Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

gewone weg der bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

gewone weg der bekering

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds geruime tijd heb ik een vraag in mijn bezit die ik in dit artikel graag wil beantwoorden. In het G.W. van 5-11.-1982 schreef ik een artikel over „Hollandse Geloofshelden" (eigenlijk een boekbespreking): „...dat God eerst de overvloedige liefde van Christus kan en wil schenken, om daarna dieper ontdekkend de verlorenheid en de eis der wet te leren, wat de andere weg, waarin de verbrijzeling door de kracht der wet meer doet voorop gaan niet uitsluit."

Deze zinsnede wekte de belangstelling van mijn briefschrijver. Hij voert aan dat W. a JBrakel in zijn „Redelijke Godsdienst" (1749 3e druk blz. 742 t.m. 744, zelf heb ik een andere uitgave gebruikt) inhoudelijk hetzelfde schrijft, maar zijns inziens toch een niet onbelangrijk accentverschil naar voren brengt. Onze briefschrijver geeft toe dat je de zaak niet scheiden kunt. Ik ben blij dat hij het zo zegt. Hij merkt dan verder op: „wat bij u het eerst komt, komt bij a Brakel het laatst"; namelijk de ontdekking door de krachtige overtuiging der wet gaat bij de laatste voorop.

Gevraagd wordt om een nadere verklaring. Wij gaan nu eerst maar eens naar a Brakel zelf luisteren, om daarna een conclusie te trekken, a Brakel schrijft in het hoofdstuk over de Wedergeboorte het een en ander over „De gewone weg der bekering".

Wat hij daarover in het midden brengt probeer ik in het kort weer te geven. God roept allen die onder de bediening van het evangelie verkeren, waarschuwt hen voor het verderf en nodigt hen tot zaligheid. Na de verschillende reacties op deze roepstem aangewezen te hebben, en duidelijk gemaakt te hebben dat er wel vrees bij de onbekeerde mensen kan ontstaan, zonder dat daarop ook waarachtige bekering volgt, komt hij er toe de weg aan te geven waarop gewoonlijk God de zondaren leidt.

In de eerste plaats spreekt a Brakel over de ontdekkingen en verschrikkingen in het hart der uitverkorenen. Er is een vrees voor de verdoemenis en een sterk verlangen naar verzoening met God. En hoewel dit niet altijd even sterk is, diep op de bodem van het hart blijft de wetenschap dat ze zich zonder met God verzoend te zijn niet gerust kunnen stellen. Ze gaan de weg op van bidden en schreien tot God, maar verstaan nog niet voldoende dat zij daarmee God niet bewegen kunnen hun de zaligheid en de vergeving der zonden te schenken. Er mee ophouden? dat gaat ook niet. Aanhouden is de boodschap en zo leren dat God in Zichzelf bewogen is, en daarom van de mens uit niet bewogen kan worden tot genade. Ik zeg met opzet van de mens uit. Ze denken wel eens: Ik wil wel bekeerd worden, maar zou de Heere mij dan wel willen bekeren? Steeds duidelijker wordt het hun dat de weg waarop zij zich bevinden eigenlijk een doodlopende weg is, en onder de aanvechtingen van de vorst der duisternis is hun toestand hopelozer dan ooit. Angstige vragen of zij soms de zonde tegen de Heilige Geest bedreven hebben komen in het hart op.

Langzamerhand wordt dit wettisch streven, om door de werken der wet zalig te worden, hun bij de handen afgebroken, en de eisen van Gods rechtvaardigheid en heiligheid worden hun duidelijker. Ze moeten een volkómen gerechtigheid hebben en God neemt nooit genoegen met 'n offer dat kreupel of verminkt is. Zo wordt men gewaar: ik kan God niet dienen, evenmin kan ik de zaligheid verdienen. De vraag rijst: Is er nog een middel om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen? De wet veroordeelt, de heiligheid Gods brandt als een vuur in hun ziel; hun tranen kunnen dit vuur niet uitblussen. In die nood horen

ze van de Heere Jezus als een noodzakelijke Borg, die alleen bekwaam is om ons met God te verzoenen. En de boodschap van het Evangelie is als het luiden van de vredesklokken in de verte. Het galmt over de doodskolken heen en lokt de bede uit: Och Heer' och wierd mijn ziel door U gered. Vaak komt de gedachte in hen op indien de Heere Jezus zo gewillig was om hen zalig te maken als zij gewillig, zijn om Hem als hun Zaligmaker te hebben, ze zouden gewis behouden worden. Dat het juist omgekeerd is, daar komen ze wel achter.

Dc Heere ontdekt hen aan de geestelijke onmacht, toont hun de geestelijke betekenis van de Wet, waarin het gaat om de liefde tot God en de naaste. In zichzelf afgebroken en aan de grond gebracht komt er meer oor voor het evangelie en plaats voor Christus en Zijn borgtochtelijk werk in het hart, op Wie zij meer en meer hun vertrouwen leren zetten. Daarbij al hun hoop en geloofsvertrouwen vestigend op de beloften van God in Zijn Woord. In dit vertrouwen wórden ze niet beschaamd, en het geloof in de beloften Gods rechtvaardigt hen en reinigt hun geweten van dode werken om de levende God te dienen. Bij de een is dit geloof sterker dan bij de ander, maar op het geloof in de beloften van God, die in Christus Jezus ja en amen zijn, volgt het getuigenis van de Heilige Geest, die met onze geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn. Het is een toepassing van de gerechtigheid en heiligheid van Christus, en de oefeningen van het geloof in Hem zijn onontbeerlijk, om tot rijkere en diepere kennis van Gods genadige verzoening in Christus te komen.

In het bovenstaande heb ik zo nauwkeurig •mogelijk de gedachten van a Brakel weergegeven en daarbij vallen twee dingen op. Ten eerste dat hij deze volgorde in de bekering wel zo beschrijft dus wat ik noemde „verbrijzeling door de kracht der wet" duidelijk doet voorop gaan. In de tweede plaats als u het stuk in zijn geheel leest treft ons de pastorale mildheid, bewogenheid en voorzichtigheid. Niet één keer gebruikt hij in dit verband het woordje „moeten". Dat is al een duidelijke aanwijzing dat hij er beducht voor is om de Heilige Geest de weg voor te schrijven.

Er zit in die beschrijving wel een zeker systeem, maar het komt niet systematisch en gewrongen over. Integendeel. Wat wij zo vaak horen het woord „eerst" is bij hem niet aanwezig. Hij geeft een beschrijving van de weg der békering, maar zet deze bekering beslist niet in een schema. Wat ik dus gepoogd heb te zeggen in het genoemde artikel is, dat de Heere vrij en soeverein te werk gaat. En het gaat mij niet om nummer één of nummer twee. Inderdaad is het, zoals mijn vraagsteller het zegt, inhoudelijk hetzelfde. En om dat nu duidelijk te maken — mijn vriend noemt dat een niet onbelangrijk accentverschil, ik zie hier helemaal geen accentverschil — zou ik graag a Brakel zelf aan het woord laten. Waarom ik geen accentverschil zie? Wel we moeten de Heilige Geest vrijlaten in Zijn werkingen. Een accentverschil zou 't zijn, en zelfs meer dan dat, als bijvoorbeeld a Brakel de noodzaak van de ontdekking om te komen tot kennis van de genade zou benadrukken, en ik die zou ontkennen. Dat heb ik niet gedaan. Ik heb ook en in alle gevallen nadruk gelegd op de noodzaak van de ontdekking.

Waar mijn vriend 1 wel gelijk in heeft, en dat heeft hij goed' opgemerkt, is dat wij in het onderhavige geval langs een verschillende weg tot hetzelfde doel gekomen zijn. Maar ik geef graag alle ruimte voor de wijze waarop a Brakel de gewone weg der bekering tekent. Omgekeerd geeft a Brakel alle ruimte ervoor dat de Heere Zich niet altijd aan deze beschrijving bindt. Luister maar.’

„Zo iemand mij vraagt: waaraan hij zijn eerste begin van wedergeboorte zal kennen? Ik antwoord aan de eerste daad des geloofs. (werd daar eens meer aandacht aan geschonken, H.V.). Vraagt men verder: wanneer men de eerste daad des geloofs oefent, en of men de tijd niet moet en kan weten? Ik antwoord: men behoeft die tijd niet te weten, en men kan hem ook niet vast weten. Begint men van de eerste heftige overtuiging, men had toen naar alle waarschijnlijkheid het geloof nog niet; begint men het geloof van de eerste daad des geloofs, die men met bewustzijn en bijzondere hartelijkheid deed, zo rekent men te laat, want naar alle waarschijnlijkheid had men het geloof al te voren; zodat ik acht, dat men de juiste tijd van het begin des geloofs en der wedergeboorte niet of zeer zelden weten kan, en ook, 't is niet nodig zulks te weten, 't is genoeg als men op goede gronden uit het Woord Gods (cursivering H.V.) en uit goede kennis van zijn hart en daden besluiten kan, dat men gelooft en wedergeboren is.”

Let u er op hoe voorzichtig a Brakel zich hier uitdrukt? Niets van stelligheid, niets van hardheid, pastoraal bewogen en leidinggevend aan de mensen. Let er ook op hoe nauw wedergeboorte en geloof bij hem op grond van Gods Woord verbonden zijn. Daarmee staat hij duidelijk in de reformatorische traditie, meer dan menigeen die wedergeboorte en geloof steeds van elkaar scheiden.

Tenslotte, waar het ook om gaat in genoemde vraag, zegt a Brakel dan: „Men moet niet menen dat iedere daad zo op elkander en op zo een orde na elkander in de ziel komt en volgt, als wij ze hier beschreven hebben. Neen, wij kunnen het niet tegelijk zeggen, en daarom moeten wij het een na het ander stellen.

Maar al de bovengeschreven bewegingen werken dikwijls in de ziel door elkander, nu komt het ene meest op het hart, dan het andere, en somtijds alles in één oefening, zodat niemand! over de orde zwarigheid moet maken, of in het terugzien hoe hij gewrocht heeft, of in het beginnen; en schoon iemand door een andere weg geleid 1 wordt, als ik hier voorgesteld heb, die onderstelle zich daardoor ook niet". Brakel wil zeggen, die late zich niet van de wijs brengen.

„Des Heeren handelingen zijn wonder verscheiden... en ik zeg dit laatste alleen om iemand niet te verontrusten, die op een buitengewone wijze overgebracht (bekeerd) zou worden, als het maar door het Woord geschied is."

Het Woord is de toetssteen en niet de volgorde. Zoals ik reeds opmerkte geeft a Brakel ruimte voor de weg der evangelische leiding Gods, de trekkende liefde, met de nadruk op de liefde zonder te ontkennen dat de Wet wordt gekend als tuchtmeester tot Christus en zonder te stellen dat ook wel buiten schuldbesef en schuldbelijdenis om genade wordt begeerd en verkregen. Als het maar naar het Woord is. Ik hoop dat ik mijn goede vriend en anderen duidelijk heb gemaakt dat ook Brakel zijn standpunt in dezen niet verabsoluteert, netzomin als dat mijn bedoeling is geweest door op de liefdevolle trekking Gods eerst nadruk te leggen.

Ik hoop vooral dat we met elkaar wat grondiger de geschriften der vaderen bestuderen. Het zou misschien een oplossing zijn elk absolutisme in de weg des heils te helpen vermijden en het koninkrijk Gods te bouwen. Als het maar naar het Woord is.

K.a.Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

gewone weg der bekering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's