. Dat deed je goed. Dat kwam omdat wij leefden in de laatste fase van de strijd.
Aan de theologische faculteit te Leiden hoorde je: Ja, die Luther, dat was geen gentleman. Een typisch Leidse beoordehng van de reformatie.
Luther was inderdaad geen gentleman, dat was een luxe die hij zich in dienst van God niet kon permitteren. En er komt nog iets bij. Luther was Augustijner monnik. Erik Erikson heeft erop gewezen dat Luther zijn reformatorische ontdekking op de w.c. heeft gedaan, dat zou te maken hebben met een constipatie, die je psychosomatisch zou moeten duiden. Toen die verstopping was weggespoeld, kwam de grote reformatorische ontdekking. John Osborne heeft daar weer een theaterstuk van gemaakt. Luther heeft inderdaad zijn ontdekking op de 'cloaca' (w.c.) gedaan. Maar je kunt niet begrijpen wat dat betekent, wanneer je niet weet dat de middeleeuwse monniken hele duidelijke voorschriften hadden hoe lang ze op de 'cloaca' mochten zitten. Dat was een open latrine. Als zij daar langer zaten dan vijf minuten, zouden zij naar beneden getrokken worden door de Duivel, die in het drek van de 'cloaca' resideerde.
In de middeleeuwse kronieken wordt als een monnik is weggelopen gezegd, dat hij te lang op de 'cloaca' heeft gezeten. Daar in die latrine, in het drek, dat de Duivel aantrekt, zit hij. De Duivel roert in het drek en verspreidt drek. En waar je de Duivel mee moet behandelen, is ook drek.
Wanneer de Duivel Luther aanviel, deed hij zijn broek omlaag en toonde hem zijn gat. Dat wordt meestal weggelaten. Maar volgens Luther kan de Duivel geen wind verdragen. Met drek smijten is dus functioneel. Het beest bij de naam noemen. En daar ligt een groot verschil tussen Luther en Erasmus. Erasmus vindt Luther grof. Ook bij Calvijn vinden wij er niets meer van terug. De Nederlandse Calvinistische traditie zou er ook van huiveren. Maar Luther wil niet, zoals Erasmus, een reformatie krijgen door steeds meer scholen te stichten, om de mensen naar een hogere staat van weten te brengen en zo te verbeteren. Luther wil het volk rechtstreeks bereiken. Er is geen tijd om een paar honderd jaar scholen te stichten in de hoop dat wij de gevangenissen kunnen sluiten. Hij wil het gewone volk bereiken: ook daar zijn gelovigen die wachten op het Woord van God en die begrijpen het heel goed als ik mijn broek omlaag doe en zeg: 'Daar heb ik alleen maar wind voor over'." Einde citaat.
Betekenis van Luthers denken over de eindtijd
Tenslotte nog een kort fragment waarin naar Obermans visie gevraagd op Luthers betekenis wat betreft zijn denken over de eindtijd. Daarop antwoordt Oberman als volgt:
„Welke betekenis heeft Luthers denken over de eindtijd nog voor ons?
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat er geen echt christelijk geloof mogehjk is wanneer je niet met de eindtijd bewust rekening houdt. Ik beschouw het ook als een bewijs van de verzieking van de moderne theologie, dat er zo weinig meer gezegd wordt over wat wij technisch de eschatologie noemen, de leer van de laatste dingen. Ik hoor deze met meer in de verkondiging, ik zie deze niet meer in de theologische handboeken. In plaats daarvan een vage theologie van de hoop die nog iets te maken heeft met de politieke programma's in de wereld. Maar het is voor Luther volledig ondenkbaar dat je eerlijk het Onze Vader kunt bidden: Uw rijk kome, zonder dan ook echt te hopen en te verlangen dat dat nog in de eigen tijd zal zijn. Ik betrap me er zelf steeds op dat ik, aan Luther gemeten, op dit punt een lauwe Christen ben. Als ik dit gebed bid denk ik toch altijd: maar vandaag nog niet, volgend jaar evenmin en ik hoop dat mijn kinderen nog blijven leven. Door Luther word ik steeds weer geconfronteerd met de verwachting dat ik niet alleen nu onder de schaduw van de Allerhoogste ben, maar dat, wanneer deze schaduw eens er niet meer zal zijn, wij in het Rijk Gods zullen zijn bij het grote feest rond de troon van het Lam."
Tot zover een aantal citaten uit één van de zes zeer lezenswaardige gesprekken die de NCRVradio hield met prof. Oberman.
Wie belangstelling heeft gekregen het hele nummer van „Rondom het Woord" over Maarten Luther te lezen, kan het ook los bestellen bij het volgende adres: NCRV, prog. afd. godsdienst en samenleving, Postbus 121, 1200 JE Hilversum, tel. 035 - 719911, prijs ƒ 7, 50. Voor onze belangstellen-
de lezers zeer aan te tevele
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's