Zelfvernietiging van Christus
, , Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was, Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn, maar heeft Zichzelf vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende en is de mensen gelijk geworden." Filippensen 2 : 5—7
Gestalte van God
De oproep tot ootmoed, nederigheid en eensgezindheid brengt de apostel er toe een onvergetelijke hymne te zingen tot eer van Hem die de ootmoed zelve was. Paulus verkondigt ons de diepte waartoe Christus boog. Minder dan over Christus' aardse armoede wordt hier gesproken over Zijn geestelijke armoede. „Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn, maar heeft Zichzelf vernietigd..."
Die in de gestaltenis Gods zijnde... Toen Christus werd geboren, was dat niet het begin van Zijn leven. Voor ons mensen is dat wel zo. Ons leven is begonnen toen we in de wieg werden gelegd. Althans vanaf die datum gaan voor ons de dagen en de jaren - tellen. Maar voor Christus geldt dat niet zo. Van Hem had Micha al geprofeteerd: wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid. En Johannes getuigt van Hem: In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En dat Woord is nu vlees geworden en heeft onder ons gewoond. En in het Hogepriesterlijk gebed bidt Jezus: „En nu, verheerlijkt Mij, Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U had eer de wereld was". Daarom getuigt de Kerk van deze Christus dat Hij is „God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God..." (Nicea).
Maar als Paulus hier zegt: „Die in de gestaltenis Gods zijnde..." dan bedoelt hij nog iets meer. Niet alleen dat de Heere Jezus de eeuwige Zoon van de Vader is. Maar ook dat Hij in de gestalte van God was. Dat woord „gestalte" wijst op de uiterlijke en zichtbare luister van het Goddelijk wezen. In die gestalte van God mocht de Zoon Zich bewegen en heeft Hij Zich ook
bewogen. Dat was de Hem eigen en de Hem toekomende wijze van zijn. Die gestalte kwam uit in Zijn aanbiddelijke heerlijkheid en Zijn oneindige majesteit. Zichtbaar God uit God, Licht uit Licht, Koning der koningen en Heere der heren. Zo ieetde Hij van eeuwigheid bij de Vader. Bekleed met al de heerlijkheid van God.
Gestalte wijst op het uiterlijk voorkomen. Als je soms voorname personen ziet, dan straalt hun voornaamheid je tegen uit hun gestalte. En dan zeggen we: wat een voorname, wat een glanzende gestalte. Zijn voornaamheid straalt je uit zijn gestalte tegemoet. Zo was het met Christus. Hij was in de gestalte van God. Zijn goddelijkheid straalde van Hem ai. Calvijn gebruikt dit beeld: de gestalte van de koning is zijn pracht en sierlijkheid die de koning aanduidt gelijk de scepter, de kroon, de koninklijke mantel, de rechterstoel en andere tekenen van het rijk. De gestalte van de raadsheer in het oude Rome was zijn toga, zijn opperkleed, de ivoren stoel. Zo was Christus voor de schepping der wereld in de gestalte van God.
En voordat Christus geboren werd, straalde soms iets van die goddelijke luister naar buiten. Ik denk aan het roepingsvisioen van Jesaja. We lezen daar dat zelfs de heilige cherubijnen hun aangezichten bedekken staande rond de troon en voortdurend roepen: Heilig, heilig, heilig is de Heere der heerscharen. De hele engelenmacht luistert naar Hem. Gehoorzaamt Hem op Zijn wenken. Zelfs de ganse schepping eert de Christus Gods. De Bijbel zegt: Hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, door Hem en tot Hem zijn ze alle geschapen. En in Openbaring 2 lezen we iets van de gestalte van Christus als Johannes Hem op Patmos ziet wandelen tussen de zeven kandelaren bekleed met een lang kleed tot de voeten en omgord aan de borsten met een gouden gordel en Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw en Zijn ogen gelijk een vlam vuurs en Zijn voeten waren blinkend koper gelijk en gloeiden als in een oven en Zijn stem als een stem van vele wateren. En als Johannes dan die goddelijke gestalte van Christus ziet, valt hij als dood aan Christus' voeten.
Welnu, daar moeten we aan denken als Paulus hier schrijft: die in de gestaltenis Gods zijnde. En deze goddelijke gestalte heeft Christus afgelegd, schrijft de apostel, en heeft Zichzelf vernietigd de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbende. Waarom? Waarom heeft Christus dat gedaan? Wat was daartoe Zijn beweegreden? Wel, Hij heeft dat gedaan omdat Hij het geen roof heeft geacht om Gode evengelijk te zijn.
geen roof geacht
Deze bekende regel is niet zo eenvoudig te begrijpen. Er zijn dan ook verschillende uitleggingen van gegeven. Er zijn uitleggers die zeggen: Christus heeft het niet als roof, als diefstal hoeven te zien om aan God gelijk te zijn. Want het was voor Hem geen roof, geen diefstal. Want Hij was immers uit God. En Zijn bekleed-zijn met eer en heerlijkheid was geen roof. Christus wordt dan gesteld tegenover Adam. Want Adam heeft dat wel geroofd, toen Hij at van de verboden vrucht. In dat eten lag het grijpen, het stelen van het aan God gelijk zijn. De duivel had immers gezegd: Gij zult als God zijn. En dat wilde Adam. En dat willen wij met hem. God gelijk zijn. God Zijn eer ontroven. God naar de kroon steken. Boven God staan. Vrij zijn. Los van God zijn. Op zichzelf is deze uitleg niet onjuist. Toch stelt hij niet helemaal tevreden.
„Roof" kan ook vertaald worden met: „een krampachtig vast te houden goed". Of „een zaak waar men begerig naar grijpt en aan vast houdt". U kunt denken aan een klein kind dat jarig is. Als oma of tante op bezoek komt, dan kijkt dat kind naar de handen van oma of ze een kadootje bij zich heeft en als ze dat bij zich heeft dan krijgt ze nauwelijks tijd om het te geven want dat kind graait het uit haar handen. Daar moet u aan denken als u hier het woordje „roof" leest. De Heere Jezus zou Zijn aan-Godgelijk-zijn terecht zo hebben kunnen bewaren. Hij mocht dat voor Zichzelf behouden, claimen. Er was niemand die Hem kon verplichten dat Gode even gelijk zijn neer te leggen en er afstand van te doen. Maar Hij heeft het Gode even gelijk zijn géén roof geacht. Dat wil zeggen niet krampachtig vastgehouden. Hij heeft juist die goddelijke grootheid en majesteit, waarin Hij vóór Zijn vleeswording schitterde, niet willen gebruiken alleen maar voor Zichzelf, om naar Zich toe te halen en om ze te gebruiken om Zijn eigen heerlijkheid te doen uitblinken en om met de goddelijke majesteit en heerlijkheid heel die zondige wereld te vernietigen. Dat heeft Hij niet gedaan. Hij heeft het Gode even gelijk zijn geen roof geacht. Laten we goed beseffen: Hij had dat wel mogen doen. Hij had op deze aarde kunnen komen in al Zijn goddelijke glans en majesteit om vernietigend en oordelend met die glans mens en wereld onder de voet te lopen. Om alle mensen onder Zijn majesteitelijke voeten te verpletteren. Om keizer Augustinus te onttronen. Koning Herodes af te zetten. De hele godsdienstige handel in Jeruzalem af te schaffen. En vervolgens Zijn Rijk te stichten zonder dat er ook maar één mens de mogelijkheid zou hebben in de weg van wedergeboorte en bekering een onderdaan van Hem te worden. Maar, o eeuwig ondoorgrondelijk wonder, Hij heeft dat niet gedaan. Hij is gekomen om der wereld het leven te geven. Om te redden en te zaligen
wat verloren ligt in Adam. Hij heeft het namelijk géén roof geacht Gode even gelijk te zijn. Hij die de glans had van het goddelijk wezen van voor de eeuwen der eeuwen, heeft al die glans en majesteit afgelegd.
Wat is dat in de zondige mensenwereld anders. Wat een misbruik hebben vorsten gemaakt van hun macht. Wat een misbruik maken ook vandaag machthebbers van hun positie door de zweep te leggen op de ruggen van armen en verdrukten. En wat wordt er ook binnen de kleine wereld waarin wij leven soms misbruik gemaakt van macht en positie. Paulus signaleert dat ook in de gemeente van Filippi. En hij vermaant ze: doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf. „Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was". Kijk eens naar uw grote Meester, wil Paulus zeggen. Hoe Hij Zijn goddelijke heerlijkheid heeft afgelegd. Van die allergrootste hoogte heeft Christus Zichzelf willen vernederen tot de mensheid. Tot die mensheid die in schuld en vloek voor God verloren lag om u daaruit te verlossen. Maar zo hoort het ook voor u mogelijk te zijn uzelf te vernederen tegenover elkaar. Laat dat gevoelen ook in u zijn, hetwelk ook, we mogen in dit verband zeggen, hetwelk zelfs in Christus Jezus was. Als nu Christus zo diep wilde buigen. Zichzelf zo diep wilde vernederen, zouden wij het dan nog moeilijk moeten vinden de ander boven onszelf te achten. Vrucht van Christus' vernedering is ootmoed, nederigheid. Juist onder de leden van het lichaam van Christus. Het Hoofd Christus legde al Zijn heerlijkheid af. En daarin gaan Zijn levende leden Zijn beeld en gelijkenis vertonen. Dat gevoelen zij in u hetwelk ook in Christus Jezus was.
Zichzelf vernietigd
We lezen: „Maar Hij heeft Zichzelf vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende". Vernietigd. Letterlijk: leeg gemaakt. Iets van z'n oorspronkelijke inhoud ontdoen. Iets bestaat dan nog wel, iemand is er dan nog wel, maar het of hij functioneert niet meer. Dus, als van de Heere Jezus wordt gezegd dat Hij Zichzelf vernietigd heeft, Zich ij del heeft gemaakt, dan wil dat zeggen: toen Hij geboren werd, heeft Hij Zich van iets ontdaan wat wezenlijk voor Hem was, wat helemaal bij Hem behoorde. En dat kan hier niet anders zijn dan Zijn goddelijke glans, majesteit. Christus heeft het goddelijk kleed van Zijn majesteit afgelegd. Ik las ergens dit sprekende beeld. Zoals in de oorlog een lid van een knokploeg bij zijn arrestatie door de SD alles uit zijn zakken moest halen en tenslotte zijn kleren uit moest doen om het gestreepte gevangenispak aan te doen, zo heeft de Zoon al de heerlijkheid van Zijn God-zijn afgelegd. Of zoals Luther het gezegd moet hebben: Hij heeft Zich begraven in het vlees. Al Zijn rijkdom en heerlijkheid heeft Hij vrijwillig prijsgegeven. Hij was het Woord, maar dan zonder spreken. Hij was een Vorst, maar dan zonder pracht. Hij die over alles te gebieden had, moest nu bevelen in ontvangst nemen. Want toen
Hij al die goddelijke heerlijkheid had afgelegd en Zijn goddelijk kleed had uitgetrokken, toen heeft Hij de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Toen heeft Hij ons gevangenispak aangetrokken. Dat betekent de zin: Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Gestalte wijst op het zichtbare van Zijn verschijning, van Zijn voorkomen. Hij liep over deze aarde als een dienstknecht. Die gestalte van de dienstknecht ziet maar niet op een jasje dat Hij aantrok, terwijl Hij, als Hij dat kleed bij wijze van spreken uittrok weer iemand anders was. Nee, in die gestalte van de dienstknecht heert Christus Zich op aarde bewogen, net zo goed als Hij tevoren was in de gestalte van God. Zo was Hij op aarde. Een dienstknecht, een slaaf. Hij heeft bevelen in ontvangst genomen. Een beeld: stel dat u op reis ergens in een restaurant een kop koffie drinkt en dat de serveerster die u de koffie brengt één van onze prinsessen blijkt te zijn of onze koningin. Dan zoudt u zeggen: dat past toch ook niet in de stijl van een Koninklijke Hoogheid? Welnu, nog oneindig dieper ging de vernedering van Hem die in de gestaltenis Gods was. Hij heeft Zichzelf vernietigd, de gestalte van een dienstknecht aangenomen en is de mensen gelijk geworden.
W. J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1983
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1983
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's