Lijden en onderwerping
We denken dus samen na over mogeliike menselijke houdingen in het. lijden. En we hebben gezien: onder dat lijden verstaan we dan niet alleen dat bijzondere lijden, dat ons overkomt als christen, maar ook meer in het algemeen allerlei moeilijkheden waarin mensen en ook kinderen van God kunnen geraken in dit leven. Verder willen we het begrip lijden wat open laten. Want het is niet gemakkelijk om precies te zeggen wat het is. Niet iedere pijn die je moet ondergaan is echt lijden. Je lijdt er niet echt aan. Daarbij komt, dat het hier ook erg persoonlijk ligt. Niet ieder lijdt even zwaar aan dezelfde dingen. Wat de een als lijden ervaart, ervaart de andere juist helemaal zo niet.
De vraag die ons interesseert, welke gestalten kunnen wij mensen aannemen als het gaat. over verdrukkingen in het algemeen. Hoe bevinden wij ons er onder?
De eerste houding die we overwegen is de onderwerping. Je onderwerpt je er dus aan. Al gauw krijg je dan het beeld van een slaaf voor je geest. Die slaaf onderwerpt zich aan de tucht van zijn heer. Hij kan ook weinig anders. Hij is nu eenmaal niet tegen zijn heer opgewassen. Hij moet wel.
Het is vooral mevr. Dorothee Sölle, die in haar boekje over het lijden, tegen deze term fel verzet aantekent. Mevr.. Dorothee Sölle is een bekende duitse theologe, erg populair in de zich progressief noemende sektor van het kerkelijk leven. Op de grote kerkendagen, die jaarlijks door de Evangelische Kerk van Duitsland gehouden worden, doet zij nogal eens van zich horen. En nog onlangs heeft zij op de algemene vergadering van de Wereldraad van Kerken te Vancouvcr een rede gehouden die veel bijval kreeg.
Mevrouw Sölle bezit ook de gave van het woord. Ze weet haar boodschap goed te verpakken. In haar kritiek is ze vaak scherp en raak typerend. Jammer genoeg is dit alles echter niet evenredig met 'n .ordelijke manier van denken en schrijven. Ze gaat vaak meer intuïtief te werk, dan konsekwent. Het boekje dat ze over het lijden schreef beleefde in maart 1981 al een zesde druk. We kunnen gerust aannemen, dat het ook in Nederland in kerkelijke en onkerkelijke kring zijn invloed heeft uitgeoefend en dat nog doet. Het sluit ook volkomen aan bij de sfeer van denken in onze tijd. Het speelt daar helemaal op in. Het. woord onderwerping is een van de typeringen waarmee ze de christelijke lijdenstraditie te lijf gaat. Die zou veel te veel de onderwerping prediken en dat onvoorwaardelijk. God wordt voorgesteld als de Almachtige en Soevereine. En aan Zijn almacht hebben wij ons maar zonder meer te onderwerpen. Het lijden kan er dan nog nuttig voor zijn om dat te leren. Dan zien we eens, hoe zwak wij zijn en hoe machtig God is. We dachten dat we zoveel waren en konden, maar nu blijkt dat het allemaal niet veel is. Het lijden is er goed voor om onze trots te breken.
Sölle haalt in haar kritiek op deze gedachtengang Freud aan. Freud is een zeer bekend geleerde uit de eerste helft van onze eeuw, die veel van wat er in onze gedachten en verlangens omgaat probeerde te verklaren uit het sexuele leven. Hij schreef, dat de gelovige zich tenslotte genoodzaakt ziet om te spreken over Gods ondoorgrondelijk raadsbesluit en dan daarmee erkent dat hem als laatste troostmogelijkheid en lustbron in het lijden alleen de onvoorwaardelijke onderwerping is overgebleven.
Sölle spreekt hier telkens weer over het christelijke masochisme. Deze uitdrukking stamt naar haar oorsprong uit de psychologie. Ze geeft een afwijking aan op sexueel gebied, waarbij het ondergaan van pijn of lijden wellust geeft. Ze wordt echter ook wel meer in het algemeen gebruikt, als mensen er hun genoegen in vinden zich voor anderen op te offeren en zich daarbij de meest elementaire behoeften te ontzeggen. Mevr. Sölle wil dus met deze uitdrukking de gedachte wekken, dat gelovigen volgens de traditionele opvatting er een soort, verborgen lust in vinden zich te onderwerpen aan een willekeurig met hen handelende God.
Een God die naar willekeur hen pijnigt en plaagt.
Een bijkomende grief van haar is, dat deze houding in het lijden zou afstompen. Je bent dan veel minder gevoelig voor het lijden van anderen. Je vraagt nauwelijks naar de oorzaken daarvan. En doet ook weinig of niets aan de opheffing. Hier raken we aan een belangrijk motief van het boekje van Sölle, namelijk de inzet voor hen die gebukt gaan onder politiek en maatschappelijk onrecht.. Allerlei voorbeelden van lijden vinden we uit Vietnam en Zuid-Amerïka.
Het is duidelijk, dat onderwerping Sölle helemaal niet ligt. Dat zal voor een niet gering deel te danken of te wijten zijn aan haar moderne inslag. Ze wil een modern mens zijn. In ieder geval iets te zeggen hebben aan die moderne mens. Die moderne mens is de mondige mens. De mens van na de Verlichting, die het zelfstandig en kritisch denken tot hoogste norm verhief. Die moderne mens roert zich geducht in de geschriften van Sölle. De mens die niet horig wil zijn. Vandaar ook dat ze op een weinig eerbiedige manier omgaat met de Schrift. In ieder geval zeer selektief. Wat haar ligt, dat neemt ze mee, de rest wordt of genegeerd of uit tijdsomstandigheden verklaard.
En het is juist vanuit de eerbied voor de Schrift als de openbaring van God, dat allerlei vragen en aarzelingen ten aanzien van Sölles opvattingen zich opdringen.
Die onderwerping in het lijden is aan het Bijbels getuigenis niet helemaal vreemd. Ook al wil ik niet beweren, dat dat het enige is wat een mens in het lijden overblijft, en evenmin dat dat het meest eigenlijke is voor de houding van een gelovige in het lijden, toch ontbreekt dit facet in de Bijbel niet.
Drie gegevens wil ik hier naar voren halen. Eerst dat. van de oude priester Eli in 1 Samuël 3 : 18. De HEERE heeft gesproken tot Samuël. En Eli wil graag weten wat er tegen hem is gezegd. Samuël vertelt dan van het gericht dat God zal oefenen over Eli en zijn huis. Dan klinken uit Eli's mond de bekende woorden: ij is de HEERE, Hij doe wat goed is in Zijn ogen.
Duidelijk komt hier het element van onderwerping tot uitdrukking. De oude priester is zich bewust hoe slecht: zijn zonen, maar ook hij zelf in zijn toegeeflijkheid, het er hebben afgebracht. Nu onderwerpt hij zich aan de gerichten Gods. Hij kan en wil zich er niet tegen verheffen. Zelfs laat Eli in zijn belijdenis de HEERE volkomen vrij.
Hij erkent de majesteit en de soevereiniteit van God. Hij geeft niet eens te kennen dat hij het recht Gods in deze oordelen billijkt. Neen, ook al zou het naar zijn gedachten niet recht zijn, dan nog is Hij de HEERE en moet Hij doen wat Hij goed vindt. De onderwerping die hier tot uitdrukking komt is inderdaad onvoorwaardelijk, in ieder geval niet afhankelijk van de voorwaarde van het menselijk inzicht in en billijken van de wegen van God.
Het volgende gegeven is dat van Job. De bekende lijder uit het Oude Testament. Na zijn aanvankelijke onderwerping in de klassiek geworden woorden van Job 1 : 21 komen bij hem de vragen boven. De gemakkelijke oplossingen van zijn vrienden kan hij niet aanvaarden en zo worstelt hij met God. Hij vraagt zich af of God tegen hem gekeerd is. Ja, zelfs of God er vreugde in vind om hem, nietig mens, te plagen. Tenslotte openbaart de HEERE Zich dan Zelf.
Opmerkelijk is daarbij, dat Hij aan Job geen verantwoording aflegt van Zijn beleid. Het gaat in Job 38 en 39 helemaal niet over goed en kwaad, recht en onrecht, wat de HEERE zou mogen doen of wat niet. Het gaat daar over Zijn overweldigende macht en majesteit zoals die door de schepping wordt geopenbaard. Daarin zijn zoveel dingen die alle begrip van Job ver te boven gaan. Job moet met zoveel raadsel leven als het gaat over God, is het dan een wonder dat er ook andere dingen zijn die het begrip te boven gaan? Is het dan wel terecht als hij zich op een lijn wil stellen met God? We lezen hoe Job zich dan inderdaad onderwerpt. Wat zou hij, klein en nietig mens, toch willen zijn tegenover God! Hij heeft alleen maar zijn stem kunnen opheffen tegen de HEERE omdat hij eigenlijk nauwelijks besefte, wie de HEERE was. Nu dat besef tot hem is doorgedrongen, ntt zwijgt hij en erkent zijn dwaasheid en schuld.
Ook mevr. Söle kan natuurlijk niet om het boek Job heen. Ze vindt daarin vier interpretaties van God, waarvan ze alleen de laatste erkent. Deze vindt ze in Job 19 : 25, waar Job belijdenis doet van zijn Losser. Naar Sölles menig doet Job hier tegen de God die hij ervaart als de veroorzaker van leed, een beroep op de God die uit het egyptisch lijden uitleidde. „Job onderwerpt zich niet, maar blijft op een ander wachten".
Een dergelijke oplossing is alleen mogelijk bij een m.i. wat gemakkelijke en selektief Bijbelgebruik. Ook het boek Job dient zich ons als een eenheid aan. Als zodanig hebben we het serieus te nemen. En kunnen we het ene motief niet uitspelen tegen het andere.
Tenslotte luisteren we nog naar Rom. 9 : 20. De apostel Paulus spreekt daar over Gods verkiezend welbehagen. Het trekt een spoor door de geschiedenis. Het brengt scheiding aan. Izak en Ismaël, Jakob en Ezau, Israël en de Farao. Paulus voorziet dan een tegenwerping. God moet dan ook niet klagen over verharding tegen Zijn wil. Je kunt dan toch ook niet anders. Maar, antwoordt de apostel, is het wel gepast om zulke opmerkingen te maken, zulke tegenwerpingen te doen? Hij gebruikt dan het beeld van de pottenbakker en zijn leem. Die pottenbakker mag van het leem toch maken wat hij wil. Dat zelfde beeld vinden we ook nog op andere plaatsen van de Schrift, Jes. 29 : 16 en 25 : 9 en Jer. 18 : 6. Het beeld laat aan duidelijkheid niet te wensen over. Onmiskenbaar is God daarin de Almachtige,
de Vrije en Souvereine en zijn wij de nietige, afhankelijke en kleine mensen.
Al zijn van deze drie Bijbelse gegevens de samenhangen wat verschillend, heel duidelijk komt toch bij elk van de drie dat aspekt van onderwerping naar voren.
We kunnen en mogen dat niet zomaar als afgedaan en van vroeger van ons af schuiven. Als we daarbij de macht en de mondigheid van de hedendaagse mens in het geding willen brengen, moeten we wel een beetje nuchter zijn. Is die mens van heden inderdaad zo machtig. Goed, hij is tot meer in staat dan vroeger en hij weet ook meer. Maar kan hij werkelijk zichzelf in de hand houden? Weet hij zichzelf een halt toe te roepen op allerlei terrein? Nog altijd geldt het woord van de Spreukendichter dat wie zichzelf overwint sterker is dan wie een stad inneemt. Ik vrees dat het in ons ik-tijdperk met die ik-overwinning maar heel mager is gesteld.
Onderwerping kunnen we, ook als het gaat over lijden, zomaar niet van ons afschuiven. Wel moeten we met nadruk stellen: Het is maar één kant van de zaak. Het is bepaald niet alles als het gaat over de houding van de gelovige in het lijden. Dat zou een toch te slaafse tekening zijn van het" christenleven. Het lijkt me haast meer mohammedaans dan christelijk. Door het geloof in de Heere Jezus Christus mogen zondaren kinderen zijn. En bij kinderen is zeker ook onderwerping aan dc tucht van een vader, maar is het toch allemaal weer anders dan bij slaven. Dat moge duidelijk worden als we ons ook richten op andere lijdensgestalten.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's