De Geest maakt vry
(2)
Heeft de apostel in het eerste vers de blijmare uitgejubeld dat er geen verdoemenis is voor degenen die in Christus Jezus zijn, in het tweede vers wijst hij de grond daarvoor aan. Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus; heeft mij (of u) vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. De wet van de Geest des levens wil zeggen van de Geest die het leven schenkt. En als nadere omschrijving van de Geest des levens staat dan: des levens in Christus Jezus; beide karakteriseren zowel de Geest als het leven. Want de Geest die het leven schenkt, is de Geest van Christus en het leven dat de Geest schenkt is het.leven van Christus. De Geest heet immers de levendmakende Geest. Het gebruik van het w r oord „wet" is wel het meest opvallende.
Waarom zegt Paulus niet gewoon de levendmakende Geest, of de Geest die het leven dat in Christus is ons schenkt? Waarom noemt hij zo nadrukkelijk de wet van de Geest des levens in Christus Jezus? Bij het woordje „wet" zullen we te denken hebben aan de macht die de Heilige Geest uitoefent als Hij zijn vrijmakend werk doet in het hart van de zondaar. De wet des Geestes, omdat de Heilige Geest vast en onveranderlijk is in Zijn werk. De Geest des levens in Christus Jezus heet „wet des Geestes" omdat Hij volstrekt niet willekeurig te werk gaat. Het gaat om een nieuwe macht, die een nieuwe orde van zaken vertegenwoordigt, aldus H. Ridderbos in zijn commentaar.
Voorzichtig gezegd zou het Paulus hier te doen zijn om een zekere „wetsmatigheid" in het werk van de Geest te benadrukken. Ik zet met opzet het woord „wetsmatigheid" tussen aanhalingstekens en ik zeg met opzet „in zekere zin". Want we mogen niet uit het oog verliezen dat de Geest zelf vrij is en niet gebonden aan enige van buiten af opgelegde wet. Als we spreken van de Geest dan ligt juist de nadruk op het vrije, het geheimnisvolle, het verrassende van de Heilige Geest. Waait de Geest niet waarheen Hij wil? Maar het gebruik van het woord „wet" wil zeggen dat de Geest een voortdurend, een werkzaam Levenselement is, dat het hele bestaan van een christen bepaalt.
Het is de bediening van de Geest in ons die geloven, die in Christus Jezus zijn. De Geest behoudt zich de vrijheid voor om de genade die in Christus is, het leven dat in Christus is, te schenken aan wie Hij wil en ook is Hij vrij dit leven op zijn eigen Goddelijke wijze te schenken. De Geest heet wet des Geestes, omdat Hij zich door geen mens voor de voeten laat lopen, door niemand zich laat dirigeren, door geen mens zich de wet laat voorschrijven. Hij gaat Zijn eigen geestelijke gang. Dit is de „wet des Geestes" dat Hij vrij is en werkt naar het soevereine welbehagen des Vaders. Wil Hij de één meer liefelijk leiden, lokken en trekken naar Christus, om hem later meer en dieper aan zijn verlorenheid en schuld te ontdekken en zo tot Christus leiden, dan zal Hij dit niet van ons vragen, of u en ik dit goed vinden. Wil Hij de ander eerst neerwerpen door het woord der heilige wet Gods, hem in de verbrijzeling des harten voor God in de schuld doen neerzinken, dan doet Hij dit zonder het aan ons te vragen. Maar wèl, en dat is nu zijn macht, zijn „wet" en tevens zijn vrijmacht, houdt Hij één lijn aan. Een vaste lijn. Hij leert ons het leven buiten onszelf in Christus zoeken. Hij heeft één doel voor ogen zoals Christus van Hem betuigt in Joh. 16 : 14, Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en u verkondigen. Dat is het vaste „patroon" zou je kunnen zeggen.
Hij brandt onze ziel uit als een haard en schroeit door het vuur des Geestes alle eigengerechtigheid weg. Hij slaat ons neer door de hamer van het Woord, Hij richt de heilige wet van God op in ons binnenste. Hij maakt Christus onmisbaar, dierbaar, noodzakelijk en gepast. De wet des Geestes des levens in Christus Jezus is de Geest, die op Christus rust zonder mate. Dat is de Geest die Christus verworven heeft en ons het leven in Christus doet zoeken en vinden. Hij werkt zó zuiver naar goddelijk bestel dat allen en alléén zij die door de Geest Gods geleid worden, kinderen Gods zijn (Rom. 8 : 14). Hij werkt soms in het hart van zuigelingen, die Hij met de genade der wedergeboorte en het leven in Christus begiftigd van de moederschoot aan. Hij geeft in het hart van kinderen dat de aantrekkingskracht van en tot de Heere Jezus sterker is dan de zuigkracht der wereld, zodat zij mogen getuigen: k uw knecht vrees dc Heere van mijn jonkheid aan. Maar nooit zal Hij verzuimen het hart grondig te ontdekken, om arm en leeg in onszelf Christus en Zijn gerechtigheid te omhelzen. Hij wekt vrees in de ziel van jonge mensen en de heilbegerige vraag: oe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God. Hij arresteert verharde zondaren en zet ze gevangen onder de wet, opdat zij door Christus overgaan uit de dood tot het leven. En niemand kan de Geest dwingen, de wet voorschrijven of zeggen: at doet Gij? Wat is dan de „wet", wat is dan Zijn onveranderlijke wijze van werken? De apostel noemt het hier in één woord: rijmaken.
Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus, heeft mij, heeft u vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.
Hier komt nu de tegenstelling aan het licht. Hier komt wet tegenover wet te staan. De wet des Geestes des levens tegenover de wet der zonde en des doods. De zonde noemt Paulus hier een wet en ook de dood noemt hij een wet. Wet in de zin van macht,
in de betekenis van wetmatigheid. Dat is onze vreselijke toestand van nature, onze verloren staat voor God. Zonde en dood zijn beide een wet die op de verloren zondaar rusten. Zonde en dood zijn twee bange en knellende dwangbuizen, waaronder wij gevangen zijn, en zij knechten en kluisteren ons. Wij gevallen mensen zijn zó aan de zonde en dood onderworpen dat wij zondigen móéten en daarom sterven móéten. Zo hopeloos is onze situatie. Daarbij moeten we ook bedenken dat de wet Gods, de tien geboden als aanklagende instantie tegen de mens, die niet anders kan dan zondigen en daarom des doods waardig is, optreedt. De macht der zonde en des doods heeft de overhand over de mens, die uit de kracht van de werken der wet het leven zoekt. Want wij weten dat de wet (Gods) geestelijk is, maar wij zijn vleselijk, verkocht onder de zonde.
De wet der zonde en des doods is dus iets anders dan de wet Gods. De wet der zonde en des doods is het dwangmatige, het machteloos gebonden zijn. Zó onherroepelijk, zó onverbiddelijk is de macht der zonde, dat zij ons de dood voor nu en voor eeuwig bezorgt. We kunnen er niet onder uit: nog erger, we willen het niet eens meer. We zijn er onder verkocht, vrijwillig en daarom zijn we aan zonde en dood verknocht. Daar komt nog bij, dat, als de wet Gods ons de zonde verbiedt op straffe des doods, juist de zonde die in ons sluimert opwekt, prikkelt, het tegendeel openbaar maakt. Wij kiezen van nature de dood voor het leven.
Wie het niet wil geloven kijkt maar naar een klein kind. Als moeder zegt: je mag hier of daar niet aankomen, dan doet zo'n kind het juist en extra veel. Je geeft het een tik op zijn vingers, maar het steekt toch zijn handje weer uit naar het verboden voorwerp en het denkt: ik doe het tóch. Dat is nu de wet der zonde en des doods. En de ergste zonde is dat de mens zichzelf wil redden, zichzelf rechtvaardig wil maken, altijd anders wil dan God wil, zijn eigen gerechtigheid op wil richten, wettisch gaat leven, iets aanbrengen wil tot zijn zaligheid. Ten diepste als God wil zijn.
Dat hebben we ons aangeleerd in het paradijs en dat leren we nooit meer af, tenzij ja tenzij we door de Geest Gods wederom geboren worden. Wij leven ernstig en moeizaam en denken er winst mee te boeken, munt uit te slaan. Wij plegen de wet Gods onder Gods handen in haar tegendeel om te keren. Want de wet Gods is heilig en goed, maar wij zondigen door te menen dat wij die kunnen vervullen. Wij maken Gods gave tot een taak en zijn heilige, rechtvaardige en goede wet tot een ideaal. En vroom weg willen we als God zijn, richten de ladder van eigengerechtigheid op. Zo werkt de wet de zonde dat wij onze schuld dagelijks meerder maken. Dan leven we naar de dood toe. We willen als God zijn. God wil ons rechtvaardigen. Neen zeggen wij net als dat kleine kind, ik doe het zélf. Wij willen Christus en de Heilige Geest het werk uit handen nemen, en dat nu verdraagt God niet. De wet der zonde en des doods, waaronder we gevangen zijn en de wet Gods schijnen samen te spannen. Dat is onze zonde en de zonde en dood drijven ons in de zonde en in de dood. Dat heeft Paulus zelf ondervonden en zo heeft Paulus zich leren kennen als aan alle kanten verloren. Hoe kwam hij daartoe? Dat werkte de Geest des levens in Christus Jezus. Die heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Wat waar is voor mij, zegt Paulus, is ook waar voor u. Indien u maar de bevrijdende kracht van de wet des Geestes hebt leren kennen. Hoe maakt de Geest dan vrij?
„Wel", zegt Kohlbrügge, „Hij nam mij gevangen, Hij overviel mij. Hij kleedde mij uit tot op het gebeente." Hij gebruikte daarvoor de heilige wet van God en die spreekt: „Vervloekt is een iegelijk die niet blij blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen, " De wet des Geestes des-levens trekt mijn versierselen uit en rukt de bedekselen der schande weg. Leert mij alles schade en drek achten om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus mijne Heere. Het behoorde tot de zielenood van de jonge Luther dat hij Gods gerechtigheid begon te haten. Maar zo leert de Geest mij wat er staat in vers 3. Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God Zijn Zoon zendende in de gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. Toen alles vastliep en de heilige goede wet van God machteloos werd door de omklemmende greep van de mens naar het goddelijke, toen heeft God Zijn Zoon gezonden, die mens wilde zijn, die tot zonde gemaakt werd, die aan het recht van God voldeed en het oordeel van God ten einde toe heeft gedragen. Dat leert de wet des Geestes des levens in Christus Jezus de afgepijgerde zondaar. Dat is de liefde van God die de vervulling der wet is. Dat is het vaste „patroon" van de Geest en tevens de goddelijke bevrijding uit zonde en dood. Hoe komt die bevrijding tot stand? In de wedergeboorte in de nieuwe schepping. „Het is die gans bovennatuurlijke, zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, , wonderbare, verborgen werking, dewelke naar het getuigenis der Schrift, niet minder is noch geringer in haar kracht, dan de schepping of opwekking uit de doden. Die Geest dringt door ook tot in de binnenste delen des mensen; met de krachtige werkingen van diezelfde wederbarende Geest. Hij opent het hart dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden, en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was goed wordt; die niet wilde nu metterdaad wil; die wederspannig was gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt die wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen... alzo dat al degenen in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en metterdaad geloven", vgl. D.L. III en IV hoofdstuk 11 en 12).
En allen nu die door het geloof in Christus zijn, in Zijn gemeenschap, in Zijn krachtenveld, in Zijn liefde, ontvangen uit louter genade het leven des Geestes in Christus, doordat Hij Christus krachtdadig toepast aan het hart. Dan breekt de strik los, de gevangenisdeuren gaan open. Waar de Geest des Heeren is daar is vrijheid. Waar de Geest des Heeren datgene wat in het kruis en opstanding van Christus gebeurd is, toepast en voltrekt aan ons hart en leven, daar ben ik van dood en zonde vrij.
Zó volkomen als had ik nooit zonde gehad of gedaan. Voor eeuwig vrij! De zonde is haar dwinglandij kwijt, de dood verliest zijn greep op ons leven, de liefde Gods wordtin het hart uitgestort door de Heilige Geest, die ons is gegeven. We leven in een andere wereld, zij heet de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Eerst greep ik alles aan wat der wet was om mij met alle macht er op toe te leggen het gebod gelijkvormig te zijn. Maar de wet weigert om zich te laten gebruiken voor mijn standje en drijft mij des te meer in de veroordeling. Doch nu werpt de Geest mij op Christus naar Zijn vaste en goddelijke regel. Zo leidt de Geest ons uit onszelf tot het leven in Christus geopenbaard en maakt mij voor eeuwig vrij. Wie van de lezers heeft die vrijmakende Geest nodig, niet slechts een van de verdoemenis vrijmakende God, maar een van zonde vrijmakende Heere en Christus? Vrijmaking is niet dat ik mijzelf kan redden, nee dat is zonde. Laat het ons eindelijk eens duidelijk zijn.
Vrijmaking is niet dat ik het zelf heb, en dat ik er ben, maar dat de Geest mij tot Christus leidt, om mezelf aan Hem kwijt te raken en voor eeuwig gebonden te zijn aan Zijn liefde en genade. Dezulken brengt de Geest in het schathuis Gods, in Christus, in wie doden het leven vinden, die gevangenen vrijheid schenkt; in wie armen overvloed vinden, in wie goddelozen gerechtvaardigd worden, zodat zij alle dingen schade en drek achten om de uitnemendheid der kennis van Christus hun Heere. Dat is de vaste regel des Geestes als u als zondaar het Lam Gods vindt, dat ons zo duur heeft gekocht. Wie kwam ooit tot Uw troon, met vuile boezemzonden, die geen pardon ontving en schuilplaats in Uw wonden?
Welnu wie zó vrijgemaakt zijn wandelen niet meer naar het vlees, maar naar de Geest.
Dat is tenslotte de vrucht van de bevrijding.
Zij wandelen niet meer naar het goddeloze vlees, naar de werken des vleses die openbaar zijn, welke zijn overspel, hoererij, onreinheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen en dergelijke (Gal. 5 : 19 — 21). Zij wandelen ook niet meer naar het vrome vlees dat God en de Geest het werk uit handen nemen. Zij wandelen naar de Geest!
Als men wandelt dan komt men ergens vandaan, in dit geval uit de zonde, uit de slavernij van wet en dood, uit de stad Verderf, uit Sodom. Als men wandelt gaat men ook ergens heen. Naar het Zoar der behoudenis, naar de stad Sion. Als men wandelt gaat men gestaag voort. Niet hollen of stilstaan. Dan geven we ons over aan de leiding van de Geest, vorderen langzaam, maar in grote rust en vrede naar een vast omschreven doel. O zeker het vlees kan degenen die in Christus Jezus zijn nog vaak overvallen en overrompelen, het vlees onderwerpt zich der wet Gods niet, het kan ook niet. Het
vlees begeert tegen de Geest. Maar onderweg maken zij kennis met Romeinen 7, dat u maar eens voor u nemen moet. Maar daar doen zij ook de vrucht des Geestes op, dat is de vrijheid waarin ze wandelen, in liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof. We krijgen door de Geest nooit in een keer alles te beleven, maar meer en meer wordt het leven mij Christus.
Wandelen naar de Geest met het reislied voor onderweg op de lippen van iedere pelgrim, klein en groot, aan het begin van de geloofsweg en steeds verder, jong en oud:
Leer mij, o God van zaligheden. Mijn leven in Uw dienst besteden.
Gij zijt Mijn God, vat Gij mijn hand Uw goede Geest bestier' mijn schreden En leid' mij in een effen land.
K. a. Z.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's