Met vreze en beven
(2)
„Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gy te allen tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veel meer nu in mijn afwezigheid, werkt uwsze zaligheid met vreze en beven; > want het is God die in u werkt beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen." Filippensen 2 : 12, 13
het is God
Een vorige keer stonden we stil bij het eerste deel van onze tekstv/oorden. Tot de gemeente des Heeren te Eilippi komt het apostolisch vermaan hun verkregen zaligheid nader uit te werken. Niet stil te blijven staan bij eens verkregen zegeningen. Stilstand is in het geestelijk leven meestal de dood in de pot. We kunnen niet teren op eerder verkregen gaven Gods. Er is steeds nieuw nodig. Vandaar: werkt uw eigen zaligheid nader uit! Zoek de Heere en leef. Strijd om in te gaan. Strijd de goede strijd van het geloof. In het tweede deel van de tekst lezen we de achtergrond van dit appèl. „Want het is God Die werkt. . Dat wil zeggen: God was allang aan het werk voordat wij aan het werk raakten, ja zelfs voordat wij werken konden. De Heere was van alle eeuwigheid af al aan het werk. In de eeuwigheid al heeft Hij Zijn maatregelen genomen om zondaren zalig te maken, zalig te kunnen maken. Een plan ter verlossing ontworpen. En vervolgens ook ten uitvoer gebracht. Zijn Zoon gezonden om die zaligheid te verdienen met Zijn bittere lijden en sterven. Met Pinksteren de Heilige Geest uitgezonden om de door Christus verworven zaligheid toe te passen.
En ons, u en mij, heeft Hij Zijn Evangelie gegeven en dat heet het W'oord der zaligheid. Want het is God die werkt! Alles wat er is in de kerk, in de gemeente is vrucht van de w^erken van God. God laat niets aan ons initiatief over terzake de zaligheid. Nee, het is alles Zijn werk. God werkt, ja. Onder het Woord zijn we in Gods werkplaats. God is aan het werk al geslachten lang om vaten des toorns toe te bereiden tot vaten der barmhartigheid.
Het is God Die werkt! Wonderlijk en ontroerend. Die werkt aan uw zaligheid. Wat doet God er toch veel voor om een mens onder het Woord te brengen en te houden.
Wat is God toch altijd druk met uw zaligheid. Hebt u daar oog voor gekregen en bent u daar ook zo van onder de indruk geraakt.
Wat beweegt U toch, o God, om zo te werken aan mijn zaligheid daar ik er zelf van nature nauwelijks om bewogen ben.? Het is God Die werkt. Hij wil niets liever dan dat wij zalig worden. Daar werkt Hij aan. En als nu uw ogen open gaan in ons leven voor die goedheid Gods, voor die opzoekende aktieve goedertierenheid Gods, dan gaat u ook aan het werk voor uw zaligheid. En dan komt u tot de ontdekking dat u er niet aan werken kunt en vooral er niet aan werken wil. Ja, dat je niet eens willen kunt. Voor die tijd dacht u en zei u soms: ik zou ook wel bekeerd willen wezen, als de Heere het nu ook maar zou willen. Als ik dat laatste nu maar eerst eens zeker weten mocht. Maar dan gaat u zien: de Heere wilde al zolang in mijn leven, maar ik werkte steeds tegen en liep de Heere voor de voeten. Het is God Die in u werkt!
willen en werken
Wat werkt de Heere.? Er staat: het willen en het werken. God gaat in mij werken dat ik niet verloren wil gaan, maar dat ik zalig wil worden. Het willen, het dat-willen, werkt God in mij. IN mij. Niet alleen maar in mijn hoofd, in mijn verstand. Dat ook.
Als God werkt, verlicht Hij ook mijn verstand. Maar in mij, wil hier zeggen: mijn hele hart raakt vervuld van één willen: zalig worden, verlost worden, de Heere zoeken en vinden. God werkt het willen. Het willen zalig worden. Hier in mij zit dat willen dan.
Dat slaat nooit meer iemand er uit. Dat weet ik vast. Het willen. Het willen bidden.
Voorheen bad ik niet, althans niet waarachtig, meer uit plicht. Nu wordt het me ernst om Zijn aangezicht te zoeken. God werkt het willen bidden. Het laat me niet meer los. Het houdt me bezet en bezig.
Voorheen liep ik de kerk uit en was ik het gehoorde Woord zo weer kwijt. Maar nu zou ik het willen vasthouden. God werkt dat, het willen, het d^t-willen.
God werkt ook het schuldbelijden voor Zijn aangezicht. Het willen èn het werken, dat werkt God. In onze belijdenis staat: de wil die verdorven was en nu door God is aangeraakt, gaat nu ook zelf willen. En wat
ga ik dan willen? Ik ga willen wat God wil. Slechts één begeerte vervult meer m'n hart: leer mij naar Uw wil te handelen. Het willen. Dat is mijn innerlijk. Hij stort in de wil nieuwe hoedanigheden en maakt dat dezelfde wil, die dood was, nu levendig wordt, die boos was, goed wordt, die niet wilde nu metterdaad wil, die wederspannig was, gehoorzaam wordt (Dordtse Leerregels). Hij beweegt en sterkt die wil zo dat hij als een goede boom vruchten kan voortbrengen.
God werkt het willen. Maar ook het werken. Als God ook niet het werken werkte, gebeurde er nog niets. Nee, God werkt beide: willen en wérken. In alles zijn we afhankelijk van de werkende God. Mijn werken van de zaligheid wordt geaktiveerd en gestimuleerd door het werken van God, Zijn willen en Zijn werken doen mij willen en doen mij werken. Dat zit in dat woordje „want" opgesloten. Want het is God. Tot de kinderen Gods komt de oproep: werkt uwszelfs zaligheid. Maar er staat dan direkt achter: want het is God. Er staat dus niet: werkt en daarna gaat God ook werken. Er staat ook niet: werk uw zaligheid hoewel het eigenlijk God is die in u werkt. Nee, werk uw zaligheid want het is God die in u werkt. Het is zowel Gods werk als mijn werk. Ik werk omdat God werkt. Ik werk WANT het is God die werkt. Hij maakt levend. Hij doet leven.
Hoe ga je dan werken aan de zaligheid omdat God het willen en het werken geeft. Wel, door steeds meer eigen werk te verachten, daar een grote streep door te halen. En dat tenslotte niet wij meer werken, maar de Heere door Zijn Geest laten werken. En wat is dan eigenlijk het werken aan je eigen zaligheid? In de grond niets anders dan: zien, leren zien op Hem die 't alles volbracht heeft. Want bij al mijn deugd, bij al mijn werken vind ik geen troost die mij kan sterken, geen hoop dan die ik op U bouw. Zijn werk houdt uiteindelijk alleen stand. Tenslotte blijft er mij niets meer en niets anders over dan dat ik meer en meer rust vind in Chistus' Middelaarswerk.
Zoudt u willen, als u maar kon? Och, God werkt het willen èn het werken. Of bent u ermee bezig geraakt in uw leven, maar lijkt het allemaal niets te worden. U vordert niets, u schiet maar niet op, er komt nauwelijks enige vordering of vooruitgang? Denk aan dit woord: WANT het is God die in u werkt beide het willen en het werken.
En als je denkt: ik zou wel willen, als ik maar zou kunnen. Lees het dan: de Heere wil het en de Heere kan het. Hij werkt het willen en het werken.
Maar nooit mag ons dat lijdelijk maken en doen zeggen: och, de Heere zal er eens een keer aan te pas moeten komen, want een mens kan het zelf maar niet. Hij werkt het willen en het werken!
welbehagen
Naar Zijn welbehagen! In dit woord ligt opgesloten Gods genadige beschikking uit vrije ontferming. In het belang van dat ontfermend welbehagen uit vrije genade werkte God aldoor in de gelovigen te Filippi het willen en het werken. Paulus herinnert er de gelovigen in Filippi aan dat God Zich uit vrij erbarmen ook over hen ontfermde en zo het heil ook voor hen had bestemd en hen tot die zaligheid verkoren had. En dat vanwege dat welbehagen de Heere er nu vervolgens ook steeds de hand aan wil houden door almaar in hen te blijven werken het willen en het werken. Dat God dat doet, komt voort uit Zijn welbehagen. In dat licht hebben we de vermaning van onze tekst ook te verstaan. Werkt uw eigen behoudenis verder uit, met alle inzet, onder heilig en eerbiedig ontzag en met de meest nauwkeurige nauwlettendheid. Want God schenkt u steeds door het willen en het werken en dat doet Hij ter uitvoering van Zijn besluit u te zaligen, Zijn welbehagen is dat.
Daar ligt de oorzaak van de zaligheid: in Gods welbehagen. De grond van de zaligheid ligt in het werk van Christus. En het verkrijgen van de zaligheid is het werk van de Heilige Geest. Dat leren we nu steeds meer, hoe langer hoe dieper, naar de mate we steeds meer onze zaligheid leren werken, uitwerken, dat het Gods werk is, bij aanvang en bij voortgang tot het werk op de dag van Jezus Christus voltooid zal zijn.
De zaligheid is er, die ligt klaar, die is gereed. Het is volbracht, het werk is klaar. Dat is eens en voor al uitgeroepen op de betaalplaats aan Gods gerechtigheid. En daar hoeven wij niets aan te doen, niets aan toe te brengen, niets aan toe te voegen.
Want op die heuvel weegt en telt er niets van ons, maar alles van Hem. Helemaal af is dat werk, is Zijn werk. De zaligheid is verworven. Eens en voor al. En waar de Heere nu begon te werken dat werk van de zaligheid in ons, daar mag geleefd worden uit de vastigheid van Gods belofte: Ik Iaat nooit varen wat Mijn hand eens in uw leven begon.
Straks is de grondtoon van het lied dat de Kerk zingt: het is en het was door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen.
W.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's