Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grote Overwinnaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grote Overwinnaar

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o Heere God! Psalm 68 : 19

Grote koningen verliezen de strijd tegen een klein volk. Hoe kan dat? Wel, dat kleine volk heeft een grote en machtige God. Een God Die op Sion woont. Waar de Ark staat, het tastbare teken van Zijn aanwezigheid.

Die Ark is tijdelijk van z'n plaats af geweest. Meegeweest, de strijd in. Maar nu dragen de priesters de heilige Ark terug. Naar de berg Sion, de woonplaats van Gods eer. Nu horen we David zingen: Gij zijt opgevaren in de hoogte.

Gij — dat is de Heere Zelf. Want op de Ark woonde de Heere. Op die Ark wordt het bloed der verzoening gesprenkeld. Anders zou de heilige God niet bij zo'n zondig volk kunnen wonen. Maar nu is Zijn woning als het ware gefundeerd op bloed.

Dus wanneer de Ark teruggaat naar de berg Sion, dan gaat eigenlijk de Heere Zelf terug naar Zijn woonplaats. GIJ zijt opgevaren...

1) de zegetocht die Hij maakt

GIJ... daarmee belijdt David: Gij, Heere, alleen, Gij zijt Verwinnaar in de strijd. Hij zegt niet: wij hebben zo dapper gevochten. Wij hadden zo'n goed geoefend en zo'n zwaar bewapend leger. GIJ...! En hoe hoger de Ark komt, hoe dieper David buigt. Tot drie keer toe zegt hij: Gij.

Gij zijt opgevaren... Paulus betrekt in Efeze 4 deze woorden rechtstreeks op Christus. Als Hij opgevaren is in de hoogte heeft Hij de gevangenis gevangen genomen en de mensen gaven gegeven. En Hij is Dezelfde - zegt Paulus — Die eerst is nedergedaald tot in de benedenste delen der aarde.

Hij is nedergedaald. Hij is onder ons komen wonen. Zoals de Ark het zichtbare teken was van Gods tegenwoordigheid, zo heeft Hij zichtbaar en tastbaar onder ons gewoond. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Gij zijt nedergedaald. U hebt Zich zo diep gebogen, U hebt ons vlees en bloed aangenomen. U bent neergelegd in een kribbe. U had geen huis om in te wonen, nog geen steen om Uw hoofd op neer te leggen. U hebt als een worm door het stof gekropen. Uw kostbaar bloed is op de aarde gedruppeld. U hebt de doornenkroon gedragen en het purperen kleed. En U hebt Zich laten hangen aan het kruis. U bent neergelegd in het stof des doods. Nog dieper hebt U willen buigen. U bent afgedaald tot in de hel van de Godverlatenheid.

Maar omdat U Zich zo diep vernederd hebt, bent U ook uitermate verhoogd. U bent wel van boven naar beneden gekomen, maar U bent ook weer opgevaren van beneden naar boven. De zonde was verzoend en de schuld was betaald. U bent met heerlijkheid en eer gekroond. De Vader heeft tegen U gezegd: Mijn Zoon, zit aan Mijn rechterhand.

Opgevaren. Dat is een plechtig opstijgen. Christus is niet geruisloos van de aarde verdwenen. Hij is voor de ogen van Zijn discipelen opgevaren naar de hemel.

Opgevaren in de hoogte. Voor David is dat nog maar de berg Sion. Een heuvel die nieteens zo hoog is. Maar HIJ is inderdaad opgevaren in de hoogte. Verre boven alle hemelen, zegt Paulus, opdat Hij alle dingen vervullen zou.

Wij kunnen ons van die hoogte geen voorstelling maken. Daar zijn de zalen van eeuwig licht, waar God woont. Waar de heilige engelen Hem dag en nacht dienen.

Maar wat een vreugde moet dat gegeven hebben in de hemel, toen HIJ terugkwam van deze aarde. Heft uw hoofden op, gij poorten en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga! Toen zijn alle hemelpoorten voor Hem opengegaan. Toen heeft 's Heeren huis van vreugde gedruist. Toen heeft Hij de ereplaats ingenomen aan de rechterhand van de Vader. Toen is de kroon van fijn goud op Zijn hoofd gezet.

GIJ zijt opgevaren. Dat haalt een streep daar alles van ons. HIJ heeft immers heel het werk volbracht. En Hij treedt met Zijn volmaakte offer voor de Vader. HIJ, de grote Priester over het huis Gods. De Koning der ere, in Wiens hand de genadescepter rust, voor altijd.

GIJ zijt opgevaren. Nu kunnen we alleen nog maar eerbiedig voor Hem buigen. GIJ, onze oudste Broeder, hebt ons vlees meegenomen naar de hemel. GIJ hebt door Uw kruis en dood genade voor zondaars bereid. GIJ hebt de troon der genade geopend, zodat wij met vrijmoedigheid mogen toegaan. En GIJ zult Uw Geest zenden zodat wij gaan zoeken de dingen die boven zijn. En straks komt Gij terug om ons tot U te nemen in de eeuwige heerlijkheid. Want U hebt gezegd: Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn die Gij Mij gegeven hebt.

2) de vijand die Hij versloeg

Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd. Koningen en veldheren die een veldslag hadden gewonnen maakten meestal een triomftocht door de hoofdstad. En dan liepen de overwonnen legeraanvoerders achter hun wagen aan. Soms waren ze aan de wagen vastgebonden. Dat was het zichtbare teken van de overwinning. Dan kon iedereen zien dat de vijand beslissend verslagen was.

Wat een vreugde, wat een opwinding gaf dat bij het volk dat uitliep om de overwinnaar te begroeten! Hoe meer verslagen vijanden, des te groter de roem van de koning.

Als de Overwinnaar van dood en graf ten hemel vaart, dan voert Hij ook Zijn overwonnen vijanden in triomf mee. De koningen, hoe zeer geducht, zijn aan Zijn zegewagen gebonden. Ja, de gevangenis zélf is gevangen genomen.

Dat is een eigenaardige beeldspraak en toch staat het er letterlijk: Gij hebt de gevangenis gevangen genomen. De Koning voert niet alleen gevangenen mee, Hij heeft de gevangenis zelf van haar macht beroofd.

De gevangenis. Dat is heel de boze macht die mensen gevangen houdt. De macht van de zonde, de macht van de dood. In die gevangenis zitten we van nature allemaal. We zijn. er vrijwillig ingegaan, we dachten dat we de vrijheid kregen. Maar de deur is achter ons in het slot gevallen en we kunnen er niet meer uit. Al zouden we de deur willen forceren, al zouden we de tralies stuk willen breken. Maar dat doen we nieteens, we voelen ons in onze gevangenis vrij.

En toen is HIJ gekomen, de Heere sterk

en geweldig. Hij is de gevangenis binnengegaan. Hij heeft de strijd aangebonden tegen die onoverwinnelijke machten. Hij heeft de satan beslissend verslagen. Hij heeft door Zijn dood teniet gedaan die het geweld van de dood had, de duivel.

Nu moet die machtige satan, die aangesteld was tot gevangenbewaarder, zijn prooi loslaten. Nu voert Hij de satan 'in triomf mee achter Zijn zegewagen. En de .dood ook, want Hij heeft de dood verslonden tot overwinning. En de zonde, want Hij heeft de zonde verzoend. En de wet in haar veroordelende kracht. En de overheden en de machten. Het zijn allemaal verslagen vijanden. Want HIJ heeft de sleutels van hel en dood.

Maar nog meer gevangenen voert Hij mee. Ook de mensen die gebonden zaten in de gevangenis. Vijanden die eerst tégen Hem waren en zich tegen Hem verzetten, maar die door de kracht van Zijn Woord en Geest zijn overwonnen en gesteld zijn in de vrijheid die in Christus is. Want Hij heeft niet alleen de machten van zonde en dood overwonnen. Hij heeft ook een gevangen volk vrijgekocht met de prijs van Zijn kostbaar bloed. Zij die gebonden zaten in schaduw van de dood. Die heeft Hij met Hem opgewekt, met Hem in de hemel gezet.

Wat is Hij groot, deze Overwinnaar! Hij moet als Koning heersen tot Hij alle vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben.

Mag u zo voor deze Koning buigen en Hem de heerlijkheid geven? Zingt het in uw hart: Zo moet de Koning eeuwig leven? Hij is het toch waard dat heel de wereld zich voor Hem buigt? Dat alle tong Zijn Naam belijdt?

Het mag verkondigd worden dat er vrijheid is voor gevangenen. Het jubeljaar der verlossing mag uitgeroepen worden: Hij zegt tot gebondenen: gaat uit, en tot hen die in duisternis zitten: komt tevoorschijn!

Wie zit daar in de gevangenis? Wie bidt daar: voer mij uit mijn gevangenis...? Luister, gij gebondenen, die daar hoopt: om het bloed des Verbonds heeft Hij de gevangenen uit de kuil waar geen water in is uitgelaten. Nooddruftigen, veracht Zijn goedheid niet, nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.

Maar bedenkt u het wel, als u hier niet voor Hem buigt, vrijwillig, dan zult u het straks gedwongen moeten doen. Want dan zal de grote Overwinnaar zeggen: deze Mijn vijanden die niet hebben gewild dat Ik over hen Koning zou zijn, brengt ze hier en slaat ze hier voor Mij dood. Nu biedt Hij nog gratie aan, aan doodschuldigen, nu kondigt Hij nog vrijheid af voor gevangenen.

3) de buit die Hij uitdeelt

Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen... Of, zoals er eigenlijk staat: Gij hebt gaven genomen onder de mensen, wederhorigen om te wonen.

De Koning houdt een zegetocht na de behaalde overwinning. Natuurlijk zijn de overwonnen volken schatplichtig gemaakt. Schapen en runderen, goud en zilver en kleding is meegenomen als oorlogsbuit. Maar een goede koning houdt die buit niet voor zichzelf. Bij zijn thuiskomst deelt hij die uit aan armen, aan behoeftigen. Hij wordt etzelf niet rijker van, hij maakt er zijn onderdanen gelukkig mee.

En nu zegt David: Gij hebt gaven genomen. Maar Paulus citeert dit woord in Efeze 4 en zegt: Gij hebt gaven gegeven. Want de grote Overwinnaar is een goede Koning. Een Koning Die de buit niet voor zichzelf houdt, maar ze uitdeelt aan Zijn onderdanen.

Gaven, tot der mensen troost. Allereerst de gave van de Heilige Geest Die Hij heeft uitgestort op de Pinksterdag. En dóór die Geest ook de gaven van geloof, hoop en liefde. De gave van een nieuw hart, van verlichte ogen des verstands. De gaven van gerechtigheid en heiligheid, vrede en blijdschap.

Hoe krijg ik deel aan die rijke gaven? Die worden uitgedeeld onder de bediening der verzoening! Want wanneer Paulus in Efeze 4 dit woord verklaart, dan zegt hij: Hij heeft de mensen gaven gegeven... sommige tot apostelen, sommige tot profeten, sommige tot evangelisten, sommige tot herders en leraars, tot de volmaking der heiligen...

De verhoogde Koning regeert en verzorgt Zijn Gemeente door middel van de ambtelijke bediening van het Woord. Zijn dienaren zijn uitdelers van de menigerlei genade Gods.

Wanneer er iets waardevols wordt uitgedeeld, dan zie je de mensen soms in de rij staan. Wat moesten we er dan bij zijn, telkens wanneer deze gaven worden uitgedeeld.

Hoe zou het komen, dat er zo weinig belangstelling is voor deze gaven? Omdat we zelf nog te veel hebben? Omdat we zelf nog rijk en verrijkt zijn? Armen en behoeftigen, die zelf niets meer hebben, aan hen kan de Heere Zijn gaven kwijt. Armen heeft Hij met goederen vervuld. Hun zal een schat van zegeningen in Hem ten erfdeel zijn.

En dit Hemelvaartsevangelie is zo ruim, het aanbod van die gaven is zo onbeperkt... Gaven onder de mensen. Nog niet eens onder nette mensen, onder fatsoenlijke mensen, onder kerkmensen. Zo onbepaald en onbeperkt als het maar kan.

Gaven onder de mensen, wederhorigen. Niet als een aparte categorie, maar als een nadere bepaling. Mensen, dat wil zeggen: wederhorigen. Die niet horen willen. Die dwars en tegen de draad in zijn. Mensen die eigen wegen gaan.

Wat doen wij met wederhorigen? W 7 at doen ouders met een jongen die niet luisteren wil? Wat doet een leraar op school met een ongehoorzame leerling? Dan zeggen wij: wie niet horen wil moet voelen. De Heere doet het anders. Hij overwint zulke wederhorigen door de kracht van Zijn Woord en Geest. Hij stort Zijn liefde uit in het hart. Wederhorigen die de dood hadden verdiend krijgen gratie, krijgen eeuwig leven. Bedelaars worden verheven in de adelstand. Zwervers en daklozen krijgen een thuis.

Daar eindigt de dichter mee: om te wonen. Dat kan betekenen dat de Heere woont bij Zijn volk. De tabernakel Gods is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen. Hij maakt een woning in ons hart. Het kan ook betekenen dat wij mogen wonen bij Hem. De Koning is al thuis en al Zijn overwonnen vijanden, die vrienden zijn geworden, zullen ook thuiskomen.

Wat een thuiskomst zal dat zijn! Wel hem, die Gij hebt uitgelezen, Dat hij bij U zij, Heer! Die ook altijd bij U mag wezen, Zonder te scheiden meer...

De dichter heeft maar één verwonderde uitroep: o Heere God!

Want daar zal de Heere eeuwig in verheerlijkt worden. De Vader, omdat Hij een wederhorig kroost zo heeft liefgehad dat Hij Zijn enige Zoon ervoor heeft gegeven. En de Zoon omdat Hij het kruis heeft verdragen en schande veracht en in eeuwigheid gezeten is aan de rechterhand van God. En de Heilige Geest Die woning maakte in ons hart en Die ons vervult met Zijn hemelse gaven.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in

Christus!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De grote Overwinnaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's