Waakzaamheid ... een Bijbelse opdracht
(6)
Na nogal uitvoerig op de waakzaamheid in de prediking ingegaan te zijn, omdat daar de hoogste graad van waakzaamheid in acht genomen dient te worden, zou ik het beantwoorden van de brief van onze vriend willen afsluiten met het toespitsen van die waakzaamheid op enkele concrete gevallen.
Bijbel en bijbelse prediking geven daar aanleiding toe.
We staan niet alleen in de wereld, we zijn omringd door ontelbare gevaren, die de waakzaamheid, met name die van de christenen ernstig (kunnen) ondermijnen. Waken en bidden is in de Bijbel een dikwijls voorkomend begrippenpaar.
Vlak voor zijn gebedsstrijd in Gethsemané beval Christus Zijn discipelen te waken en te bidden opdat zij niet in verzoeking zouden vallen. De verzoeking om Hem los te laten en tegelijk alles prijs te geven. Tegen de wederkomst van Christus dient de waakzaamheid opgevoerd te worden. Zo laat ons dan niet slapen gelijk de anderen, maar laat ons waken en nuchteren zijn (1 Thess. 5 : 6).
De slapende bruidsmeisjes uit Matth. 25 dienen tot waarschuwend voorbeeld, voor dwazen en wijzen, voor wereld en kerk. Naar de kant van de gemeente toe geldt de oproep: aakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk en weest sterk (1 Kor. 16 : 13). Van de apostel Petrus komt het nooit aan actualiteit ontbrekende woord: ijt nuchteren en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden (1 Petr. 5:8).
Geen enkel levensterrein wordt bij die duivelse zoekactie overgeslagen. Op het erf der kerk sluipt hij vervaarlijk rond. Mogen we enkele concrete zaken noemen die ons reden voldoende geven om de nuchtere waakzaamheid te verscherpen?
Ten eerste dan dreigt het gevaar van het geestelijke uithollingsproces, het radicale verlies van de bijbelse normen en waarden.
Daardoor zijn we langzaam maar zeker terecht gekomen in een sfeer van verloedering, mede gestimuleerd door het vertrouwd raken met de zeer bedenkelijke „voorlichting" op alle terreinen van het leven via pers, radio en tv. Een voorlichting die doorgaans lijnrecht in strijd is met Gods Woord en wet en zijn hoogheilig gebod van liefde tot God en de naaste. Het woord „verslinden" uit de Petrusbrief staat me voor de geest, als we letten op de grote hersenspoeling die de massa gewillig ondergaat en jongeren en ouderen in denken, doen en laten afvoert van God en Zijn woord. De asfaltjeugd waar men in vroegere jaren nog over sprak dreigt meer en meer riooljeugd te worden. Bij het minste of geringste worden onze vermeende rechten op de straten en in de stadions, in treinen en bussen uitgevochten. Sportverloedering ontaardt steeds meer in sportverloedering.
Zeg niet argeloos: het is de kleinste minderheid nog maar. Ik weet het ook wel dat er nog heel veel anderen zijn, ook jongeren die niet op deze toer willen gaan. Maar laten we als ouders en ouderen alstublieft nuchteren zijn zegt Petrus, hetgeen ook zeggen wil laat u niet beheersen door een grote mate van naïviteit. Of speelt niet in kerk, gezin en samenleving wat Fl. Bakels noemt „Gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en opofferingsgezindheid bij ouders en opvoeders; ouders gekluisterd aan de televisie in-, plaats van'bezig met (opvoeding van) hun kinderen aan wier verlangens zij; maar toegeven om maar geen last van ze te hebben"?
Hier weet men nauwelijks meer wat oorzaak en gevolg is, zo verward liggen de zaken door elkaar. Ik bedoel dit: is het uithollingsproces gevolg van het toenemend materialisme of is het oer-materialisme, bevorderd en aangewakkerd door de „welvaart" van de na-oorlogse jaren — gevolg van het uithollingsproces?
Eén ding is zeker, het één grijpt op het ander in. Over dit materialisme dan in de tweede plaats. Ik sprak van oer-materialisme. Wat ik daarmee bedoel? Heel eenvoudig, maar ook diep ernstig de fatale greep naar de verboden vrucht zoals die ons in de zondeval (Gen. 3) beschreven wordt. Heel ons leven staat van huis uit — van Adam af — in het teken van die fatale greep. Dc gevallen mens is in wezen een pure egoïst.
Nu dat komt er in onze dagen heel sterk uit. Het is één van de tekenen van de eindtijd. Slaat u met mij 2 Tim. 3 maar op.
„En weet dit; dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden." Ja, ja zegt u, ik weet het al. U wilt het zeker hebben over oorlogen, geruchten van oorlogen, aardbevingen, pestziekten. Ook dit maakt een onderdeel van die zware tijden uit, ongetwijfeld. Maar daar wil Paulus het nu eens niet over hebben. Hij vult die zware tijden op een manier die we vandaag aan de dag steeds concreter gestalte zien krijgen. Want, zo vervolgt hij, de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, de ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods. Zo zien de mensen er uit. Van het pronkstuk der schepping vervallen tot wangedrochten. Deze hele scala van normloosheid is tastbaar geworden en wordt het steeds meer.
Het gaat dus om de innerlijke geestesgesteldheid, waarvan we helaas moeten zeggen het kan niet erger. Ingezet bij „liefhebbers van zichzelven" vloeit uit die breuk met God, waar de liefde tot Hem onbreekt, alles voort.
„In dat egoïsme ziet Paulus als 't ware de losbraak van de hel, de signatuur van het wereldleven der laatste dagen, de pestwalm die de adem beneemt, de oorzaak waarom alles zo zwaar en zo bang zal zijn" (H. Veldkamp) .
Door zelfzucht verkoelt de liefde tussen man en vrouw. Vandaar de talloze echtscheidingen. Door de zelfzucht ontaarden de aan de geboden Gods genormeerde verhoudingen van man en vrouw in „ongeremde sexuele smeerlapperij" (F. Bakels). Natuurlijk onder het masker van „doorbreking van taboes" maar met het duivelse doel de mensen te verslinden en te laten verstikken in de beerput van onbeschaamdheid. Zo kan men spreken van persoonlijk egoïsme, groepsegoïsme, nationaal egoïsme, kerkelijk egoïsme, enz. Moet daar de wereld en de kerk niet aan stuk gaan? Is dat niet de Kaïnsgeest van het: ben ik mijns broeders hoeder?
„Het kwaad van de anti-christelijke tijdgeest zal dus binnendringen, ook in de gemeente" (Bouma, Korte Verklaring der H. Schrift). Trouwens dat voorspelde Paulus al, toen hij aan het eind van die scale van ondeugden als klap op de vuurpijl schreef, dat er waren en zijn die een gedaante van godzaligheid hebben en de kracht daarvan verloochend hebben. Wijst de vinger nu ook naar onszelf?
Ja, wat wilt u! Een kerk die zichzelf steeds ontworstelt aan de kritiek van het Woord van God, ligt op den duur verslonden door duivels geweld, verstrooid als beenderen aan de mond van het graf. , , De kerk die juist de roeping had een dam op te werpen tegen het groeiend egoïsme, wordt door dezelfde zonde geïnfecteerd en ontluisterd. Temidden van een geschonden wereld staat een geschonden en gescheurde kerk, die de fundamentele eisen van het Evangelie verloochent en de imitatio (= navolging) van Christus naar het rijk der fabelen verwijst" (H. Veldkamp).
Om misverstand te voorkomen, het is niet de bedoeling om de trouw aan het Woord onzer belijdenis, dat is aan het Vleesgeworden woord Jezus Christus en het bewaren van het goede pand, zoals Paulus daar over schrijft in diezelfde Timotheüsbrief als kerkelijk egoïsme, of nog erger, als heilsegoïsme te betitelen.
Al sluiten we de ogen niet voor de kerkelijke zonden, we zeggen er tegelijk bij: Wie de prediking van zonde en genade niet meer urgent acht, laat niet het hele nieuwtestamentische getuigenis spreken. God wil in de prediking der verzoening een brug slaan naar de wereld en Hij heeeft dijt gedaan, haaks op het menselijk egoïsme. Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. En deze eniggeboren Zoon heeft in tegenstelling tot het oer-egoïsme van de mens en zijn wereld zichzelf ontledigd, tot in de dood, ja de dood des kruises. Dat evangelie is voor ons onopgeefbaar. Dat zal ons van de verdorvenheid van ons menselijk bestaan redden, de
kanker van het eigen „ik" genezen, door de kracht van Zijn zoenbloed.
Onze waakzaamheid tegen het genoemde materialistische egoïsme — de bloedzuiger die steeds maar roept: geef! geef! — zal uiteindelijk hierin bestaan dat we van al onze zonden gewassen in Christus' bloed vervuld worden met de Geest der genade en der gebeden, ook voor de wereld rondom, ook voor de kerk in haar diepe schuld. Dat is de Geest die woont in het door Christus' bloed gereinigde hart. De Geest der heiligmaking die vol is van liefde, goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, geduld, geloof. (Gal. 5). Want die van Christus zijn hebben het vlees, ook het vrome vlees, gekruisigd met de bewegingen en de begeerlijkheden.
Ds. J. Overduin zegt in zijn boek: „Hier beneden is het niet".
„Tenslotte is het gevaar levensgroot wanneer in een modern wetticisme, waarin de diepte van de verzoening gemist wordt, zulk een prediking, die bedoeld is een brug te slaan voor de wereld om in het heil van de kerk te komen, in de praktijk een loopplank wordt voor mensen om de kerk te verlaten" ...hoeveel duizenden hebben eveneens de kerk verlaten over de loopplank van een prediking, die neerkwam op „ieder het zijne geven" of „louter medemenselijkheid".
Hoevele duizenden ook binnen de kerken voelen zich juist door het „politieke spreken" van de laatste tijd zowel in de Nederlandse Hervormde en Gereformeerde kerken in hun kerk diep teleurgesteld omdat zij naar het woord van Calvijn niet meer „de moeder is die haar kinderen baart en in haar schoot koestert en ze voedt met de zuivere melk van het Evangelie, en haar de vaste spijze onthoudt"?
K. a. Z.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's