Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een verootmoedigende ervaring  voor de bruid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een verootmoedigende ervaring voor de bruid

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik sliel), maar mijn hart ipaakte: de stem mijns liefsten, die fe/opte, was: Doe mij open, mijne zusier, mijne vriendin, mijne duive. mijne volmaakte; want mijn hoofd is vervuld met dauw, mijne haarlokken met nachtdruppels. Ik heb mijnen rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken.' Ik heb mijne voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen? Mijn liefste trok zijne hand van het gat der deur, en mijn ingewand iverd ontroerd om zijnentwil.

Ik stond op om mijnen liefstie open te doen, en mijne handen dropen van mirre en mijne vingers van vloeiende mirre, op de handvatsels van het slot; Ik deed mijnen liefste open; maar mijn liefste was geweken, hy was doorgegaan mijne ziel ging uit vamvege zijn spreken; ik zocht hem, maar ik vond hem niet; ik riep hem, doch hij antwoordde mij niet. De wachters die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij, de wachters op de muren namen mijnen sluier van mij. Hooglied 5 : 2—7

1. Haar slaap

De bruid lag te slapen met een wakend hart. Die slaap was op zichzelf een weldaad en de bruid was er dan ook niet in te bestraffen dat zij niet klaarwakker was gebleven. Zo zagen we in de vorige meditatie. Maar nu wordt het anders. Want kijk, daar is de liefdevolle bezoeker, de bruidegom aan de deur. Dringend klinkt de klopper en vol liefde zijn stem. Hij staat daar buiten in de koude nacht terwijl zijn hoofd bedekt is met dauw en nachtdruppen. Wat heeft hij er veel voor over gehad om naar haar toe te komen en wat bergt zijn komst een rijke belofte in zich van het samenzijn in de liefde en het genieten van de ontmoeting.

We hebben gezien dat dit alles ook diepe zin heeft met het oog op de verhouding van de HEERE tot Zijn volk Israël en met het oog op Christus als de hemelse Bruidegom. Maar wanneer we vers 3 van ons hoofdstuk lezen na en naast vers 2, worden we getroffen door het contrast.

Een droeve tegenstelling tussen enerzijds vurige liefde en anderzijds beschamende lauwheid. Wat een futiele en ridicule 'motieven' voert zij aan om niet te behoeven opstaan, om lekker te kunnen blijven liggen in haar warme bed. Wat dan wèl inhoudt dat de bruidegom moet blijven buiten staan! Haar rok aantrekken? Haar voeten w'eer bezoedelen? Dat is toch geen moeite.? Dat mag toch geen naam hebben.? Terwijl Hij zó'n reis achter de rug heeft.?

Zo kan het gaan. Het is als ervaring herkenbaar. Je doet iets niet wat je in feite wel zou willen doen. En de redenen waarom je het niet doet, zijn van géén betekenis. Intussen kon de bruid later van haar ervaring leren. En wij ook. Deze gebeurtenis is voor ons een spiegel als het gaat om de omgang met elkaar. We beginnen dan in het huwelijk. Hoe kan de zelfzucht, het egoïsme de liefde overschaduwen. Zo vervuld van je eigen belangetjes en plannetjes, dat je niet ziet dat je de ander tekort doet en op het hart trapt en heel diep teleurstelt. En dan die weg ook nog voor je zelf goed praten en rechtvaardigen met nèt zulke ondeugdelijke argumenten als in vers 3 staan. Op dezelfde wijze zien we het ook gebeuren in het 'gezin' van de gemeente. 'Draagt elkanders lasten' en 'de liefde verdrc^agt alle dingen' zijn mooie teksten — maar o wat kruipen en sluipen we gemakkelijk onder die klem uit om ons weer te verschuilen en te verschansen in de bunker van het egoïsme; als ik het maar heb, als ik er maar kom, als ik maar gelijk krijg.

Het is helemaal erg wanneer we deze aannemen tegenover de HEERE. We zien dan 'de ongez!, onde kerkslaap'. De kerk die door de roepstemmen van de Heere héénslaapt, hoewel ze deze wel degelijk hoort en herkènt! Maar ze vindt het eenvoudig te lastig en te moeilijk om er gehoor aan te geven.

Ze houdt zich Hever horende doof en keert zich nog eens op een andere zij. De gemakzuchtige kerk onttrekt zich aan de klem en de kracht van de roeping van Christus. Bijvoorbeeld de roeping missionaire gemeente te zijn, zèndingskerk. Dat valt niet mee in de praktijk van het dagelijks leven. Het is gemakkelijker je mond te houden dan te belijden, het is eenvoudiger de meerderheid te volgen dan tegen de stroom op te roeien. Het is eenvoudiger je aan alle verantwoordelijkheid te onttrekken en 'met een boekje in een hoekje' te gaan zitten — dan in de wereld niet van de wereld te zijn. Christen in een opgroeiend gezin. Christen op school.

Christen in de fabriek, in de politiek, in de handel. In het ziekenhuis en op straat. Dat ; is de roeping van Christuswege in deze tijd!

Om nog eens iets te noemen: de roeping diakonale gemeente te zijn, dat wil zeggen de gemeente als barmhartige Samaritaan, als herberg, als toevluchtsoord, als opvangcentrum. Ik denk aan ongewenst zwangeren, drugsverslaafden, alcohohsten, homosexuelen. Ze hebben nodig een kerk die hen de wil van God aanwijst, zonder iets af te doen aan Gods recht. Maar ook een kerk die hen iets van Gods ontfermende hefde doet herkennen. Denk ook aan de eenzamen, de langdurig zieken, de bejaarden. En op groter afstand: de schare die in nóód is in andere werelddelen, kinderen die verhongeren, gezinnen die uiteengerukt worden door onderdrukking en geweld. In zo'n wereld dienen om Christus' wil. In zo'n wereld reflector zijn van Gods liefde. In zo'n wereld de herinnering oproepen aan dc liefde van Christus, Die Zich opofferde tot aan het kruishout.

Maar wat zegt de kerk in haar ongezonde kerkslaap.? 'Ik heb myn rok uitgetogen, hoe zdl ik hem weer aantrekken? Ik heb mijn vöieten gewast, hoie zail ik ze weer bezo, edelen.' Zo zijn we dan liever lui dan moe.

We hebben deel aan de 'verwenning' van onze huidige welvaartsmaatschappij. We zijn dodelijk benauwd voor lijden en spot, mogelijk zelfs verlies van al onze zekerheden die wij hadden opgebouwd door onze positie en ons huis en onze bankrekening, ons appeltje voor de dorst. En dat behoeft allemaal nog niet te betekenen dat er geen Hefde is tot de Heere! Maar het vuur van de hefde is een 'spaarbrander' geworden. De éérste liefde is verlaten, de spontaniteit is ver te zoeken. Daarom: als de HEERE klopt, kan Hij volgens de kerk in haar 'ongezonde kerkslaap' nog wel even wachten.

Wat Hij vandaag vraagt, kan morgen en overmorgen ook nog wel... Maar de HEERE kan ons duidelijk maken dat Hij daar toch anders over oordeelt. Zo zien we nu.

2. Haar schrik

De bruidegom is gekrenkt en diep teleurgesteld door de koele reaktie van de bruid. Maar zijn liefde blijft. Vandaar dat hij zijn hand even door de richel van de grendel naast de deurpost naar binnen steekt. Waarom hij dat doet zal ons straks nog blijken. Maar dan trekt hij z'n hand weer terug en... hij gaat weg. De bruid hoort nu zijn stem niet meer. Ze hoort het kloppen aan de deur niet meer, het wordt beklemmend stil. En dan is ze ineens klaar wakker, springt op uit haar bed en gaat naar de deur 'om haar liefste d\pen te doen'. Nu maakt ze twee verschillende gewaarwordingen door die beide haar sterk aangrijpen: als ze de grendel aanvat, dan ineens druipen haar handen van mirre. Nu begrijpen we waarom de bruidegom zoeven zijn hand naar binnen stak. In het Oosten was het niet ongebruikelijk een flaconnetje mirre mee te nemen als geschenk voor de geliefde. De bruidegom had het gebroken en over de grendel uitgegoten. Teer en kostbaar teken van zijn liefde. Maar als de bruid de deur dan opent, is hij er niet meer! 'Ik deed mijn liefste open, majar mijn liefste wcts geutehen, hij was doorgegaan.'

Dan bezwijkt ze haast. Enerzijds dat teken van zijn liefde, anderzijds het gemis van zijn persoon. Had ze nu maar eerder acht gegeven op zijn stem. Nu is het stil. O, sprak hij nu nog maar één keer een woord. Maar nu is het te laat: 'mijn ziel ging uit ixinwege zijn spreken — ik zocht hem, maar ik vond hem niet; ik riep hem, doch hij antwoordde mij niet.'

Grote schrik en ontstelenis zijn dus nu over de bruid gekomen. Haar ervaring is nu zo langzamerhand wel een nachtmerrie geworden... Enkele opmerkingen nu hierover, ook in het intermenselijk kader. Wij zijn tegenvallende mensen. Dat geldt ook in het huwelijk, maar trouwens in elk intermenselijk kontakt. We moeten als zondaars voor God van vergeving leven, maar zullen dan ook elkander moeten leren verdragen en de fouten vergeven. 'Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergepetn onze schuldenaren.' Dat houdt niet in dat je het elkaar niet mag laten blijken, dat de een de ander pijn gedaan heeft. We moeten de zaken niet toedekken, maar open houden en daarna bedekken, met 'de liefde die alle dingen bedekt. De bruidegom laat het de bruid voelen hoe ze hem diep teleurgesteld heeft, en wel door wèg te gaan. Maar tegelijkertijd wil hij haar overtuigen van zijn blijvende liefde door het teken van de mirre. Dat is getrouw met elkaar omgaan. Zó behoort het in een christelijk huwelijk. Zó behoort het in de christelijke gemeente. Zo ligt het ook in de verhouding tussen de HEERE en Zijn kerk.

De HEERE laat het ons merken wanneer we Hem na ontvangen genade en tegen beter weten in hebben gekrenkt. Dan trekt Hij Zich weieens van ons terug, zoals de zon die schuil gaat achter een wolk. Ik denk aan de tijd van de ballingschap toen het volk Israël eigenlijk achter de rug van God moest leven, in een donkere tijd van diepe crisis. Zo kan de kerk ook in Nederland opgeschrikt moeten worden door een zekere afstandelijkheid van de HEERE en door een terughoudendheid van de Geest. We zouden het er naar gemaakt hebben door onze 'ongezonde kerkslaap'!

Maar ook in het persoonlijk leven zijn er van die tijden dat we — zoals dan gezegd wordt — 'nergens bij kunnen komen'. De prediking, het gebed, zelfs de avondmaalsbediening, doen ons zo weinig, we blijven er zo onbewogen onder, we gevoelen zo weinig de nabijheid van de HEERE. En vanuit dat gemis moeten we dan ook roepen: 'ik zocht Hem mdctr ik vond Hem niet — ik riep Hem, doch Hij a\ntwoordde mij niet.' Dat is benauwd en benauwend. Maar de HEERE geeft tóch nog de tekenen van Zijn uitnemende liefde. Er is toch de Woordbediening. Er is toch de sacramentsbediening. Onze avondmaalsgang kan wel eens een duistere gang zijn, we kunnen daar zitten in zelfveroordeling omdat we door eigen schuld de nabijheid van de HEERE zijn kwijtgeraakt - maar wat worden die tekenen van brood en wijn dan vernederend en vertederend, wat moeten we daar dan onder wegzinken. Dat de HEERE nu Zijn trouw tegenover onze ontrouw stelt en dat Hij onze lauwe achteloosheid beantwoordt met Zijn tere liefde. Dan kleeft de mirre op onze vingers, dan ontvangen we vertroosting in ons verdriet. Maar daarmee hebben we de HEERE nog niet terug. Het is als met Petrus na de verloochening. Een reddende blik van de Heiland. Uitgaande weende hij bitterlijk. Later kwam het weer helemaal goed.

De HEERE is geen Iqnd Mn uiterste duisternis. In de nacht van de 'geestelijke verlatingen' wil Hij ondersteunen door Zijn beloften en tekenen. Dan zien we in: de Heere heeft mij verlaten, maar het is geen kwaadwillige verlating. Hij matigt Zijn kastijden gelijk een Vader doet. Hij straft ons wèl, maar naar onze zonden niet. En dan is er de belofte als mirre aan onze vingers: 'keer weder tot Mij, gij afkerige kinderen — en Ik zal uw afkeringen genezen'.

De HEERE lokt door Zijn liefde. Zo is het toch óók bij u en bij jou, die het hart nog niet aan de HEERE hebt gegeven. U die misschien nog hinkt op twee gedachten. Ziet u het niet en ruikt u het niet elke zondag weer, dat het kerkgebouw vervuld is met de mirregeur van Christus' liefde, wanneer daar plaatsvindt de bediening van de verzoening? ! Maar zo zal het niet blijven. Verhardt u niet, maar laat u leiden! Want we zien hier ook hoe de Heere Zich terugtrekken kan, hoe Hij Zich distantieert. In het tekstgedeelte een tijdelijke distantie. Dat is al erg genoeg voor de ziel die Hem bemint. Hoeveel te erger dan de eeuwige distantie! Dat is onzegbaar, een nacht van buitenste en ondoordringbare duisternis. Zoek toch de HEERE terwijl Hij te vinden is en roep Hem aan terwijl Hij nabij is.

3. Haar schande

Ze gaat de nachtelijke straten op. Ze dwaalt door de stad in een wanhopig zoeken naar de geliefde. En dan gaat het nèt zoals in die droom in hoofdstuk 3 — de wachters komen haar tegen, een patrouille van de stadspolitie. Maar dit keer behandelen ze haar heel wat minder welwillend. Ze slaan en verwonden haar. Nóg gaat ze door met haar speurtocht. Ze komt bij de muren van de stad. Maar de wachters op de muren nemen haar de sluier af. Dat houdt in dat ze haar voor een publieke vrouw aanzien die met oneerbare bedoelingen 's nachts door de stad zwalkt. Ze doet dat uit oprechte liefde, maar ze wordt verdacht van het tégendeel van oprechte liefde! Mag ik er voor het geestelijk leven slechts déze opmerking aan verbinden: Gods kind zondigt nooit goedkoop. Wat brengt ontrouw, geestelijke afdwaling en slordigheid toch een narigheid met zich mee. De ontrouwe kerk is in de wereld niet meer herkenbaar als de bruid van Christus, maar laadt de verdenking óp zich dat zij een publieke vrouw is, die als allemans-vriendin haar wettige Man verloochent. Een christenmens die zich doof houdt voor de roeping van Christus en lui en lauw op bed blijft liggen in plaats van aan deze roeping te beantwoorden — die is er oorzaak van dat de Naam van Christus om zijnentwil niet geprezen, maar eerder gelasterd wordt. Het licht wordt dan immers onder de korenmaat gezet. De buitenwacht zegt: is dat nu een christen? is dat nu de christelijke gemeente?

De verootmoedigende ervaring van de bruid maakt duidelijk dat de HEERE ons wijs kan maken door schade en schande heen! Maar het is beter dat die weg voor ons niet nodig is. Want dan gaat er meer van ons uit en dan wandelen we ook zelf meer in het licht, dan is ons leven meer tot eer van God en tot heil van de naaste. Zo roept dit tekstgedeelte ons er toe op om in voorzichtigheid en afhankelijkheid met de HEERE te wandelen. Of anders gezegd 'om voortaan met ons ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens God de HEERE te bewijzen, en voor het aangezicht Gods oprechtelijk te wandelen — insgelijks zonder enige geveinsdheid alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggende, een ernstig voornemen te hebben om van nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met onze naaste te leven.'

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een verootmoedigende ervaring  voor de bruid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's