Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Afscheiding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Afscheiding

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Een zwarte bladzijde

Al spoedig zou blijken dat de Afgescheidenen buiten de waard hadden gerekend. Hun voormannen waren van mening dat, wanneer maar het synodale juk werd afgeschud, de gemeenten in het bezit zouden blijven van kerken, pastorieën en kerkelijke goederen en dat het kerkelijk leven ter plaatse ongestoord kon worden voortgezet. Die mening hadden ze ook steeds aan hun gemeenteleden voorgehouden. Maar dat pakte anders uit...

De „algemene synodale commissie", die in het leven was geroepen om snel te kunnen handelen wanneer de Synode niet bijeen was, schreef al op 23 oktober — nauwelijks tien dagen na de Afscheiding in Ulrum! — aan de minister van eredienst of hij ervoor wilde zorgen dat zijn ambtgenoot van justitie maatregelen zou nemen tegen de Afgescheidenen. Zulks op grond van „de artikelen 291 tot 294 van het Strafwetboek voor dit Koninkrijk". Het ging hier om enkele bepalingen uit het „Code Pénal" uit de tijd van Napoleon, waarin samenkomsten van twintig of meer personen werden verboden.

Juridisch klopte dat niet. Want de grondwet van 1815 bevatte de bepaling: „aan alle godsdienstige gezindheden, in het Koninkrijk bestaande, wordt gelijke bescherming verleend". Maar vanuit Den Haag werd laconiek verklaard: „dat is niet van toepassing op de Afgescheidenen, want die bestonden in 1815 nog niet..."

De maatregelen waren niet mals! Overal waar de Afgescheidenen bijeenkwamen, in particuliere huizen of schuren, werd de politie erop afgestuurd en waar meer dan twintig personen bijeen waren werd procesverbaal opgemaakt. Op verschillende plaatsen werden samenkomsten op ruwe wijze uiteengejaagd. Afgescheidenen kregen inkwartiering en moesten op eigen kosten de soldaten van eten en drinken voorzien. Zware boetes werden opgelegd en bij weigering om deze boetes te betalen volgde niet zelden gevangenisstraf. Soms ook werd de inboedel van een afgescheiden familie publiek verkocht, bij voorkeur op zondag, want daarmee verhinderde men geestverwanten eventueel het huisraad terug te kopen. h

Dikwijls ook ontzagen de liberale overheidspersonen zich niet, het gepeupel tegen de Afgescheidenen op te hitsen. Wat voor gevolgen dat had, laat zich gemakkelijk raden. Zelfs Hervormde predikanten moedigden soms de plunderaars aan. Er zou een dik boek te schrijven zijn over allerlei vormen van haat en vijandschap jegens de Afgescheidenen en er zijn ook veel boeken over geschreven. Dat de verhalen over de vervolging hier en daar misschien wat aangedikt zijn verwondert ons niet. Ook zonder overdrijving is het al erg genoeg geweest. Als Hervormde Kerk past het ons ook na anderhalve eeuw diep beschaamd het hoofd te buigen over zoveel onrecht dat oprechte kinderen van God is aangedaan. En we kunnen alleen maar diepe bewondering hebben voor de geloofsmoed waarmee dat onrecht werd gedragen.

Zonder ook maar één goed woord over te hebben voor de handelswijze van hen die het in de kerk en in de regering voor het zeggen hadden moet wel worden opgemerkt dat dit optreden werd ingegeven door radeloosheid. Men stond opeens voor het feit dat een aantal mensen zich afscheidde van de officiële kerk en men zag in die afscheiding een bedreiging van de bestaande orde. Daar kwam nog bij dat met name de liberale kerkbestuurders een panische angst hadden voor Rome. Zij vreesden dat de verwarring onder de protestanten Rome in de kaart zou spelen. Daarom was het zaak de eenheid onder de protestanten te bewaren en de Afscheiding met kracht de kop in te drukken! Het „schoolvoorbeeld" is ds. C. W. Pape van Heusden, die als een fanaticus te keer ging tegen de Afgescheidenen en telkens bij de overheid aandrong op krachtige maatregelen, alleen maar omdat hij doodsbenauwd was voor afnemende invloed van het protestantisme, dat zich in het zuiden toch al moeilijk kon handhaven tegenover het veldwinnende Rome... Voor de werkelijke motieven waardoor de Afgescheidenen werden verdreven bleek hij geen enkel zintuig te hebben. Het waren in zijn ogen slechts „femelaars en wauwelaars", en voor het merendeel behoorden ze tot „de geringe en min-ontwikkelde stand", zodat men met hen geen rekening hoefde te houden.

Een mo\eüyk begin

Dat het kerkelijk leven onder de Afgescheidenen onder de gegeven omstandigheden slechts moeizaam op gang kwam laat zich verstaan. Men beschikte over niet meer dan vijf of zes predikanten die de pastorale zorg hadden over tal van merendeels kleine groepen, over het hele land verspreid. Groepen die bovendien fel werden vervolgd en onderling geen eenheid vormden. In sommige van die groepen, die zich allang hadden onttrokken aan de Hervormde Kerk en samenkwamen om een preek te lezen, heerste een gezelschapssfeer, waarin ambtelijk en kerkelijk besef ver te zoeken waren.

Erger was dat er van meet af aan onenigheid bestond tussen de voormannen. Hendrik de Cock, de vader van de Afscheiding, was een kerkelijk denkend man aan wie herstel van de vaderlandse kerk voor ogen stond. Hij hechtte sterk aan de leer van 't Verbond en had er geen moeite mee kinderen te dopen van ouders die geen lidmaat waren.

Maar Hendrik Pieter Scholte was een independentist, een man die weinig waarde hechtte aan een kerkverband en aan ambtelijke vergaderingen. Zijn ideaal was een gemeente van wedergeborenen. Pas wie duidelijk de kenmerken van de wedergeboorte vertoonde kwam in aanmerking om belijdenis te doen en kinderen te laten dopen.

Daarbij kwam verschil van mening over het handhaven van de naam „gereformeerd". De Cock wilde die naam niet loslaten, maar • Scholte stelde er geen prijs op. Op de eerste synode van de Afgescheidenen in Amsterdam (1836) werd aan de overheid het verzoek gericht om erkend te worden als „christelijke gereformeerde kerk onder het kruis in Nederland". Maar men kreeg ten antwoord dat men moest afzien van de naam „gereformeerd". Er was immers in Nederland een Gereformeerde (Hervormde) Kerk. Erkenning was alleen mogelijk wanneer men zich „christelijk afgescheiden" zou noemen. Voor Scholte en de zijnen was dat geen enkel probleem. Als men maar de vrijheid kreeg om als kerk zelfstandig op te treden. De zogenaamde „vrijheidsaanvrage" werd een twistappel onder de Afgescheidenen, die leidde tot afsplitsing van de „Kruisgezinden". Dat waren zij die zich bleven noemen „Gereformeerde Kerk onder het kruis". En onder dat kruis moeten we dan verstaan de vervolging en het terwille van de belijdenis afstand moeten doen van de kerkelijke goederen.

Er waren echter nog veel meer problemen. Allereerst over de prediking. Van het begin af is er onder de Afgescheidenen een hypercalvinistische lijn en een meer Evangelische lijn te ontdekken. De eerste ging uit van de verkiezing en legde sterke nadruk op de kenmerken. De tweede ging uit van het aanbod van genade dat komt tot allen die het Evangelie horen. Hierin stonden Van Velzen en Brummelkamp tegenover elkaar. Deze twee lijnen zouden zich later profileren tot de zogenaamde „Drentse" en „Gelderse" richting.

Dan werd er ook enorm getwist over het al of niet dragen van het „ambtsgewaad". Moesten de predikanten zich altijd, ook op straat en op reis, onderscheiden van anderen door hun rok, kuitbroek, bef en steek? De strengere richting vond van wel, de andere vond het een onbelangrijke zaak.

vond het een onbelangrijke zaak. Dieper ging het conflict over de Kerkorde. Sommigen wilden vasthouden aan de Dordtse Kerkorde. Maar onder invloed van Scholte, die vond dat de D.K.O. in vele opzichten verouderd was, werd de Utrechtse Kerkorde aanvaard. En weer anderen vonden een kerkorde helemaal niet nodig. Was men niet onder het synodale juk vandaan gegaan en zou men zich dan nu weer onder een ander juk moeten buigen?

Het is duidelijk dat al deze twistpunten niet bevorderlijk waren voor een gezond kerkelijk leven. Integendeel, het mag als een wonder worden beschouwd dat de jonge Afgescheiden gemeenten door het twistvuur niet zijn verteerd.

Geen wonder dat zij die de Afscheiding ongunstig gezind waren zich hebben verheugd over al dat gekrakeel. De direkteur van politie in Utrecht schreef althans in een rapport: „Onderscheidene Afgescheidenen beginnen alhier in verschil te geraken met hunnen predikant Scholte, beklagen zich zeer over hem en onttrekken zich aan zijne leiding. Wij voorspellen ons zeer veel goeds van deze oneenigheid en voeden de hoop dat tenminste hier ter stede van lieverlede het getal zal verminderen".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1984

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

De Afscheiding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1984

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's