(§eeót, woord en ambt
Devaluatie vanhet ambt
Het doet misschien wat vreemd aan wanneer in de tijd van Pinksteren, waarin we ons bezinnen op de Persoon en het werk van de Heilige Geest, het ambt ter sprake wordt gebracht. Is er een relatie tussen de Heilige Geest en het ambt, en zo ja, welke? Dat is de vraag die ons ditmaal bezig zal houden.
Er is alle aanleiding toe deze vraag te stellen. Allereerst vanuit onze eigen situatie. Het is voor niemand die op de hoogte is van z'n tijd iets nieuws als ik beweer dat we te maken hebben met een geweldige devaluatie van het ambt. De gezagsdrager in het algemeen wordt veel minder geaccepteerd dan vroeger. De tijd dat een minister, een burgemeester, respekt afdwong, alleen al uit hoofde van zijn functie, is voorbij. Waarom zou hij méér zijn dan ik? Of hij mijn respekt waard is, blijkt niet uit zijn funktie als zodanig, dat zal moeten blijken uit de wijze waarop hij zijn taak vervult. Dat is het nivelleringsproces dat aan de kerk niet voorbijgaat.
De kerk werkt daar zelf aan mee doordat in vele gemeenten ambtsdragers niet meer op de klassieke wijze worden gekozen, maar van tevoren „gepolst". Solliciteren naar een predikantsplaats is, blijkens de talrijke advertenties in Woord en Dienst, een vrij normale zaak geworden. De kerkeraad of de beroepingscommissie geeft een profielschets van de gezochte dienaar van het Woord en predikanten kunnen erop reflekteren. Als er een nadere kennismaking uit .volgt en als men tot een vrij hoge mate van overeenstemming is gekomen wordt het beroep uitgebracht dat in feite nog slechts een .formaliteit is. Met het aantrekken van ouderlingen en diakenen is het al niet anders. Tweetallen worden niet gesteld, men gaat op zoek naar de geschikte personen en benadert hen met de vraag of ze een kerkeraadsfunktie ambiëren. Reageren ze positief, dan worden ze benoemd en vervolgens bevestigd.
Individualisme
We mogen dankbaar zijn wanneer het in onze eigen kring nog niet op deze wijze toegaat. Wat geenszins wil zeggen dat het met het ambtelijk besef onder ons beter gesteld is! Vooral in dorpsgemeenten waar men elkaar nog kent blijkt het moeilijk persoon en ambt van elkaar los te maken. De ouderling is immers maar „die en die", en hij, doet in het gewone leven „dat en dat". Ik weet eigenlijk teveel van hem om met hem over het geestelijk leven te spreken.
Bovendien komt ook onder ons hoe langer hoe meer een geest openbaar van individualisme. Waarom is dat nodig dat die ouderling zich met mijn privé-leven bemoeit? Ik heb zelf ook een bijbel in huis die ik kan lezen. Ik kan zelf ook bidden, daar heb ik geen ouderling voor nodig. Huisbezoek kan op deze wijze totaal vastlopen omdat men weigert zich te stellen onder ambtelijk gezag. In dagen van vreugde of
rouw verwacht men nog wel „iemand van de kerk", maar dan niet omdat men zo'n behoefte heeft aan geestelijke begeleiding, maar als een soort „goodwill": de kerk was ook van de partij; ...
Vandaag komt daar nog een probleem bij, namelijk de invloed die uitgaat van de „vrije groepen". Nu kunnen die niet alle over één kam worden geschoren, want ook onder hen is verschil in waardering van het ambt. Maar fft het algemeen kan toch worden vastgesteld dat binnen de Pinksterbeweging en aanverwante groepen Geest en ambt vaak tegenover elkaar worden gesteld of zelfs tegen elkaar worden uitgespeeld. Dat heeft te maken met de oude Doperse opvatting met z'n tegenstelling tussen uitwendig en inwendig. Met de kerk en de sacramenten behoort het ambt tot de „uiterlijke" dingen die niet „Geestelijk" zijn. De konsekwentie vinden we bij de mensen van de „Vergadering" (de zogenaamde Darbisten) waar men het ambt niet kent of erkent, maar waar iedere „broeder" vrij is het Woord te spreken en de samenkomst van de gemeente te leiden.
Het zal weinig moeite kosten deze opvattingen ook te signaleren in ultra-orthodoxe kringen, binnen en buiten de Hervormde Kerk, waar woorden van hen die door de Geest zijn verlicht vaak vèr uitgaan boven woorden door ambtsdragers gesproken, soms zelfs boven het Woord van de levende God Zelf. Geen wonder dat soms ook juist mensen uit déze hoek zich aangetrokken voelen tot de „vrije groepen".
Geest en Woord
Om het rechte zicht te hebben op het ambt zal het nodig zijn dat we steeds weer Geest en Woord in hun juiste verhouding laten staan. De Reformatie heeft ons — onder andere - geleerd: sola Scriptura — alléén de Schrift. Dat was in een tijd waarin menselijke inzettingen de hele kerk beheersten, iets ongehoords! Zoals ook onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: men mag ook gener mensen geschriften, hoe heilig ze ook geweest zijn, gelijkstellen met de Goddelijke Schriften. Het is dus zuiver Reformatorisch, als we zeggen: we hebben genoeg aan het Woord.
Maar dat Woord is het voertuig en werktuig van de Heilige Geest. De Geest onder Wiens leiding het W 7 oord tot stand is gekomen is absoluut nodig om het Woord te verstaan. En de Geest bedient Zich altijd weer van het Woord.
Het is van het hoogste belang dat de balans tussen Woord en Geest, Geest en Woord, in evenwicht blijft. Zouden we de Geest — oneerbiedig gezegd — opsluiten in het Woord, dan vervallen we tot rationalisme, tot een verstandelijk toestemmen van „de waarheid", en dan houden we dat voor „geloof". Zouden we omgekeerd, het Woord ondergeschikt maken aan de Geest, dan komen we terecht in het spiritualisme, waarbij het Woord maar „een dode letter" is, en waarbij „geestelijke" ervaringen hoger genoteerd staan dan het levende en levendmakende Woord van God.
Met twee woorden spreken! Dat geldt ook als het gaat om Woord en Geest. Het is niet toevallig dat juist Calvijn, die zich zoveel moeite heeft getroost om het Woord te verklaren, de geschiedenis is ingegaan als „de theoloog van de Heilige Geest". Bij hem zijn Woord en Geest geen tegengestelde grootheden. Integendeel, dat is een reformatorisch erfgoed dat we niet meer kunnen prijsgeven.
Is bemiddeling nog wel nodig?
De Reformatie heeft de bijbel in handen gegeven van de „leken". En we belijden dat de Heilige Geest werkt waar en wanneer Hij wil. Het protest van de Reformatie was onder andere gericht tegen de Roomse hiërarchie, de priester-heerschappij, waarin de „geestelijken" een bemiddelende funktie hadden tussen God en mens. Halen we nu met onze ambten toch weer niet een rooms element binnen? Schuiven we toch geen bemiddelaars tussen de Heilige Geest en de mens?
Vanuit de Doperse kringen in de tijd van de Reformatie en vanuit de „vrije groepen" in onze tijd wordt ons herhaaldelijk verzekerd dat de ambten wèl bestonden in de tijd van het Oude Testament — dat is ook moeilijk te ontkennen — maar dat dit nu juist de heerlijkheid van het Nieuwe Testament is boven het Oude, dat het zogenaamde „intermediair" is weggevallen. Er zou nu geen bemiddeling van het heil meer nodig zijn, omdat God nu gediend wordt „in geest en in waarheid".
Geest, Woord en ambt
Ik denk dat hier toch een fundamentele vergissing wordt gemaakt. Zodra de Heere Jezus ten hemel gevaren is stort Hij over Zijn discipelen de Heilige Geest uit. Door deze Geest worden de apostelen aangegord om met het Woord de wereld in te gaan, het heil te verkondigen dat in Christus is. Daarin is echter het Oude Testament niet afgeschaft, integendeel, talloze malen beroepen de apostelen zich op de geschriften van de profeten. Maar daar komt het Nieuwe Testament nog eens bij! Dezelfde Geest Die de bijbelschrijvers van het Oude Testament had geïnspireerd, drong ook de apostelen tot schrijven. De Heilige Geest bediende, en bedient zich nog, van het geschreven Woord.
Maar dat Woord ligt weer in handen van de apostelen en hun opvolgers. Het verwijt dat ons vaak treft uit de „vrije groepen" en ook uit de kringen van hen die het ambt naar beneden willen halen is altijd weer: waar heeft de Heere Jezus dat gezegd' dat er predikanten, ouderlingen en diakenen moeten zijn? En uiteraard kan uit het Nieuwe Testament niet rechtstreeks een „theologie van het ambt" worden afgelezen.
Maar we vinden wel in de Handelingen der Apostelen en in de brieven, dat de apostelen, zodra ergens een gemeente is gevormd, ouderlingen en diakenen aanstellen en een regeling ontwerpen voor het gemeentelijk leven. Dat is geen stokpaardje van de apostelen geweest, maar gehoorzaamheid aan de Heere der gemeente met Wie ze omgegaan hadden en van Wie ze het geleerd hadden.
In het aanstellen van ambtsdragers hebben we te doen, niet met een staaltje van organisatietalent van de apostelen, maar met een daad, weliswaar door de apostelen verricht, maar een daad van Christus Zelf Die op de wijze van de Heilige Geest tegenwoordig is in Zijn Gemeente.
Leiding van de Geest
Wanneer we nagaan hoe in het Nieuwe Testament ambtsdragers gekozen en in het ambt worden gesteld, dan zien we hoe nadrukkelijk de Heilige Geest daarbij aan het werk is. Mensen matigen zichzelf niet de eer aan van in het ambt te staan, maar ze worden ertoe geroepen na gevraagd te hebben om de leiding van de Heilige Geest. De mensen die gekozen worden zijn „mannen vol van de Heilige Geest". En als ze in het ambt worden gesteld, dan gebeurt dat met oplegging der handen, als symbool van de overdracht van de Heilige Geest. En ook bij de ambtsvervulling wordt telkens weer gevraagd om de leiding van de Geest. Kortom, de Heilige Geest is onmisbaar voor het bestaan van het ambt, èn voor de rechte bediening van het am'bt.
Het zou een zegen zijn voor ons kerkelijk en gemeentelijk leven wanneer we weer een juiste kijk kregen op het werk van de Heilige Geest. Dat zou ons kunnen bewaren voor geringschatting van het ambt waardoor de
Heilige Geest werkt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's