KWAM, ZAG EN GELOOFDE
en zag het en geloofde Johannes 20 : 8b
Zoetermeer was de plaats van het gesprek. Vele, zeer vele jaren geleden. Een gesprek over geloven en komen tot het geloof. Als vaker voorvalt haalt iemand een uitspraak aan van een gelovige van naam. Als ik me goed herinner was zij toen al gestorven. Het woord van een vrouw. Eindelijk eens een ^ terrein waar de vrouw volkomen gelijkwaardig is aan de man. Gelukkig maar. Immers in Christus is geen man en vrouw. Want allen zijn één in Christus Jezus. Haar woord 'had evenveel autoriteit als wanneer dit een man zou gezegd hebben. Toen zij tot volle of vollere zekerheid van het geloof kwam. zei ze, terwij] de milde Schenker, Die haar verleende, nog tegenwoordig was: „Heere, is dat nu geloven.? Dan heb ik al meermalen eerder geloofd". Zij had het echter die naam niet durven geven, zij had het er niet voor durven houden. Heere, is dat geloven.? Dan heb ik eerder al vaker geloofd. Ik weet niet of u iets herkent in deze woorden. Ik wil best weten dat het mij tijd en aandacht heeft gekost om enigszins met de uitspraak van die zuster vertrouwd te raken. Ik neem aan dat zij zat op de lijn van Calvijn, een Johannes die de Johannes van ons evangelie heeft begreipen als geen ander. Calvijn heeft het op deze hoogte van het vierde evangelie ook over een vrouw. Eigenlijk een vrouw uit dit Evangelie.
Jezus noemt haar in het zestiende hoofdstuk. „Ene vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl hare ure gekomen is". U kent haar ook. Welnu„ nog voor dat hare ure gekomen is, in de tijd van haar zwangerschap had die vrouw ogenblikken dat zij — zoals dat heet — leven gewaar werd in haar moederlichaam. Het is daarop dat Calvijn zinspeelt, wanneer hij opmerkt dat de Schrift, wanneer die spreekt over zwakke momenten van geloofsbeginnen, het erover heeft dat Christus in ons en dat vwj in Hem zijn geboren. De discipelen in dit gedeelte van de Schrift moeten haast nog lager dan dit begin van kindsheid geplaatst worden, want zij zijn onwetend aangaande de opstanding van Christus, maar toch voedt de Heere hen zoals een moeder het kind voedt dat in haar schoot is. Eerder geleken zij kinderen en hadden zij geringe vordering gemaakt, maar de dood van Christus heeft hen zo zwak gemaakt, dat zij wederom gebaard en geformeerd moeten worden, zoals Paulus zegt van de Galaten. (Gal. 4 : 19).
Tot zover Calvijn. De naald die onze geestelijke situatie aangeeft kan vóór en zelfs na onrustig heen en weer bewegen en zelfs ver naar beneden doorslaan. De leerregels weten er ook van dat gelovigen, lang nadat zij gekomen zijn tot vastheid van het geloof, door droevig en diep vallen, het gevoel van genade kv^jt zijn en de geloofsoefening zien onderbroken.
Ik wilde maar voorstellen dat onze tekst weergeeft dat de geliefde discipel dat onvergetelijke ogenblik, dat hij na aanvankelijke aarzeling en schuchterheid het graf inging en alles in ogenschouw nam, doorstootte tot geloof in de opstanding van Christus ten derde dage, zoals het artikel uit het algemeen en ongetwijfeld' christelijk geloof luidt. Mogelijk schommelde het naderhand. Geloof is iets zekers dat echter dobbert op onrustige golvingen. Soms is het: Ik geloof, en promt daaroverheen: Kom mijn ongelovigheid te hulp. Stellig geldt dit alles van de allereerste vestiging van het Paas-geloof. Mattheüs schrijft: Als zij Hem zagen, baden zij Hem aan, doch sommigen twijfelden. Ook individueel zullen ogenblikken van. aanbidding afgewisseld zijn met ogenblikken van twijfel. Bij wijle kan de dobber ver onder het watervlak getrokken worden om vervolgens juichend omhoog te komen. Op die manier probeer ik het tafereel te schetsen.
Het is bij Johannes vaker een gang, een groei, een ontwikkeling naar het geloof. De Samaritaanse bijvoorbeeld en de blindgeborene komen gaande meer tot helderheid en zekerheid. Evenzo, maar over meer hoofdstukken uitgestrekt, Nicodemus. Bij eerdere overdenkingen in de serie heb ik daar haast onhoorbaar op gepreludeerd. Twee weken geleden was het: Opdat ook gij geloven moogt. Ook gij. Opdat ook gij tot geloven moogt komen zoals het mij gebeurde. Zou Johannes pas op de gedachte van „Geen been van Hem zal verbroken worden", en „Zij zullen zien, in Welken zij gestoken hebben" gekomen zijn, toen hij zijn evangelie te boek stelde of zijn. deze Schriftkenner die woorden door de ziel geflitst, toen hij daar stond aan de voet van het kruis.? Kunnen ook wij het wel eens niet hebben dat teksten zonder dat wij ze altijd vatten kunnen door ons heen lichten gedurende de donkerste en angstigste ogenblikken van ons leven.? Johannes' weg tot het licht.
Wel ging het langs ongedachte wegen. Verslagen zaten de disdpelen terneer. Daar kwam de alarmerende tijding dat de Heere was weggenomen uit het graf. Ook dat nog? Wat wil toch dit alles zijn.? Maria van Ma.gdalena had zich gespoed naar de meest vooraanstaanden van de disdpelen. Beiden waren zij in het begin door broederhand naar Jezus geleid. In de toekomst zullen wij hen vaker samen zien. De geliefde en liefhebbende discipel heeft de broeder in het geloof. Petrus, niet verstoten ondanks zijn droevige verloochening van de Meester. De Hefde is eerder bij het graf. Als er zeer spoedeisende omstandigheden zich voordoen houden zelfs de meest verknochten geen gelijke tred. Wij hebben het vorige week overdacht hoe de eerste weer eens de laatste wordt en omgekeerd.
Zij zingen bij beurte. Zij geloven en handelen ook bij afwisseling. Al naar gelang. Vaak haalt de Heere de ander weer naar voren zonder te letten op een: „Wat zal deze.? " Opdat geen vlees zou roemen. De doortastende Petrus op zijn beurt betreedt het eerst de grafkamer. Johannes bleef overweldigd door gevoelens voor het graf staan.
Ik herinner mij van een eerste reis naar Israël dat ik bij een bezoek aan de graftuin mij innerlijk bijeen moest rapen om het rotsgraf te betreden, dat daar als een eventueel graf van de Zoon van God werd aangewezen. Erger was het dan het gaan zien van een dierbare overledene. In het graf heerste volmaakte orde en zorgvuldigheid. Niets wees op lijkroof of grafschennis. Met 'kracht drong zich een zeer verse herinnering op. Trouwens het moet wel door de discipelen heengegaan zijn dat zo kort geleden Lazarus door Jezus' machtwoord was uit
gegaan uit het donkere graf. Zij zagen het met alle details levendig voor zich. Het kan bijna niet anders of de vraag van Johannes 11 vers 37 moet gevarieerd bij momenten zich aangediend hebben: „Kan Hij, Die Lazarus uit de doden heeft wedergebracht, Z^elf niet worden opgewekt door de Vader, met Wie Hij geheel één was en Die Hij had aangeroepen bij het graf eer Hij Lazarus opriep? " Hoe zagen zij nog hoe Lazarus aan handen en voeten gebonden met grafdoeken tevoorschijn kwam en zijn aangezicht omwonden met een zweetdoek, en hoe hoorden zij nog: Ontbindt hem en laat hem heengaan. Moest Hij Die doden opwekte onopgewekt blijven? Maar was het niet al te schoon en ongelofelijk omwaar te zijn? Mooie dingen gebeuren in het leven, maar niet de allermooiste! Als bij Lazarus lagen daar de grafdoeken en de zweetdoek die op zijn hoofd was. Het gebeurt dat aanvankelijk en met nog geenszins gerijpte inzichten en kennis een meiske of een jonge man tot geloof komt. Maar het kan nog niet lijden dat je het durft uit te spreken. Zou het dan niet als een zeepbel uiteenspatten ondanks de prachtigste kleuren die zich vertonen? Hoe vertel je het je vader? Zou je eerst maar niet proberen om met een enkel voorzichtig woord je moeder een vermoeden te geven? Maar goed ook dat er schuchterheid is. Sommigen zouden met ruwe hand alles uit elkaar willen halen als onverlaten een donzen nestje met hele kleine pasgeboren vogeltjes. Er kan zoveel prils wreed verstoord worden. Verderf niet er zou zegen kunnen zijn. Voor sommigen moet ontluikend geloofsleven al van beton en staal zijn. Hoe teer moet het begin zijn van wat immer teder blijft. Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter...
Over onze tekst gaan uitleggers ver uiteen. Ik heb er in de gemeente na een preek ook wel eens discussies over gevoerd. Met name wanneer een gezaghebbend leraar de andere uitleg aanhing. Met alle respekt wat ons betreft voor die opvatting en ontdekkend genoeg voor de geneigdheid tot alle kwaad en tot ongeloof en traagheid des harten, zijn Schriftkenners van oordeel dat het: , , en geloofde" behelst dat de geliefde discipel geloofde de ramptijding van Maria van Magdalena. En geloofde dat Zijn. lichaam was weggenomen. Hoe hij juist tot die houding kwam, nadat hij de doeken keurig opgerold en de zweetdoek apart opgevouwen had aanschouwd, is al even een vraag. Wat het verschil van uitleg betreft wil ik me het liefst aansluiten bij Calvijn. Deze noemt het een armelijke uitleg dat het geloof van Johannes, in onze tekst genoemd, betrekking zou hebben op wat Maria had gezegd namelijk dat zij het lichaam van Jezus zouden hebben weggenomen. Nergens heeft het woord geloven deze betekenis, helemaal niet wanneer het sec gebruikt wordt zonder enige toevoeging. Ook is de uitleg van Calvijn; dat Johannes tot geloof kwam, namelijk dat Jezus was opgestaan, niet in strijd' met het feit dat zij in twijfel en verslagenheid huiswaarts keerden. Johannes bedient zich van deze woordkeus, wanneer hij de groei van het geloof wenst te beschrijven.
Zo volgen wij geenszins de geringste uitleggers, wanneer wij hier vaststellen dat geloof oplichtte in de duisternis van het grootste graf aller tijden. Op de bodem van het graf werd satan op machtige manier de kop vertreden. De moederopstanding gunde een kleine opstanding en leven aan het hart van de gelovige en beminde discipel. Door de kracht van Christus worden de Zijnen opgewekt tot een nieuw en godzalig leven. Ook al ontbrak de sterke ruggegraat, die het geloof bestendigheid en verzekering biedt. Immers zij wisten nog de Schriften niet dat 'Hij van de doden moest opstaan. Het „naar de Schriften" is een hoogst gewichtvolle stut voor het geloof. Desondanks op het zien van de hand van de Meester in de orde die in het graf heerste, op het aanschouwen van de tekenen, botte het geloof uit. Als een hyacinth in een donkere kast. Johannes dorst met enige verbaasde zekerheid te vermoeden dat Christus als de zeer liefhebbende Bruidegom van al Zijn teer beminden uit de slaapzaal getreden was. Petrus bleef weinig achter, want Lukas verhaalt dat hij zich verwonderde. Tussen verbaasd zich blij en hoopvol afvragend aanschouwen en ontluikend en het ongelofelijke haast niet durvend aanvaarden, ligt de provincie van verwondering. Alle geloof rijst op uit de verwondering.
„En hij geloofde." Aarzelend kwam hij tot eerste aanzetten van geloof. Opdat ook gij geloven moogt, ruist zacht in deze drie evangeliewoorden. Laat dit Pasen en laat mogelijk deze Paasoverdenking een teer sprietje zijn boven zwarte aarde zo zoiets nog nooit is begonnen in uw leven Kan het toch waar zijn? Hij opgewekt. Opgewekt uit de doden van wie wij stellig dachten dat zij nimmer weerkwamen. Die om onze zonden is overgeleverd, wreed vervolgd, getuchtigd, bespot en gehoond, ja aan ondragelijke helse versmadingen en kwelgeesten bloot gesteld, opgewekt tot rechtvaardiging. Opdat wij die een eeuwig ongelijk voor alle eeuwigheid op onze naam hebben, toch het gelijk van eindeloze vreugde aan onze kant zullen krijgen. Indien Christus niet zou opgewekt zijn, wat Johannes hier schemerend gaat bevroeden door de ingevende Geest, die geloof en vertrouwen wekt, alle verwachting zou ijdel zijn en blijven tot in alle eeuwigheid. Maar nu... is Hij opgewekt?
Christus is opgewekt! Wat voorzichtig oplicht in de duisternis van. het schrikkelijke graf zal voortschijnen .tot de volle dag en dat weldra, wanneer de blijmare van mond tot mond gaat: De Heere is waarlijk opgestaan. De slaper doet voor het eerst zijn ogen met een dun spleetje open. Kan het? Zou het? Stond Hij op? O, ontwaak lieve discipel, die in Gethsemané in zo diepe slaap bent gevallen. Ontwaak en sta op uit uw eigen dood vanwege ongeloof, zonden, misdaden, val en verlorenheid. Sta op uit de doden en Christus zal over u lichten. U zult lichtgevend en warmtestralend schijnsel aan alle kanten rondom u ervaren. Dapper ontkiemend geloof dat zich durft verheffen in het diepst van het graf. Laat Johannes daar niet zo eenzaam alleen staan. Ga met hem en doe als hij. Verkrijg even dierbaar geloof. Het werd Johannes daar geschonken te geloven. Een gerede gave die elke wensende verzuchting ver vooruit is. Het geloofde al eer iets in mij begon te geloven.
— o — Die de wereld won zei: Veni, vidi, vici. Snel en succesvol kwam ik, zag ik, zegevierde ik. Het geloof dat de wereld overwint en eeuwige winst voor de ziel behaalt komt, ziet en gelooft. Veni, vidi, credidi.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1984
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1984
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's