Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij kenterend getij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij kenterend getij

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rond zijn vijfenzestigste levensjaar heeft Professor doctor Hendrik Jonker een boek geschreven, waarin hij al wat hij eerder schreef tot één compositie wilde samenbrengen. Hij gaf het boek de titel mee Theologische praxis en voegde daaraan als ondertitel toe problemen, peilingen en perspektieven bij kenterend getij. Bijna vijfentwintig jaren lang is hij nu hoogleraar in de praktische theologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.

De schrijver liet mij zijn boek toekomen met de vraag er een bespreking aan te willen wijden in het Gereformeerd Weekblad. Wanneer ik in dankbaarheid en met vreugde op dit verzoek inga, weet ik mij daarbij zijn leerling. Ik was leerling van Professor Jonker in het midden van de zestiger jaren, maar ik moet bekennen, dat ik bij het lezen van Theologische praxis pas de ervaring heb gekend van het zitten aan zijn voeten. Als student — zo tracht ik de herinnering te verwoorden — was ik niet bijzonder door zijn college's gegrepen. Waarschijnlijk kwam dit, omdat er toen tussen ons te weinig distantie in geestelijke afkomst bestond. Toen ontmoette ik in hem niet zozeer , , de ander" en „het andere", waaraan een student in de godgeleerdheid werkelijke behoefte heeft, teneinde de van huis uit meegekregen traditie in een kritische konfrontatie zich ook echt eigen te maken. In die jaren vond ik in Professor Jonker de herkenning en het bekende ook en wanneer ik nu zijn boek lees begrijp ik dat nog beter: zijn Zwolse jeugdjaren doen, wat het kerkelijke leven betreft, sterk denken aan mijn Veluwse kinderjaren.

Maar nu is, na ongeveer twintig jaren, de konfrontatie toch gekomen. Deze kwam toen Professor Jonker als een van de opponenten bij mijn promotie de vraag stelde naar de plaats van de konkrete mens in de ontmoeting van de vreze Gods. Wanneer deze vreze vanuit een Woordtheologie — en dan met name zoals Kohlbrugge deze geleefd heeft — wil zijn verstaan, komt daar de praktische theoloog tussen met de vraag naar de Godvrezende als konkreet levende mens. Wat betekent theologie, zo vraagt hij, wanneer deze niet in het oog heeft de levende mens met zijn „duizend zorgen en duizend noden"? De hoogleraar in de praktische theologie komt heilzaam-storend binnen om aan het dogmatische betoog een eenvoudige maar beslissende vraag vanuit het leven toe te voegen-

Professor Jonker is niet alleen een praktisch theoloog en staat daarmee letterlijk tussen katheder en kansel, tussen het dogmatisch werkgezelschap en de catechisantengroep, maar hij is ook 'n praktisch theoloog.

Zijn verschijning straalt uit een praktisch ingestelde levenshouding. Dit brengt mee, dat hij met het oog op de fundamentele theologische bezinning steun zoekt bij anderen, die het strikt theologische ambacht beoefenen. Dit echter is geen schande — integendeel! Professor Jonker is geen wetenschapper in de vakmatige betekenis van het woord, maar dat ontsiert hem niet. Hij zelf is een levend voorbeeld van de noodzaak van de theologische broederschap, waarvoor hij in zijn boek een pleidooi voert. We hebben elkaar nodig. En één in dit gezelschap zal ononderbroken de veelkleurige werkelijkheid van het leven in de theologische bezinning betrekken. Het is in dit licht gezien dan ook geen bijkomende aardigheid wanneer de hoogleraar in de praktische theologie er een pleidooi voor voert dat predikanten regelmatig een kulturele reis maken. We proeven hier zijn ongerustheid vanwege een toenemende introvert levensgedrag onder de theologenschaar, dat benauwend is. De dienaar van het Goddelijke Woord heeft, juist krachtens zijn roeping als dienaar van dit Woord, midden in het veelkleurige en veelvormige leven te staan. Maar hoe zal hij dat kunnen als de dikwijls beschermde en ook enigszins wereldvreemde mens, die hij kan zijn?

De schrijver van Theologische praxis wil uitgaan van de fundamentele eenheid, die tussen orthodoxie en orthopraxie gegeven wil zijn. Professor Jonker ziet deze eenheid in onze dagen zo verbroken liggen, dat hij tot de nodige terugkeer — die niet minder dan een bekering is — een vergeten schakel wil inlassen, namelijk die van de orthognosie: e waarachtige kennis van God. Bedoelt hij hiermee tussen het rechte belijden en het rechte leven de rechte mystiek, spiritualiteit, bevinding te plaatsen? In zekere zin, maar toch anders ook. In ieder geval gaat het om de rechte uitleg van Schriftplaatsen als Gal. 2 : 20 en Rom. 5 : 1 — 5. „Aan de orthopraxie moet orthognosie voorafgaan, d-w.z. de ontmoeting met de levende God", „dc verborgen omgang met God", het wagen op zijn Woord alleen" (p. 251). Ortognosie is het kennen van de Vader en de Zoon door de Geest.

Vanuit deze kennis is het boek geschreven en wil het ook gelezen zijn. Daarbij is het overstelpend rijk aan stemmen, die uit de breedte cn diepte van Kerk en kuituur worden opgeroepen om hun woord mee te spreken. De auteur wil met dit boek „een totaalvisie geven op de praktijk van de prediking en dc zin van de theologische praxis". Een „totaalvisie" is echter gelukkig niet tot stand gekomen. We ontvangen niet een evenwichtig overzicht van het terrein. De inhoud is meer een bloemlezing, een verzameling van uitroepen van verwondering, van verbijstering ook, een roepen uit de diepte is het en dan weer een juichen op de hoogten. Het woordgebruik is vloeiend als een stroom, verstild soms, dan weer geladen, onnodig ingewikkeld ook, maar altijd: levend. De schrijver heeft veel van velen gelezen en hij citeert bij stukjes en bij beetjes, maar wanneer hij de studeerkamer achter zich gelaten heeft, zonder die vergeten te zijn en hij ons meeneemt naar de Areopagus en Korinthe, naar Verdun en Kreta, dan is de stijl uit één stuk en zien wij de praktische theoloog diep in het hart. Er valt niet aan te denken van dit rijke boek hier een samenvatting te geven. Om tot het zelf lezen te nodigen zijn deze regels onder andere geschreven. Wellicht kunnen enkele momenten die nodiging onderstrepen:

Dit allereerst: „Ook wij, theologen, lopen de ernstigste gevaren als het goddelijk geheim in deze mallemolen van moderne barbarij is terecht gekomen, wanneer „God" is verworden tot een cliché in prediking en theologisch kollege..." (p. 159). Hierop in aansluiting; wanneer in het zakenregister het woord „God" zou moeten verschijnen, zoals in een zaken(!)register meestal geschiedt, dan horen we: „Ik heb innerlijk bezwaar het naamwoord God, dat ik wel in dc tekst gebruik, onder een naam-en zakenregister te rubriceren..." (p-348).

En dan dit: „Waarom gaat verbreiding der Waarheid aan de verdediging der Waarheid vooraf? Omdat dit de weg van Christus is. Hij verkondigt eerst het heil, daarna antwoordt Hij de tegenstanders. Hij zet zich nooit bij voorbaat af tegenover de tegenstanders. Op een open, haast argeloze wijze verkondigt Hij dat het Rijk Gods in Hem is gekomen. Het debat volgt nadat de oppositie zich heeft laten horen. Hiermee heeft Christus zelf ons een voorbeeld gegeven van de waarachtige dienst der Waarheid. De „verbreiding" roept de „verdediging" vanzelf op. Begint men met de „verdediging", dan heeft de „verbreiding" geen kans meer" (p. H6).

Vervolgens: wat is vandaag ons wezenlijk en Schriftmatig verweer tegen de vaststelling, dat de geschiedenis van de katechetiek ons leert dat „de Bijbel zelf pas heel laat, in de eerste helft van deze eeuw, op katechisatielessen wordt gebruikt" (p. 222)? En ook dit: wanneer het gaat om het Schriftgezag en de huidige, soms zo dreigend vruchteloze en formele, discussie daarover: „Om iets zinnigs over het Boek te zeggen moet men niet van het Boek uitgaan maar van de God van het Boek" (p. 232). De schrijver voert het pleidooi voor een inhoudelijke Schriftleer: „M.a.w-ik geloof niet in de God van de Bijbel, omdat de Bijbel Gods Woord is, maar ik geloof in de God van de Bijbel, die ontzagwekkend op mij is afgekomen en daarom is de Bijbel Gods Woord" (p. 233).

Tenslotte: „Wanneer gelovigen vragen om „brood voor hun ziel" dan betekent deze uitroep niets anders dan dat ze beu zijn van allerlei modieuze theologische voorstellingen, die in de prediking worden opgedist en die in geen enkele relatie staan tot het geestelijk, innerlijk leven van het persoonlijk bestaan" (p. 246).

Genoeg geciteerd —

De schrijver bekent dat hij soms met jaloersheid kijkt naar de rij studenten die elk jaar in september worden ingeschreven in het kerkelijk album. Dan zou hij, zo zegt hij ons, liever niet achter de tafel zitten om de studenten in te schrijven, maar in de rij staan met nog een theologisch leven voor zich. Ik denk dat Professor Jonker diep in zijn hart wel beter weet!

Deze jaloersheid is — zo laat de grondtoon van zijn boek ons horen — door de levende hoop overstegen. Wie zó rond zijn vijfenzestigste levensjaar mag terugzien, zoals in dit boek gebeurt, mag een mens genoemd worden aan wie de levende hoop niet vreemd is. De gemeente van Christus looft de drieënige God ook daarin, dat aan de Kerk dienaren van het Goddelijke Woord gegeven zijn op de kansel en de katheder. En tussen kansel en katheder in — óók

bij kenterend getij!

N.a.v.: Dr. H. Jonker, Theologische Praxis, problemen, peilingen en perspektieven bij kenterend getij. Uitg. G. F. Callenbach B.V., Nijkerk, 1983, geb., 356 pag., prijs ƒ 59, 50

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1983

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's

Bij kenterend getij

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1983

Gereformeerd Weekblad | 20 Pagina's