In den beginne
(13) „Rn God zeide: at de wateren overvloedig voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de ctarde, in het uitspansel des hemels!. . . Toen was het avoind gewleest, en het rvas morgen geweest, de vijfde dag." Genesis 1 : 20 —23.
Op de vijfde dag worden de eerste dieren geschapen. Als een verademing kan het soms gegeven zijn om onze blik op het dier te mogen richten, wanneer ons de mens in al zijn doen en laten en wanneer we ook onszelf te veel geworden zijn. Wanneer God oog geeft voor het dier in ons midden, kan dat een uiting van hoop betekenen, een woordeloze prediking voor de mens. De schepping van de vijfde dag laat ons de vissen en de vogels zien. Zoals de eerste en de vierde dag met elkaar verbonden zijn vanwege het licht, zo zijn ook de tweede en vijfde dag aan elkaar verwant. De tweede dag liet het uitspansel zien in de blauwe hemelkoepel boven ons. Toen was er die vaste en stevige wand, waardoor God de oerwateren en de chaos tegenhield, zodat we op aarde als onder een veilige stolp konden leven met de hemel boven ons en de aarde onder onze voeten. En God maakte scheiding door de oerwateren daarboven en hier beneden tegen te houden. En dat betekent dat voor de mens straks zijn gegeven plaats duidelijk is aangegeven: op de aarde! Daarboven, heel hoog, kan hij niet wonen en hier beneden, heel diep, ook niet.
Niet hoog in de lucht en niet diep in de zeeën, maar op het land zal de mens leven. Op de tweede dag heeft de Schepper grenzen gesteld en nu is er ruimte om te leven onder de wijde hemelstolp...
In het grensgebied nu, daarboven en hier beneden, gaat God de eerste levende wezens scheppen in de vissen beneden en de vogels boven. Wanneer de dieren op het land komen, dan is het de zesde dag en dat is de dag, waarop ook de mens geschapen wordt en leeft op het droge, het vaste land. Maar daarvóór zijn er dieren beneden ons en boven ons. Ook het grensgebied tegen de hemelkoepel aan en tegen de afgrond beneden ons is vol van leven. Ja, vol van leven is het om ons heen, tot aan de gestelde grenzen.
God zegt dat de wateren overvloedig zullen voortbrengen een gewemel van levende
zielen. Dat zijn natuurlijk, zo zeggen we dan, de vissen, de waterdieren. We horen echter letterlijk: evende zielen. Wanneer we horen bij de schepping van de mens: alzo werd de. mens tot een levende ziel" (Gen. 2:7), dan horen we ook van de dieren dat zij "levende zielen" worden genoemd. Dus dieren zijn levende zielen, en dat wil volgens het Hebreeuws met name zeggen: r is een adem, er is een levensadem in hen gegeven. Een levende ziel, dat is nu: l wat adem heeft... Voor het eerst horen we nu op de vijfde dag van levende wezens.
Tot nu toe was er de schepping van de levenloze dingen en van planten en gewas. Nu komen de dieren, waarin een levende ziel is (Gen. 1 : 30) en er is een gewemel van vissen in het water en een vlucht van vogels boven de aarde "in het uitspansel van de hemel". Letterlijk wordt er gesproken van "op het aangezicht van het uitspansel", dat is: egen de blauwe lucht aan, aan de binnenzijde daarvan, die naar de aarde is toegekeerd.
En God schiep de grote walvissen. . Voor het eerst na vers 1 horen we weer het kernwoord: scheppen. Nu bij dc komst van de vissen en dc vogels, bij het verschijnen van levende wezens in Gods schepping, nu wordt voor het eerst wat betreft de scheppingsdagen het woord „scheppen" gebruikt. Alleen God kan scheppen. Nu is er iets gekomen wat nooit eerder geweest is, wat werkelijk nieuw T is. Er is nu een levende ziel, een levend wezen, een adem, een hartslag, een wezen dat zich bewegen kan en dat gevoel kent, dat ogen heeft en oren, smaak en tastzin. Nu is er een levend wezen, dat zelfstandig leeft, en tegelijkertijd wat juist het leven betreft geheel afhankelijk is van de Schepper van hemel en aarde.
En God schiep de grote walvissen... Waarom worden deze alleen met name genoemd? Het woord voor w 7 alvis kan in het Hebreeuws ook betekenen: e grote oerdieren, de chaosmonsters. Tegen hen, zo luiden oude oosterse scheppingsverhalen, voert de Schepper strijd. De echo van deze strijd horen we naklinken in de Psalm: Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken. Gij hebt de koppen van de Leviathan verpletterd" (Psalm 74 : 13, 14). Méér nog hebben we hier te denken met Psalm 104 aan de schepping van de waterdieren, de kleine en de grote, zoals de walvissen, en in de zee „wandelen de schepen, en de Leviathan, die Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen" (Psalm 104 : 26). In Psalm 148 worden deze grote zeedieren ook opgeroepen hun Schepper te loven: Looft de HEERE van de aarde; gij walvissen en alle afgronden!" (Psalm 148 : 7).
Zo zijn geschapen de grote dieren der zee en ook alle levende wriemelende ziel, welke de wateren overvloedig voortbrengen, naar haar aard. Naar haar aard, en dat wil zeggen: de talloze soorten van vissen en zeedieren. de vele vormen en kleuren. Wie in een tropisch aquarium ziet de verborgen diepte van de zee, wie verwondert zich dan niet vanwege de scheppende hand van God daar beneden, daar onder aan de grens...
En God schiep ook alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. De vele soorten van vogels. Al wat vleugels heeft in een wereld van kleuren en tonen boven ons: de vogels in de vroege zomermorgen, die hun loflied de hemel tegemoet, zingen!
En God zag dat het goed was.
En God zegende ze... Hiermee ontmoeten we weer een nieuw woord in Genesis 1. Voor het eerst horen we nu van de zegen van God en dat is dus nadat levende wezens geschapen zijn. Bij de zegen van God denken we aan het einde van een kerkdienst, aan een bruidspaar, dat zegende handen op het hoofd voelt rusten. We denken aan de hogepriester in Israël, die de Naam op de kinderen Israëls legt, en dan zal de HEERE hen zegenen: DE HEERE zegene u en behoede u...
Wat is de zegen van God? Dat is het Woord uit Zijn mond, met kracht geladen.
Dat is het Woord van God, waarmee Hij bij Zijn schepping blijft. In Zijn zegen blijft Hij bij de levende wezens. Van de schepping tot aan de vijfde dag horen we niet dat deze gezegend wordt. Deze is om zo te zeggen gezegend.-Maar nu de dieren — waarin bestaat voor hen de zegen van God? God zegent hen, door te zeggen: V/eest vruchtbaar, en vermenigvuldigt. De zegen van God is hier het Woord, dat de kracht van de overvloed, van de rijkdom der schepping in zich draagt. De zegen van God is hier in de vruchtbaarheid van de levende wezens en deze vermenigvuldiging van de levende wezens is er door de voortdurende begeleiding van het Woord van de Schepper, dat het zegende Woord is.
Zo wil God Zijn schepping bewaren en in stand houden door dc vruchtbaarheid, door voortplanting en geboorte, door het geheim van het nieuwe leven uit de baarmoeder. Dit alles mogen we verstaan als de zegen van God over de dieren. God zegent hen in de woorden: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën, en het gevogelte vermenigvuldige op dc aarde! De zeeën en dc lucht — zij zullen vol worden en vol blijven door de gegeven zegen van God, zodat al wat adem heeft en al wat leeft, daar boven en hier beneden, de Heere love...
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag.
Welke verkondiging, zo vragen we nu, klinkt ons als mensen deze vijfde dag in de oren? Waarom zouden we als mensen zulke aandacht schenken aan de dieren in een uitleg van de Schrift, die toch tot de mens als een verkondiging klinkt? Heeft het betekenis voor de gemeente van Christus dat. we éénmaal per jaar, begin oktober, dierendag hebben? Het zal niet veel voor ons betekenen wanneer wij mensen slechts ons zelf in het centrum van de schepping zien staan en wanneer we overtuigd zijn dat alles in het leven uitsluitend gaat om het leven van de mens. In deze woorden uit Genesis wordt onze aandacht gevraagd voor de schepping van de dieren. Immers steeds wordt hier onze aandacht gevraagd voor het werk van de Schepper en de onmetelijke rijkdom van Zijn schepping. Niet alleen de mens, maar ook de dieren worden in het Schriftwoord levende zielen genoemd (zie Genesis 1 : 20 en 2 : 7). Israël heeft voor het bestaan van de dieren oog gehad, getuige de wetten ter bescherming van de dieren. Zo getuigt het Psalmwoord: Uw oordelen zijn een grote afgrond; HEERE! Gij behoudt mensen en beesten" (Psalm 36 : 7).
Een kind staat ook in de Schrift, dicht bij de dieren. Er was een kind — en het was een diepe en ernstige vraag — dat vroeg aan zijn ouders of zijn lievelingsbeest straks in de hemel zou komen, en zo niet, dan wilde het kind zelf daar ook niet zijn. Op deze oprechte kindervraag geeft de Schrift een ernstig antwoord. De Schrift getuigt dat straks in de nieuwe schepping de wolf met het lam verkeren zal, en de luipaard bij de geitebok neerliggen zal, en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te samen, en een klein jongske zal ze drijven (Jesaja 11 : 16).
Wat zegt ons daarmee de verkondiging, die tot ons uitgaat van de vijfde scheppingsdag? Het gaat hier, zo hebben we gezien, om de grensgebieden boven en beneden. En ook hier worden we als een kind op de armen genomen door de hemelse Vader en rondgeleid door Zijn schepping. Dan doet Hij ons omhoog zien naar de blauwe hemelkoepel. als de onderkant van de hemeloceaan. Zie, daarboven is een grens gesteld voor ons mensen op aarde. Daarna doet Hij ons naar beneden zien en we aanschouwen de bovenkant van de wereldzeeën, de blauwe oceaan van de aarde. Zie, daar beneden ons is een grens gesteld voor ons mensen op aarde. Boven ons en beneden ons is een grensgebied waar wij mensen niet kunnen leven.
We kunnen niet te hoog klimmen en ook niet te diep dalen. Wij horen werkelijk op de aarde. Daar is voor ons zuurstof cn licht en lucht en leven. Te hoog klimmen en te laag dalen betekent voor de mens het naderen tot een grens, die tegelijk zijn einde
betekent.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's