Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Afscheiding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Afscheiding

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Het Réveil

In verschillende Europese landen was aan het eind van de 18de en aan het begin van de 19de eeuw een geestelijke opwekking op gang gekomen. Ook in Nederland ontstond zo'n beweging die later de naam „Réveil" kreeg. Ze kenmerkt zich door verzet tegen de geest der eeuw, maar ook door een herleving van het geloof, dat zich openbaarde in onderlinge samenkomsten en in praktisch werk. Van meet af aan zijn er binnen het Réveil twee stromingen te onderscheiden: één waarin de persoonlijke, bevindelijke vroomheid centraal stond, en één die de nadruk legde op christelijke en maatschappelijke hulpverlening. Van de eerste stroming zijn Willem de Clercq en Jean Louis Bernhardi de typische vertegenwoordigers, van hen die vooral christen wilden zijn met de daad en de heiligmaking wilden beoefenen moet vooral ds. O. G. Heldring worden genoemd. Grote invloed op de mannen van het Réveil had de dichter Willem Bilderdijk, terwijl de bekeerde Jood' Isaac da Costa wordt beschouwd' als de ziel van de beweging.

Het Réveil en de Afscheiding is een verhaal apart. Ook ten aanzien van de Kerk gingen de wegen van de Réveilmensen uiteen. In Zwitserland, waar mensen als César Malan, en Merle d'Aubigné de toon aangaven, viel het Réveil volkomen samen met de Afscheiding. In Nederland gingen later wel enkele vooraanstaande Réveilmannen met de Afscheiding mee, de meesten van hen bleven echter in de Hervormde Kerk omdat in die Kerk nog niemand werd verhinderd het Evangelie te verkondigen.

Toch heeft het Réveil, en het verzet dat in die kring heerste tegen de Verlichting en tegen de theologie van die tijd, wel invloed gehad op de Afscheiding. Verschillende latere leiders van de Afgescheidenen hadden in Leiden gestudeerd en deelgenomen aan samenkomsten ten huize van Bilderdijk (de „club van Scholte"!).

Hendrik de Cock

Tot de „club van Scholte" had in ieder geval niet behoord de man die als eerste moet worden genoemd wanneer de eigenlijke Afscheiding aan de orde komt. Hendrik de Cock, in 1801 geboren te Wildervank, was van huis uit liberaal. Hij had gestudeerd in Groningen onder prof. P. Hofstede de Groot en was van harte de moderne richting toegedaan. In 1824 werd hij predikant te Eppenhuizen, in 1827 te Noordlaren, vanwaar hij in 1829 naar Ulrum vertrok. Hij werd er bevestigd door zijn leermeester Hofstede de Groot, die ook in Ulrum had gestaan!

Maar in Ulrum trad er bij de Cock een verandering op. Gemeenteleden verklaarden openhartig wat zij in de prediking misten. Hij; trok zich dat aan, verdiepte zich in de werken van Calvijn en in de belijdenisgeschriften. Dat alles bracht een radicale ommekeer teweeg die uiteraard ook in zijn prediking; merkbaar werd. Van heinde en ver stroomden de mensen uit Groningerland naar Ulrum, waar de kerk al spoedig te klein was.

Er ontstond een conflict met de besturen omdat De Cock kinderen doopte uit gemeenten waar een liberale prediking werd gebracht en waar de ouders niet de vrijmoedigheid hadden om de tweede doopvraag („de leer die alhier geleerd wordt") positief te beantwoorden. Bovendien schreef De Cock in dezelfde tijd een brochure tegen twee vrijzinnige predikanten: „De schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven". Vooral op grond van dat laatste feit werd hij voor de tijd van twee jaar geschorst. De Cock hield zich wel aan die schorsing en deed geen ambtelijk werk. Maar hij, verknoeide zijn zaak nog verder door een aanbeveling te schrijven in een boekje waarin de Evangelische Gezangen fel werden aangevallen. Dat leidde in mei 1834 tot zijn afzetting. De Cock beriep zich op de Synode die hem een half jaar bedenktijd gaf om te herroepen.

Afgezien van de vraag of de zaak van De Cock formeel juist behandeld is kan het voor ieder duidelijk zijn dat hij het slachtoffer is geworden van de haat der kerkelijke machthebbers tegen alles wat gereformeerd was. Ze grepen hem niet om wat hij leerde, maar om de manier waarop hij het deed. En inderdaad, hij gebruikte scheldwoorden als „wolven in de schaapskooi van Christus" en „eedbrekers" en hij noemde de gezangen „sirenische minneliederen om de Gereformeerden al zingende van hun zaligmakende leer af te helpen". Maar zijn tegenstanders konden er óók wat van! En zij werden niet gestraft, maar De Cock wèl.

Terwijl de zaak van De Cock nog „hangende" was kreeg hij bezoek van zijn vriend ds. Hendrik Pieter Scholte uit het Brabantse Doeveren. Dat bezoek zou een beslissende wending geven aan de gebeurtenissen in Ulrum.

Hendrik Pieter Scholte

Over Scholte kan ik kort zijn omdat ik over hem en over de Afscheiding in het Land van Heusden vorig jaar reeds een serie artikelen schreef.

Hendrik Pieter Scholte werd geboren in Amsterdam in 1805. Hij studeerde in Leiden,

waar hij ook de colleges van Bilderdijk en de Bijbellezingen van Da Costa volgde. De invloed van het Zwitserse Réveil was bij Scholte duidelijk aanwijsbaar. Zijn ideaal was zelfstandige gemeenten van gelovigen, die geheel vrij waren van de staat.

In 1833 predikant geworden te Doeveren en Genderen trad hij zeer vrijmoedig op tegen zijn liberale collega's die hij onomwonden „Baaispriesters" noemde...

Op 9 oktober 1834 kwam hij onverwacht aan in Ulrum waar hij reeds de volgende avond voorging in een kerkdienst en de Heilige Doop bediende, tegen het uitdrukkelijk verbod van de consulent in. Hij preekte over Jesaja 8 vers 11 tot 15 en paste deze profetie toe op de overheid en de synodale organisatie, 's Zondags zou hij weer voorgaan en het Heilig Avondmaal bedienen, maar dat werd verhinderd, waarna hij in de openlucht preekte. Nog dezelfde avond vertrok hij weer, maar 's maandags kwam de kerkeraad van Ulrum bijeen die de „Akte van Afscheiding of Wederkeering" opstelde. Bij-, na de hele gemeente tekende en daarmee was de Afscheiding een feit geworden.

Scholte had intussen, zijn eigen vonnis getekend door in een andere gemeente zonder toestemming van de consulent Woord en Sacrament te bedienen. Het Classicaal Bestuur van Heusden schorste hem. Maar binnen drie dagen scheidde ook Scholte met bijna de hele gemeente zich af van de Hervormde Kerk.

Andere voormannen

Met De Cock en Scholte is dus de Afscheiding begonnen. Spoedig werden ze nog door enkele anderen gevolgd.

Precies een week na de Afscheiding in Ulrum, op 19 oktober 1834, was in Hattem candidaat Anthony Brummelkamp (1811 — 1888) in het ambt bevestigd. Ook rondom hem kwam het tot een conflict. Hij hield het gezangboek dicht en weigerde kinderen te dopen van ouders die geen lidmaat waren. Wegens ongehoorzaamheid aan de reglementen werd hij geschorst, doch slechts een klein gedeelte van zijn gemeente volgde hem.

Ook zijn zwager Simon van Velzen (1809 — 1896), predikant te Drogeham, die een adres aan de Synode had gezonden waarin hij aandrong op handhaving van de belijdenis der Kerk, kreeg met de kerkelijke tucht te maken, hoewel hij geen enkel artikel van de reglementen had overtreden.

In het land van Heusden gingen onder invloed van Scholte nog twee predikanten met de Afscheiding mee: George Frans Gezelle Meerburg (1806-1855) te Almkerk, en Johannes van Rhee te Veen. Met de laatste is het trouwens slecht afgelopen: binnen twee jaar werd hij ook bij de Afgescheidenen uit zijn ambt ontzet wegens „sodomie".

Tenslotte moet nog worden genoemd de candidaat Albertus C. van Raalte. Ook hij was een zwager van Brummelkamp en Van Velzen en daarom waarschijnlijk verdacht. Hij had met goed gevolg zijn examens gedaan, maar werd niet toegelaten tot de bediening omdat hij niet wilde beloven zich in alles te zullen onderwerpen aan de kerkelijke reglementen. Hij werd in 1836 beroepen door de Afgescheiden gemeente van Genemuiden.

Groot arbeidsveld

De: Afscheiding was niet zo massaal als de leiders hadden verwacht, ook niet zoals het van de kant van de Afgescheidenen vaak is voorgesteld. Van de genoemde predikanten gingen de gemeenten geheel of gedeeltelijk mee. Verder waren er in den lande wat gezelschappen die zich nu bij de Afgescheidenen aansloten. En hier en daar traden individuele leden uit de Hervormde Kerk. Zo ontstonden over het hele land verspreid een aantal — meest kleine — gemeenten.

Maar het aantal predikanten was gering — in totaal slechts zes — zodat ieder van hen een groot gebied te verzorgen kreeg om Woord en Sacrament te bedienen. De Cock werkte in Groningen en Drente, Van Velzen in Friesland, Brummelkamp in Gelderland, Van Raalte in Overijssel, en Scholte in het zuiden en westen van het land. Gezelle Meerburg beperkte zich tot zijn eigen gemeente Almkerk en omgeving. De hoop van de Afgescheiden predikanten dat vele leraars uit het „Hervormd Genootschap" hen zouden volgen bleek ijdel te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Afscheiding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's