Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begraven ofverb randen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begraven ofverb randen?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

De moderne mens verheft er zich vaak op met het oude te hebben gebroken; zich van oude voorstellingen en begrippen te hebben losgemaakt. Met het oude geloof in de souvereiniteit van een God, uit Wien, door Wien en tot Wien alle dingen zijn heeft men afgedaan; van de openbaring van God wil men niet meer weten.

Toch is het opmerkelijk, dat dezelfde mens, die zegt met het oude te hebben gebroken, in menig opzicht terugvalt in oude gebruiken en heidense gewoonten, waarin zich een „modern heidendom" presenteert.

Een voorbeeld daarvan zien we in de crematie of lijkverbranding. Deze lijkverbranding toch is een oud-heidens gebruik. Hoewel in de heidenwereld het begraven niet geheel onbekend was... de meeste heidense volken verbrandden de lijken van hun overledenen zoals b.v. .onze voorvaders de Germanen.

Het lijk werd op grote brandstapels aan het vuur ten prooi gegeven en de as in urnen verzameld. Veel van die urnen zijn in ons land gevonden, verborgen in merkwaardige grafkamers, de bekende hunnebedden.

Zulk een lijkverbranding ging vaak gepaard met veel plechtigheden. Dat: was vooral het geval, als het om een opperhoofd ging. Die heidenen verbrandden hun doden omdat zij dachten, die doden daardoor meer te eren.

Van de as mocht niets verloren gaan. Met de grootste zorgvuldigheid werd deze dan ook verzameld. —o—

Voor deze oud-heidense gewoonte is in Europa sedert ongeveer 1870 sterk propaganda gevoerd, vooral door vele artsen. Sommigen gingen zelfs zóver, dat zij beweerden: „de Overheid moet om gezondheidsredenen het begraven afschaffen en de lijkverbranding tot wettelijke regel maken".

In verschillende landen richtte men verenigingen op om tot het beoogde doel: de lijkverbranding te komen. In 1878 werd te Gotha; aan de noordelijke rand van het Thuringerwoud in Duitsland het eerste crematorium geopend. Spoedig volgden meerdere van deze gebouwen. Daar Nederland nog geen crematorium rijk was, werden reeds enkele Nederlanders op hun wens in Duitsland verast. Echter, ook ons land zou zijn lijkoven krijgen! Het initiatief daartoe w-erd genomen in 1874. Op 28 december van dat jaar werd in Den Haag een eerste vergadering gehouden. De tweede vergadering werd eveneens in Den Haag gehouden op 2 juli 1875. Een hoofdbestuur van 18 personen werd gekozen en de „vereniging voor lijkverbranding" was opgericht. De koninklijke goedkeuring van de statuten werd verleend op 1 september 1875.

Toch zou het nog even duren voor er in Nederland een lijkoven kwam. Na veel tegenwerking en tegenslag, gepaard met financiële moeilijkheden, besloot men op 28 september 1907 tot de bouw over te gaan.

Het werd evenwel 12 juni 1912 eer het werk kon worden aanbesteed. Het crematorium zou komen te Westerveld bij Haarlem, waaide vennootschap Westerveld op haar begraafplaats Driehuis voor de bouw terrein aanbood. De eerste verbranding had er plaats in 1914. Deze crematie en de enkele tienduizenden die daarop vóór het jaar 1955 gevolgd zijn, waren illegaal. Ze waren bij de Wet verboden. Immers... de Begrafeniswet van 1869 schreef voor, dat een lijk moest worden begraven. De volksvertegenwoordiging meende toen nog, dat de lijkverbranding buiten de Wet diende te worden gehouden als , .in strijd met de geest der natie".

Maar in die Wet zat een leemte! Er werd n.1. niemand aangewezen, die met de zorg van het begraven werd belast. Niemand kon dus wettelijk aansprakelijk worden gesteld. In verband met deze zeer onbevredigende situatie werd in 1915 de Begrafeniswet in dier voege bijgesteld, dat voor een crematie een beschikking daaromtrent per testament moest worden vastgelegd.

In 1955 ging men een stap verder en werd crematie wettelijk toegestaan. Wel moest het verlangen daartoe blijken uit een testamentaire beschikking of uit een door betrokkene zelf met de hand geschreven laatste wilsbeschikking (codicil). Crematie van personen beneden de 18 jaar bleef verboden.

Eerst in september 1968 werd verbranden met begraven volledig gelijkgesteld. Sindsdien heeft het cremeren een hoge vlucht genomen. Van jaar tot jaar neemt nog het aan crematies toe. In procenten uitgedrukt: in 1950 werd 2% van het aantal overledenen gecremeerd, in 1982 was dat gestegen tot ± 40%. Het aantal crematoria bedraagt in ons land nu 21. De verwachting is, dat in 1990 zoveel crematoria in ons land zullen zijn, dat de helft van de overledenen zal kunnen worden verbrand. —o—

In die crematoria gaat het zeer fabrieksmatig toe. De gehele gang van zaken wordt beheerst d.oor kille zakelijkheid. Als een goed geoliede machine werkt dit continubedrijf technisch perfect. Sommige crematoria kunnen zelfs ruim 20 verbrandingen per dag verwerken.

Gebonden aan een strak tijdschema heeft

men altijd haast. Het kan gebeuren dat de plechtigheid van een crematie nog niet is beëindigd of in de wachtkamer staan al de genodigden voor de volgende crematie. Als men door onvoorziene omstandigheden langer. dan een half uur van de aula gebruik maakt., kan het gebeuren dat men, terwijl de uitvaartdienst nog aan de gang is, verzocht wordt op te staan en de dienst te beeindigen. Iemand die dat overkwam zei ervan: „Het ergste van dit alles is, dat. het je de rest van je leven niet meer loslaat. De herinnering aan die dag is compleet overschaduwd door de manier waarop de plechtigheid .mis ging".

De verbranding zelf voltrekt zich op deze wijze: Wanneer de lijkkist, na controle of het lakzegel van de arts, die de laatste schouwing heeft verricht, ongeschonden is, met een wagen die op rails loopt bij de oven is gebracht, wordt de bovenkist, welke een verschuifbare bodem heeft, weggenomen en de bovenkist in de oven geschoven, waarvan de lucht is verhit tot 800—1000 graden Celsius. Zonder in aanraking te komen met brandstof of vlam, blijft er van het lijk na ongeveer een uur, niets over dan enkele kilo's grauw-grijze as, die in een urn kan worden verzameld. Zulk een urn kan worden bijgezet in de urnengalerij, in het colombariurn (urnenmuur) of in een familiegraf.

Overigens wordt van deze urnen niet zoveel gebruik gemaakt. Meer dan 90 procent van hen die zich laten cremeren geven er de voorkeur aan hun as te laten verstrooien op een willekeurige plaats in veld of bos rondom het crematorium of boven zee om aldus spoorloos op te gaan in de natuur.

—o— Welke argumenten worden nu door de voorstanders van lijkverbranding aangevoerd ?

Wel, deze zijn van hygiënische, economische en aesthetische aard. Het gaat dus om: gezondheid, zuinigheid en schoonheid.

Wat de zorg voor de gezondheid aangaat ziet men de gevaren verbonden aan het begraven als zó groot, dat rnet invoering van de crematie een volksbelang wordt gediend.

Op de kerkhoven toch zoeken gevaarlijke gassen een uitweg in de lucht. Er ontstaat daardoor een bedenkelijke luchtvervuiling.

Bovendien wordt het water verontreinigd waardoor zelfs epidemieën kunnen ontstaan.

'Er is namelijk een hypothese (veronderstelling), dat het grondwater een goede geleider is van bacterieën. Welnu... deze mogelijke gevaren worden voorkomen door de lijkverbranding. Die verbranding is zó radicaal, dat alle ziektekiemen worden vernietigd en verontreiniging van de grond niet mogelijk is.

Nu vallen deze dingen, die in theorie ernstig schijnen, in de praktijk erg mee. Er wordt in deze zaak nogal overdreven. Zo lijkt het argument omtrent het verontreinigen van het water in de buurt van kerkhoven ernstig, maar heeft het toch niet veel waarde. Wanneer inderdaad dat gevaar zo groot zou zijn, zou dan niet alle doodgravers een kort leven zijn beschoren? En zouden mensen, die vlak bij een kerkhof wonen niet gedurig door allerlei ziekten geplaagd worden? En toch is dit niet zo. Zo bleek in een dorp in de Betuwe waar sedert eeuwen rondom de kerk werd begraven, na opzettelijk daartoe ingesteld onderzoek, dat de onmiddellijk omwonenden gedurende jaren heel goed gezond waren en er van een veelvuldig voorkomen van besmettelijke ziekten geen sprake was. Dr. Ferd. Fischer uit Hannover heeft indertijd, van regeringswege daartoe aangezocht, het bronwater van het Andreaskerkhof microscopisch onderzocht. Resultaat... dit water bevatte minder onreine stoffen dan de meeste waterbronnen van de stad. In Goes bleek na onderzoek, dat het water van een put, grenzend aan de gemeentelijke begraafplaats geheel vrij was van schadelijke bestanddelen.

Ook voorstanders van de crematie hebben erkend, dat genoemd argument weinig steek houdt. Zo zei dr. C. J. Wynaendts Franken in de brochure „Lijkverbranding": „het ware zeker een schromelijke overdrijving te beweren, dat geen enkele begraafplaats voldoen zou aan de noodwendige gezondheidseisen en dat, elk kerkhof gevaar zou opleveren voor de levenden".

Een ander geleerd en bekwaam voorstander van de crematie (dr. Baginsky: „Die Leichenverbrenning vom Standpunkt der Hygiëne) moet erkennen dat, hoewel hij de literatuur over dit onderwerp heeft doorgelezen, z.i. het bewijs nog niet is geleverd, dat goede kerkhoven in liun naaste omtrek schadelijk zijn voor de gezondheid of oorzaak zijn geweest van epidemiën.

Dr. J. Haverkate schreef dan ook terecht (chr. encyclopaedie, uitg. 1929, deel III blz. 680: „Tegenwoordig zijn de hygiënisten in 't algemeen 't er wel over eens, dat begraven op een goed aangelegd kerkhof de volksgezondheid niet schaadt en dus hieraan geen argumenten kunnen worden ontleend voor lijkverbranding". — o—

Het tweede argument dat ten gunste van lijkverbranding wordt aangevoerd is van economische aard. Verbranden zou voordeliger zijn dan begraven. De begraafplaatsen worden steeds duurder omdat de grondprijzen stijgen. In de grote steden moeten door uitbreiding van de stad de kerkhoven telkens verder uit het centrum worden verlegd. De afstand naar deze rustplaatsen wordt groter dus de vervoerskosten stijgen. Een crematorium daarentegen kan men een plaats midden in de stad geven, Het benodigde brandmateriaal bij lijkverbranding is goedkoop en wil men een urn aanschaffen ook de prijs daarvan kan voor niemand bezwaarlijk zijn.

Ook kan door crematoria besparing van de grond worden verkregen, want er is minder oppervlakte nodig dan bij het begraven.

Daar tegenover staat echter, dat de kosten voor het bouwen van crematoria en lijkovens reusachtig zijn. En zou men de bouw tot een minimum beperken, dan zouden de transportkosten ook aanzienlijk stijgen. Geld

moet worden gevoteerd voor in vaste dienst zijnde ovenisten en voor de honoraria van de medici, die met de verplichte doodschouw zijn belast.

Maar ook al zou de verbranding goedko-

per zijn dan begraven, bezuinigingsoverwegingen kunnen toch nimmer doorslaggevend zijn waar het gaat om een geliefde dode! (Wordt vervolgd.)

Bolnes/Ridderkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Begraven ofverb randen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's