Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ontvangst van de Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ontvangst van de Geest

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch wy hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, die uit God is. opdat wij zouden weten, de dingen, die ons van God geschonken zijn: ewelke wij ook spreken, niet met woorden. die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. 1 Corinthe 2 : 12—14

1. De Geest en Zijn dingen

„Docii wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn." Onze tekst is genomen uit de eerste Gorinthenbrief, de brief waarin Paulus wel het meest zijn roeping verdedigt en zich keert tegen partijschappen in de kerk van Christus. Hij gaat ook uitvoerig in op de wijze waarop het apostolisch ambt, het predikambt, bediend moet worden. — Door de Geest! — In deze tijd na Pinksteren handelen wij graag over de Persoon en het werk van de Heilige Geest. Deze is met de Vader en met de Zoon waarachtig en eeuwig God, gelijke eer waardig als de Vader en de Zoon. Hij is niet de derde en de mindere. Hij is groot van wezen en van werken. Hij is niet de geest der wereld, geest met een kleine g, maar Geest met een grote G, groot van werken. Hij heeft meegewerkt aan de schepping, heeft heel de teboekstelling van het Woord Gods bewerkstelligd, door inspiratie van al de profeten en van al de apostelen.

Hij heeft het Woord Gods gedragen door de eeuwen. Hij is eenmaal aan de mens meegegeven in het beeld Gods, is duur verworven door Christus en dan ook in volheid uitgestort op de Pinksterdag, verworven door de Zoon, gegeven door de Vader. En Hij wordt gegeven aan elke uitverkorene, in de wedergeboorte, en bijzonder aan de ambtsdragers der kerk, voor en na. Zodat zij mogen zeggen: „Wij hebben ontvangen de Geest, Die uit God is." Niemand minder dan Hij, met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God, almachtig, alom tegenwoordig, alwetend. Al de dingen Gods weet Hij, kent Hij. Hij onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods, Al hetgeen God is, dat weet Hij, wat God gedaan heeft, wat God doet, wat God doen zal: de schepping en onderhouding. Hij heeft met God en de Zoon in Zijn raad gezeten. Hij weet ook alles wat de Zoon is, , wat Hij gedaan heeft, wat Hij doet, wat Hij doen zal. En die Geest nu, die alle dingen onderzoekt, ook de diepten Gods, die wordt aan mensen gegeven. Alles wat in God is, alles wat in de Heere Jezus is, dat mogen wij weten door de Geest, dat mogen wij ontvangen door de Geest. De Heere Jezus zegt: „Hij zal, de Heilige Geest zal, het uit het Mijne nemen en het u verkondigen." En de Heere Jezus is het uitgedrukte beeld van Gods zelfstandigheid, het afschijnsel van Zijn heerlijkheid. Zodat Hij zeggen mag en kan: „Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien."

De dingen Gods, dat zijn Gods deugden: Zijn heiligheid. Zijn gerechtigheid. Zijn genade, Zijn barmhartigheid. Zijn liefde. Zijn trouw, en dus Zijn majesteit. Zijn hoogheid. Zijn heerlijkheid. En al die dingen mag de mens weten door de bijbel, door de prediking, door de Geest. En hij mag ze niet alleen weten, hij mag ze ook ontvangen.

alleen weten, hij mag ze ook ontvangen. — „De dingen, die wij mogen weten, zijn ook de dingen, die ons geschonken zijn." — Al die eigenschappen Gods worden de mens niet alleen bekend gemaakt, maar ook worden ze hem geschonken. Tot en met Zijn hemel, het Vaderhuis. Tot en met Zijn troon. Hetgeen het oog niet gezien, hetgeen het oor niet gehoord en hetgeen in het hart van de mensen niet is opgeklommen, dat heeft God bereid aan hen, die Hem Hef hebben. Daar zijn natuurlijk verborgenheden, die het een mens niet gegeven is te weten. Maar de dingen die God geeft, die Christus verworven heeft en die de Heilige Geest ons in het Woord openbaart en toezegt, die ons dan ook geschonken worden, die mogen wij weten. In zoverre ons verstand, ons hart, onze hand dat dragen kan. God is groot en wij begrijpen Hem niet. Daar is geen doorgronden aan Zijn verstand: Elij is de Vader en wij zijn maar kinderen, maar dan wel Zijn kinderen. Dit alles leert, openbaart, schenkt de Heilige Geest.

Nu voelt u wel dat deze Geest, deze Heilige Geest gans wat anders is dan de geest der wereld. De geest der wereld is' menselijk, zelfs de knapste geest, de geest van filosofen, van wijsgeren incluis. Die kan de dingen Gods zelfs aan de onderkant niet raken. Die staat hier voor verborgenheid na verborgenheid. Die kan die dingen Gods niet verstaan. Die kan die dingen niet vatten, niet bevatten. En zeker niet met dat verduisterde verstand. Tenzij men de Geest Gods ontvangen heeft. Daar schiet alle menselijk verstand voor te kort. Daar komt men eenvoudig niet aan toe. „Het verstand van de mens laat na de ware grond van het weldoen op te merken." Maar wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn.

2. Het spreken over de Geest en Zijn dingen

„Dewelke (welke dingen) wij ook spreken, niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen, met geestelijke samenvoegende." Het gaat dus over de dingen, die ons van God geschonken zijn, die wij moeten weten, die wij mogen weten, die de Heilige Geest leert. Ons doet weten! Dat zijn dan ook de dingen, die Paulus predikt. Die de Heilige Geest leert prediken, en dan niet alleen zakelijk, inhoudelijk, maar ook met behoorlijke, gepaste woorden. De Heilige Geest leert niet alleen wat er gepredikt moet worden, maar

ook hoe er gepredikt moet worden. De vorm waar in, de woorden waar mee. Geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. Daar moet geestelijk gepredikt worden, niet alleen geestelijke dingen, maar ook met passende, met geestelijke woorden. Daar gaat het namelijk in dit hoofdstuk om. —

Ik ben niet tot u gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, mijn rede was niet in bewegelijke woorden, der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht. — Op een andere plaats zegt Paulus, dat zijn verschijning, zijn persoon, zijn figuur zwak was. Hij had niets mee. Hij was ook bewegelijk in zijn spreken: elkens leest u dat hij zijn hand uitstrekte, als hij sprak. Op de zelfde plaats zegt hij (2 Cor. 10 : 10) dat zijn rede verachtelijk was.

Hij heeft nooit zijn best gedaan om zijn rede, zijn prediking op te sieren: Niet met redenaarstalenten, prachtig gebouwde zinnen, woordspelingen, fraai woordgebruik, ook niet met aanhalingen van wijsgeren en dichters (hoewel hij die door zijn opleiding onder Gameliël wel kende). Niet de glanzende vorm, maar de inhoud had al zij aandacht. Zulke formele dingen leidden de aandacht af van de boodschap. Niet met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid. — Maar met woorden, die de Heilige Geest leert. De Heilige Geest heeft Zijn eigen taalgebruik, de bijbel heeft zijn eigen taalgebruik, de kerk heeft haar eigen taalgebruik. Wel deftig, maar niet hoogdravend, niet in menselijke, niet in wijsgerige geleerdheid of wijsheid, maar met een wijsheid, die van boven is.

Nooit platvloers, nooit vulgair, nooit ordinair. In het Oude Testament het Hebreeuws, in het Nieuwe Testament het Grieks, het koinè; leest er ook in de Oud Christelijke kerk, de belijdenisgeschriften maar op na: de geschriften van de kerkvaders: de waarheid Gods, de goddelijke gedachten des vredes geven altijd ook aan de taal een waardigheid van de bijbel. Dit zijn altijd de woorden des Geestes, dan ook de woorden van de Heere Jezus (van Wie men zei: nooit heeft iemand gesproken als Deze!), dan ook de woorden van God de Vader: neem Gods eigen gesproken woorden als de scheppingswoorden, als de woorden van Zijn wet: waardige woorden, hemelse woorden. Neemt u dan nog de woorden, die de engelen gesproken hebben in de verschillende engelenboodschappen: dat zijn wel woorden bestemd voor de aarde, maar dan toch bestempeld door de hemel.

En dan de boodschap zelf: Zelfs als er over zonde gesproken wordt, dan is dat altijd voornaam, nooit platvloers. En als er van genade, van verlossing, van vergeving, van zaligheid gesproken wordt, dan is het toch alsof de hemel op aarde daalt. Welnu zo zal het ook met de prediking zijn. Of u nu een eenvoudige prediker hebt, als de ossenhoeder van Tekoa of als de vissers van Galilea of als ge een vorst hebt als Salomo, of een dichter als koning David: hun prediking Geest geladen, hemels gestempeld.

— De predikers voegen geestelijke dingen met geestelijke samen. Het Nieuwe Testament stoelt altijd o.p het Oude, het Evangelie stoelt altijd op de Wet en omgekeerd: het Oude Testament vindt altijd zijn vervulling in het Nieuwe Testament. En de Wet vindt altijd haar vervulling in het Evangelie. Ook in de leer des Heeren hangen alle leerstukken samen: De leer des Vaders en Zijn heilig recht vraagt om de verzoening des Zoons en die twee sluiten tot één schoon geheel tezamen. En zij beiden worden door de toepasselijke leer van de Heilige Geest heerlijk en troostvol gebracht via de prediking in het hart van de gemeente. — Wat is het een schone zaak en wat is het heerlijk ambt om met Paulus een bedienaar van het Evangelie, een bedienaar van de kerk te zijn, om zo de taal van de Geest, te spreken, door geestelijke dingen met geestelijke samen te voegen.

Och mocht ik in die heilige gebouwen, De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog, Zijn lieflijkheid en schonen dienst aanschouwen! Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog. Psalm 27 : 3

3. Het verstaan van de Geest en Zijn dingen

Twee kanten van het verstaan, al of niet, behandelt onze tekst: eerst: wij hebben ontvangen niet de geest der wereld, maar de Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten en dat dan Paulus en de gelovigen — en dan: Maar de natuurlijke mens, die de dingen niet verstaat — en dan nog dat de dingen Gods geestelijk onderscheiden worden.

Eerst dan: „Wij hebben ontvangen en wij weten." Dat geldt predikers en hoorders. Daar loopt een scheiding door de kerk, door predikers en hoorders: die de Geest ontvingen en die Hem niet ontvingen; die de dingen Gods weten en die ze niet weten; voor wie de dingen waarheid zijn en voor wie ze dwaasheid zijn. Men moet een geestelijk mens zijn, om de geestelijke dingen te kunnen verstaan. De geest der wereld kent alleen, leeft alleen bij de dingen van deze wereld. De geestelijke mens leert hoger zien, leert ook onderscheiden, leert het onderscheid zien tussen deze wereld en de wereld Gods, de hogere wereld. Ook al wordt die geestelijke mens van niemand onderscheiden: zijn leven is in Christus verborgen bij God. Zoals ook zijn omgang met God een verborgen omgang is. Wij zingen daarvan: „Gods verborgen omgang vinden zielen, daar Zijn vrees in woont, 't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden, naar Zijn vreeverbond getoond."

De andere wordt genoemd „de natuurlijke mens". De mens, die alleen maar oog en hant heeft voor de dingen van de natuur: hij leeft zijn natuurlijke leven, zonder hoger te zien, zonder het hoger te zoeken, zonder het hoger te vinden. Hij doet of hij alleen maar dit aardse lichaam heeft, dit aardsgezinde verstand heeft — dat wel ontwikkeld is, maar zich alleen in het aardse vlak beweegt. Hij doet of hij geen ziel heeft, die eenmaal naar Gods beeld geschapen was: in ware kennis Gods, in gerechtigheid en heiligheid, hij bekommert zich niet om zonden, hij bekommert zich niet om genade, hij is uit de aarde aards. Hij is geen geestelijke mens. Daarom begrijpt hij niet de dingen, die des Geestes Gods zijn. Dat vindt u direkt al op de Pinksterdag, toen de Heilige Geest werd uitgestort. Zij hebben toch ook gezien, dat die plaats bewogen werd, zij hebben toch ook dat geluid gehóórd als van die stormwind, zij hebben toch ook die tongen als van vuur gezien op de hoofden van elk der discipelen van de Heere Jezus en zij hebben toch ook die bewogen Pinksterprediking gehoord, zij hebben toch ook de bekering van die drieduizend mensen gehoord en gezien en zij hebben die eenvoudige mannen in eens horen spreken in onberispelijk Grieks, Latijn, Aziatisch, Partisch, Medisch. Muren, de bodem en veler harten werden bewogen.

— En dan leest u dat een deel der menigte spotte en zei: „Zij zijn vol zoete wijn." Daar hebt gij de natuurlijke mens.

Hij begrijpt de dingen van de Heilige Geest niet. Niet de Persoon van de Heilige Geest, niet Zijn tekenen, niet die bekering, al is het dan zelfs van drieduizend tegelijk, niet de ontzetting bij die schare, niet de twijfel, niet dat vragen: „Wat wil toch dit zijn? " En niet dat getuigenis aangaande de Geest en ook niet van de Geest. De natuurlijke mens besteekt het zelfs om al die dingen, die hij niet begrijpt, dwaasheid te heten. Daar spot de natuurlijke mens mee; spotten met de Geest, spotten met de tekenen, stormwind, die het huis vervulde, vlammen als van vuur op hun hoofden en niet te vergeten de prediking van Christus door de Geest en niet te vergeten drieduizend bekeringen. — En dan daar - denkelijk in de tempel — spotten. Het is nogal wat om de tekenen van de Geest, de prediking door de Geest, al die bekeringen door de Geest te bespotten. — Onze tekst zegt: zij zijn hem dwaasheid. En dat denkt men en dat zegt men openlijk in de tempel. Nu is het dwaze Gods wijzer dan de mensen, laat staan het wijze Gods. En het behaagt God om door de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven. De natuurlijke mens acht dwaasheid, wat bij God wijsheid is en hij spot zelfs in de tempel, hij spot zelfs met de Heilige Geest, met Zijn wonderen en met Zijn prediking: Christus en Zijn heil.

Gemeente: Petrus zegt: „Wordt behouden van dit verkeerd geslacht!" Onze tekst zegt: De natuurlijke mens kan de dingen van de Geest niet verstaan: daartoe moet u een veranderd, een wedergeboren mens voor zijn of worden. Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt: u moet het woord aannemen, gaarne aannemen, van harte, dat is met hart en ziel aannemen. En mijn laatste woord voor heden is: „De spotters zullen vergaan."

R.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1984

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De ontvangst van de Geest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1984

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's