Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In den beginne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den beginne

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(19)

, , Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, toen zij geschapen werden..." Genesis 2:4 — 7

„Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde..." — zo begint de tekst der Schrift. En dan volgt eigenlijk opnieuw een scheppingsverhaal. En dat, terwijl we gekomen waren tot de zevende dag en de hoorden dat de hemel en de aarde volbracht waren. Waarom gaan we nu — nog eens — de schepping van de mens horen? Ja, waarom hebben wij vier Evangeliën ontvangen en niet één? Het antwoord moet luiden: omdat er zoveel zijden zijn aan de openbaring van de levende God. Er is zoveel heerlijkheid en dat geldt ook hier in den beginne. Wanneer we de zeven dagen gezien hebben, vanaf de woestheid en de leegheid tot aan de rust van de Schepper, dan wordt ons nu méér geopenbaard van de schepping van de mens met name. De mens, die in Genesis 1

aan het einde in het licht treedt, staat in Genesis 2 in het midden van meet af aan. „Schepping van de mens", staat in onze Bijbeluitgaven er boven geschreven. Het zal nu gaan over de mens, de mens en de hof, de mens als man en vrouw, de mens en zijn roeping in de schepping van God.

De mens — nog altijd is hij vandaag zo intensief bezig met zichzelf. De mens wil de mens leren kennen, doorgronden als het zou kunnen en altijd is hij: verdiept in de meest diepborende vraag: wat toch de zin van zijn leven op aarde is? Wij willen echter ons nu niet verdiepen in het raadsel van de mens zonder het licht der openbaring. We willen ons nu laten gezeggen door het Schriftwoord aangaande het ontstaan, de plaats, de roeping van de mens...

„Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde..." Wat wordt in deze woorden ons verkondigd? We horen verderop in Genesis deze uitdrukking meermalen opnieuw: Dit zijn de geboorten van Noach, dit zijn de geboorten van Noachs zonen, dit zijn de geboorten van Sem. En dan volgen steeds — zoals wij het noemen — de geslachtsregisters: de namen van de kinderen, de kleinkinderen, van het nageslacht. In het Hebreeuws staat er dan ook eigenlijk: dit zijn de verwekkingen... Deze stambomen, zijn het voor ons méér dan namen, aanééngeschakeld? De oude nomadenstammen, de oude woestijnvolken bewaren zulke stambomen. En Israël ziet in de Schrift zulke verwekkingen bewaard. Waarom? Zó horen de kinderen hoe de zegen van God dóórgaat, van het ene geslacht naar het andere. In het vruchtbaarzijn, het zich vermenigvuldigen en de aarde vervullen komt immers de zegen van God tot klare uitdrukking: in het vruchtbaar zijn, in het dóór-leven en vóórt-bestaan van ouders en kinderen wordt het verbond van God met de aarde zichtbaar. Er wordt een weg zichtbaar, waarop de mens, man, vrouw en kinderen mogen wandelen met God... En nu horen we dus ook van de geboorten van de hemel en van de aarde, van de verwekkingen van hemel en aarde dus. Het eerste geslachtsregister in de Schrift gaat niet over de nakomelingen van de mens, maar over de nakomelingen van hemel en aarde, over de „kinderen uit dit huwelijk van hemel en aarde geboren". Maar opdat we niet zouden denken dat hemel en aarde deze verwekkende kracht, deze vruchtbaarheid in zichzelf zouden bezitten — zoals volken rondom Israël geloofden — staat er bij vermeld: „toen zij geschapen werden".

En dan volgt de vertelling van deze geboorten. We horen nu een verhaal, een geschiedenis wordt verteld, er gebeurt nu iets op aarde... Wat liet de geschiedenis zien, toen de hemel en de aarde geschapen waren? Wat is er — om zo te zeggen — van hen beiden geworden? We luisteren... „...ten dage als de HEERE God de aarde en de hemel maakte...", en dan volgt na een lange tussenzin het woord, dat de HEERE

God de mens geformeerd had uit het stof der aarde. Deze laatste woorden — vers 7 — vormen de hoofdzin. Hierop loopt het uit in de tekst: het geformeerd worden van de mens! Maar dat begint dus als volgt, deze berichtgeving aangaande de schepping van de mens: ...ten dage als de HEERE God de aarde en de hemel maakte. In deze woorden treffen ons twee opmerkelijke dingen:

In de eerste plaats treft ons hier de naam van de Schepper: e HEERE God, zo wordt Hij genoemd. Zo hebben wij tot nog toe in Genesis Zijn Naam niet horen noemen. Steeds was het alleen: od. Maar nu: EE-RE God. Behalve op deze plaats komt in de vijf boeken van Mozes deze naam nog voor in Exodus 9 : 30, waar Mozes tot Farao zegt: Nochtans wat u en uw knechten betreft, weet ik, dat gij voor het aangezicht van de HEERE God nog niet vrezen zult". De betekenis is dan, dat Farao nog niet tot de erkenning is gekomen, dat de HEERE werkelijk God is en als zodanig als de God van Israël te vrezen is. De naam FIEERE — geheel met hoofdletters geschreven in onze vertaling — is de naam, waarin de levende God Zich aan Israël openbaart en Zich aan dit volk verbindt: k zal zijn, Die Ik zijn zal (Ex. 3 : 14). Ik ben met u, want Ik gedenk immer het gegeven verbond — d& t is de klank in. deze naam te horen.

Vanwege deze naam ontmoeten we — ook in Genesis 2 — het volk van de Naam: Israël. Het verbond van de Heilige met Israël — uitgedrukt in de naam HEERE — vormt het diep geheim van de woorden, die we hier mogen horen. We mogen ze meehoren, als in Israël ingelijfd. De schepping van de mens, met andere woorden, valt niet te verstaan vanuit theorieën en gedachten der volken, maar alleen in het licht van de openbaring aan Israël geschonken en dat tot licht voor de volken der wereld. Dat horen we hier in de Naam...

In de tweede plaats treft ons de volgorde der woorden: de aarde en de hemel. Nu is het niet, zoals eerder „hemel en aarde", maar de aarde staat nu voorop. En dat is niet zomaar. Over de aarde zal het nu gaan, over het veld, de akker, over het stof der aarde, waaruit de mens geformeerd zal worden. Over de aarde zal het gaan, zoals deze in verbondenheid, in een huwelijk met de hemel gegeven is tot eer aan God. Het gaat nu over de aarde, maar dan in hemels licht, in de lichtglans van de naam van de Heilige Israëls...

„En alle struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot...". Hier heeft de Statenvertaling letterlijk overgezet. De betekenis is: Er was nog geen enkele struik en geen enkel kruid.

Met „struik" is dan vooral de wilde plant, en met „kruid" de cultuurplant bedoeld, waarbij de verzorging door de mens onmisbaar is. Er waren nog geen struiken en kruiden, „want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde" — en daardoor kunnen struiken alleen groeien — „en er was geen mens geweest, om de aardbodem te bouwen" — zodat het kruid verzorging zou ontvangen. Hier is het wel heel duidelijk, dat onze aandacht op de aarde gericht wordt: het veld, de aarde, de aardbodem. Zonder regen en zonder mens kan struik en kruid op aarde niet groeien. Het had nog niet geregend. Hèt regent — zeggen wij.

De HEERE God had niet doen regenen — zegt de Schrift. De aarde was als een woestijn, een dor oord. En opnieuw denken we aan de donkere woorden van het begin: woest en ledig was de aarde, zoals een woestijn. Hier is er woestijn, niet omdat er teveel dreigend water is, maar omdat er te weinig, omdat er helemaal geen water is.

Deze woestijn zal nu gaan bloeien, als een roos. Struik en kruid zal de aarde dragen.

Er zal een oase zijn, een plek van regen en zegen in het dorre oord. Zoals een oase temidden van de woestijn, zoals het land Israël, van melk en honing overvloeiende temidden van de wereldwoestijn, zo zal de hof van Eden een oase zijn, temidden van dreigende woestheid en leegheid. Deze oase, deze aarde behoeft twee zaken: de regen en de mens. En nog zijn ze beiden er niet...

„Maar een damp was opgegaan uit de aarde en bevochtigde de ganse aardbodem". Een damp, een bron, een watervloed is opgegaan uit de aarde. Laat ons zeggen: grondwater en zo werd de aardbodem, het aardeland bevochtigd en konden de struiken groeien en de woestijn veeranderde in een vruchtbare oase. En dan wacht de aarde op de mens, om de bodem te bouwen, dat is: te dienen, zoals er eigenlijk staat geschreven.

Te bearbeiden: zes dagen zal de mens arbeiden en al zijn werk doen. Zo zal hij bouwen aan de aardbodem...

„En de HEERE God had de mens geformeerd uit het stof der aarde...". Voor de derde maal horen we de naam: HEERE God. Hij formeert, Hij vormt, zoals een pottenbakker het leem, zoals een kunstenaar het materiaal. Uit het droge stof van het aardeland vormt God de mens. Wanneer we het Hebreeuws horen, dan zijn het déze klanken: uit het stof van de adama wordt de Adam gevormd. Bedoeld is het roodachtige pulver, dat na een tocht door het beloofde land aan het schoeisel zich heeft gehecht. Uit het droge, rode stof van de aarde formeert de Schepper de mens: Adam is genomen van de adama, van de oppervlakte van de aarde.

De mens is uit de aarde aards en hier is dat: goed! Geformeerd is hij: zie, hoe een kunstenaar vormt, de klei formeert en zie, hoe de vingers door liefde bestuurd de weerbarstige klei vormen. En dan?

Dan is de Adam geformeerd uit het stof van de akker. Zie, de aardman, de akkermens. Zie, de mens! Maar — er is nog geen leven in hem..." ...en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens...". De HEERE God blaast in de neus van de mens de adem van het leven. Dan is in de mens gegeven de adem-haling. En dat is het leven. Dat is - voor ons nu — het onderscheid tussen dood en leven: is de adem in ons, of hebben we' onze laatste adem uitgeblazen? Ademhalen — wat een treffende woordkeus! Waar halen we onze adem vandaan, ons leven, de longen vol zuurstof? De Schepper blaast door de neusgaten dit leven de uit het stof der aarde geformeerde mens binnen en „alzo werd de mens tot een levende ziel."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

In den beginne

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's