Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spreek de waarheid in liefde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spreek de waarheid in liefde

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET NEGENDE GEBOD

(4) We ronden de korte bespreking van het negende gebod nu af door aandacht te geven aan een tweetal kwesties die nauw met elkaar samen hangen: de vraag of „de noodleugen" geoorloofd is en de veel besproken zaak van „waarheid en leugen aan het ziekbed". Ds. W. van Gorsel heeft nog niet zo lang geleden in ons blad een artikel gepubliceerd onder de titel: „Is de noodleugen geoorloofd? " (in het nummer van 11 febr. 1983). Hij. komt tot de konklusie dat het een omstreden zaak is en blijft. Er treedt een spanning tussen liefde en waarheid aan het licht die gegeven is met de gebrokenheid van deze bedeling. Er moet weieens een keuze worden gemaakt die niet geheel bevredigt. Ik zou hierbij aan willen sluiten. We zijn er niet uit met de knoop door te hakken en heel stoer te poneren dat de waarheid boven alles gaat en ten allen tijde voluit gezegd moet kunnen worden. Iedere konsekwentie voert naar de duivel, stelt een duits spreekwoord. De waarheid laat zich niet isoleren van de liefde zonder beduidend identiteitsverlies.

Als een kind op school wordt gevraagd of het waar is dat vader vaak dronken thuis komt, moet zo'n kind dan onverbloemd de waarheid spreken? „Liegt" zo'n kind dan als het tegen beter weten in „neen" zegt? De Bijbel zelf, en met name het Oude Testament, geeft aan dat de omstandigheden vaak zo kunnen zijn dat het onomwonden uitspreken van „de waarheid" de naaste niet meer dient. Bekend zijn de voorbeelden van Sifra en Pua (Exodus 1), Rachab (Jozua 2), de vrouw uit Bahurim (2 Samuël 17), het optreden van de richter Ehud (Richteren 3 : 19) en van Jaël tegenover Sisera (Richteren 4 : 18 en volgende, 5 : 24 en volgende). Als u deze gedeelten eens opslaat en naleest, dan zult u bemerken dat in al deze gevallen de waarheid „objectief" gezien geweld wordt aangedaan. Toch wordt er geen woord van afkeuring gesproken over een dergelijke handelwijze.

De daad van de vroedvrouwen Sifra en Pua wordt door God met zovele woorden

gerechtvaardigd. Het optreden van Rachab leidde tot haar behoud en haar inlijving in het volk van Israël. Bovendien wordt dit optreden in Hebreeën 11 : 31 als een geloofsdaad gekwalificeerd (vergelijk ook Jakobus 2 : 25).

Er worden „leugens" gesproken om de naaste van een wisse dood te redden. Of „leugens" die gerechtvaardigd blijken te zijn omdat ze de uitvoering van Gods heilsplan bevorderen. We kunnen hierbij een onaangenaam gevoel krijgen. Vervagen de grenzen tussen waarheid en leugen op deze wijze niet te veel? En komen we wanneer we de „noodleugen" (in het engels is sprake van een „white lie", letterlijk „witte leugen"; het duits kent het woord „Di.enstlüge", leugen om te dienen) eenmaal accepteren niet op een hellend vlak terecht, zodat het met de waarheid niet meer zo nauw genomen wordt? Zeker is dit gevaar levensgroot aanwezig. Denk alleen maar aan het vergoeilijkend spreken over zogenaamde „leugentjes om bestwil". De leugen moet dan dienen tot ons eigen belang of om onszelf te redden uit een précaire positie. Ook daarvan geeft de Bijbel voorbeelden: erschillende malen deden de aartsvaders het uit zorg voor hun eigen hachje vóórkomen alsof hun vrouw hun zuster was (Genesis 12 : 11 en volgende; 20 : 2 en volgende; 26 : 7 en volgende); Jakob bedroog Izaak (Genesis 27).

Eerlijke vergelijking maakt toch wel duidelijk dat hier toch iets heel anders aan de hand is, als in de boven vermelde voorbeelden. Dss. A. Visser stelde in een artikelenserie in het kerkblad „De Zaaier" terecht dat het enerzijds zo is dat de grenzen tussen gerechtvaardigde en ongerechtvaardigde leugen onmogelijk precies aan te geven zijn. Anderzijds is er toch een duidelijk criterium: wanneer de eer van God niet bedoeld wordt, vindt een grensoverschrijding plaats.

Prof. Velema geeft de volgende verhelderende formulering in zijn boek , , Ethiek in bijbels licht": „De liefde tot de naaste eist dat we zijn leven voor laten gaan boven een informatie, die formeel klopt met de feiten. Het leven bestaat uit meer dan informatie geven over feiten. We zullen jegens de naaste trouw moeten zijn, en hem levensruimte moeten geven. Dat is immers de diepste bedoeling van dit gebod. Dat moeten we doen, zelfs als we dan over de feiten geen zuivere, geen ware informatie kunnen geven. Dat het zo moet, doet ons pijn. We mogen er nooit vreugde over hebben. De noodleugen mag ons nooit gemakkelijk afgaan. We zullen er altijd moeite mee hebben, omdat de gebrokenheid van deze wereld door de zonde zich zo duidelijk manifesteert. Toch vraagt Gods gebod dat we het leven van de naaste sparen."

Hieraan voegt Velema nog waarschuwend toe dat bovenstaande redenering niet gebruikt kan worden om iemand onaangename woorden, die hij moet horen, te besparen. De liefde bedekt wel tal van dingen, maar bewijst geen dienst door te verzwijgen wat iemand moet horen (blz. 75, 76). Ook hier komt weer naar voren: hoe dienen we de naaste werkelijk?

Aan het ziekbed

Wanneer de vraag aan de orde komt of ook de ernstig zieke en stervende patiënt de waarheid moet horen over de ernst en de ware aard van zijn/haar kwaal, dan dienen we in het licht van het negende gebod duidelijk met „ja" te antwoorden. Het is geen goede zaak wanneer de omgeving een soort complot smeedt om iemand de laatste étappe van zijn levensgang geblinddoekt te laten afleggen. Nog al te vaak is er rond: het ziekbed een weigering om met de zieke over het naderende einde (en nieuw begin? ) tespreken, wanneer deze zelf signalen uitzendt daartoe bereid te zijn. Door om de waarheid heen te draaien en echte communicatie over de diepste vragen stelselmatig uit de weg te gaan, maakt men de eenzaamheid van de patiënt nog groter dan deze vaak al is. Een ziekenhuispastor merkte eens op: „Mensen hebben vaak behoefte om hun verhaal te doen. Dat kan een dringende nood zijn. Bij de familie kunnen zij. doorgaans niet aankomen. Als ze te berde brengen dat ze wel eens zouden kunnen sterven, wordt dat meest weggewuifd, „Jij wordt in elk geval beter", wordt er gezegd, en „heus, onkruid vergaat niet".

Soms (vaak? ) heeft ook een behandelend arts weinig tijd voor de geestelijke nood van de patiënt. Het komt nogal eens voor dat de dokter reageert alsof de patiënt een technisch probleem heeft. Hij negeert dan de diepere en eigenlijke gevoelsstroom in de uitingen van de patiënt en reageert met bijvoorbeeld: „Kop op, meneer of mevrouw, we gaan, als deze behandeling niet lukt, iets anders proberen. We zijn niet zomaar voor één gat te vangen!" Maar de zieke heeft behoefte aan een echte medemens, een ware naaste, die hem of haar menselijk nabij is in de nood en een eindje mee oploopt. De kernproblematiek van deze mens in nood moet bespreekbaar gemaakt worden. Dat wil zeggen dat niet alleen de medische gegevens, diagnoses en prognoses uitgesproken kunnen worden, maar dat ook de eigen ervaring en de gevoelens in de zo bedreigende situatie hardop kunnen worden verwoord. Dat vereist de opbouw van een vertrouwensrelatie. Binnen die relatie wordt „de waarheid" gefaseerd en gedoseerd uitgesproken. Er mag geen sprake zijn van ongevoeligheid en grofheid onder het mom van eerlijkheid en openhartigheid. Wat kan de patiënt aan? Geeft hij soms zélf te kennen dat hij, althans nu nog, geen verdere informatie wenst? Dan dient dat gerespecteerd te worden! Alleen in een goed intermenselijk kontakt kan duidelijk worden wanneer „het hoge woord" er uit mag komen.

Prof. P. Sporken schrijft daarover: „Het is beter de stervenswaarheid' als het ware langs de kant van de weg te zetten, zodat de patiënt ze wel kan zien, maar op die momenten waarin zij te schrikwekkend op hem afkomt, naar de andere kant kan kijken." Informatie en begeleiding moeten gelijk op gaan. Iemand „de waarheid" meedelen en daarna aan zichzelf overlaten, is onmenselijk. Waarheid in liefde is aan het ziekbed een groei-en rijpingsproces. Wat. daarmee bedoeld wordt, moge duidelijk worden in de volgende ontroerende passage, die ik ontleen aan een boek van T. Mik, Een meeuw die wegvliegt over zee... (Baarn 1978). Een gesprek van een vader met zijn doodzieke zoon Paul. Ervaring van een vader.

„Toen ik die middag thuiskwam, was hij volledig uitgeput. Ik ging naast hem zitten en nam zijn hand. Ik wist, dat we nu op het pumt waren gekomen waartegen ik het meest had opgezien. We zouden samen moeten beginnen aan het laatste stuk van de lange weg. En plotseling was het allemaal niet zo moeilijk meer. Het kleine, uitgemergelde lelijke mensje daar voor me in dat grote bed had me nodig. Pappa was groot en sterk en pappa wist hoe het verder moest. Al die tijd had Paul ons op de been gehouden en overal doorheen gesleept. Nu was de beurt aan mij. Stil en rustig bleef ik naast hem zitten. Toen keek hij me aan en in zijn éne goede oog zag ik een geweldig verdriet. Ik glimlachte bemoedigend, zowel tegen hem als tegen mezelf. „Pap", zei hij met een kleine stem, „ik geloof niet meer dat ik beter wordt". Even waren wij beiden stil.

„Paultje, je hebt nu altijd veel pijn, hoe zou je het vinden wanneer je nooit meer pijn zou hebben? " „U bedoelt, als ik dood ben, heb ik geen pijn meer? " Hij keek me verdrietig aan: „Maar hoe moet dat dan, ik weet niet hoe dat gaat." En weer begon hij hartverscheurend te huilen. Ik knielde naast zijn bed en sloeg mijn. armen om hem heen. Bijna direct na zijn opname begon Paul dringende vragen te stellen aan de kinderarts. Die wist wat wij met Paul hadden besproken en borduurde op dat stramien verder. We hadden dit afgesproken, maar nu het zo ver was deed het me toch pijn. Aan de andere kant kon ik het goed begrijpen. Met deze dokter had Paul zo'n sterke band; ze vertrouwden elkaar volkomen. Ze hadden samen hele lange gesprekken en ik dacht dat Paul steeds dichter

het punt naderde waarop hij rustig en vertrouwend de toekomst kon afwachten.

Ik sprak die mening uit tegen de kinderarts en hij gaf me een dringende waarschuwing. Ik mocht in geen geval denken, dat we klaar waren met Paul. Zijn gedachten draaiden voortdurend om dat éne punt: sterven. Heel waarschijnlijk zou er een periode volgen waarin hij zich hevig tegen die gedachte zou gaan verzetten. Nee, onze begeleidingstaak was nog maar net begonnen. Heel voorzichtig en behoedzaam moesten we verder gaan, er voor zorgend dat we niet vernielden wat we pas gezaaid hadden...

Toen Paul twee dagen thuis was, gebeurde waar de arts zo vaak voor gewaarschuwd had. Paul stortte geestelijk in. Zijn problemen waren te groot geworden. Hij huilde hele dagen en we waren doorlopend met hem bezig, vierentwintig uur per etmaal. Daarom verdeelden we de taken maar weer een keer en sliepen om beurten. Voor zover er tenminste nog iets van slapen kwam. We probeerden alle beproefde middelen om hem af te leiden, maar ze faalden ditmaal totaal. Het werd een hopeloze situatie. Af en toe gilde hij wanhopig: „Ik wil niet doodgaan, ik wil niet in een kistje liggen. Pap, zeg toch dat ik niet doodga."

In die dagen stond ik meer dan éénmaal op het punt mijn zoon voor te liegen. Het leek zo gemakkelijk; ik hoefde alleen maar te zeggen: „Paul, wie weet, misschien word je wel beter, je krijgt toch ook je spuiten nog", en hij zou zich onmiddellijk aan die strohalm hebben vastgegrepen. Hij zou rustiger zijn geworden en onze ellendige situatie zou minder ellendig hebben geleken. Door mijn hoofd speelde de gedachte, dat hij tegen het einde misschien in een coma zou raken. Misschien zou hij nooit weten, dat ik hem had voorgelogen.

Dikwijls lagen de verlossende woorden op mijn tong, maar ze wilden niet over mijn lippen komen. Tussen Paul en mij had nooit een leugen gestaan en ik voelde dat dat zo moest blijven. Tot het bittere einde toe moest onze verhouding zuiver zijn."

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Spreek de waarheid in liefde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's