kandidaten in overvloed
KOL-OMMETJE
Het kwam er duidelijk aan. En al even is dit het geval. Opgeleid tot het treffelijk werk staan kandidaten op de markt. Omtrent dc derde ure, omtrent de zesde ure en nog zelfs ter negender ure. Ledig staan zij daar. Te wachten om in de wijngaard te mogen werken. Die zoiets nooit aan den lijve ervaren heeft, moet proberen, proberen zich in deze positie te verplaatsen. Eerder waren er met beroep op zak, terwijl zij nog de bul probeerden te verkrijgen. Letterlijk betekent uit het Latijn overgewaaide woord kandidaat: in het wit gekleed. In het oude Rome trok je een blanke toog aan om daarmee te demonstreren dat je dong naar een of ander hoog staatsambt. Vandaar. Zien wij hen staan op de kerkelijke arbeidsmarkt? Hoe krijgen zij hun w 7 itte toga zwart?
Dankzegging na het eten staat erboven. En in het vervolg: „O Heere, wij danken u van harte, voor nooddruft en voor overvloed/' Van beide weet ik af, aldus Paulus. Ook de kerk kent het ene en het andere. Predikantennood, vakante gemeenten die steeds maar beroep uitbrengen èn — zoals thans — overvloed aan kandidaten. Niet elk kan zo maar danken voor overvloed in dezen. Vaker bestond volte op de markt. Smijtegelt — hoe geliefd was hij niet en wat bleef hij bekend — was in 1687 proponent en werd pas in 1689 predikant. Ledeboer heeft ervan geweten. In 1832 werd hij kandidaat, in 1833 hield hij een proefpreek, in 1834 volgde zijn toelating via proponentsexamen. Precies honderdvijftig jaar geleden. Eerst vier jaar later kwam het beroep naar Benthuizen. Toch was hij een gezochte prediker. In de dertiger jaren beleefden wij het tekort aan standplaatsen in de Gereformeerde Kerken in dezelfde periode toen op de christelijke scholen kwekelingen met akte voor een zakcent volop werk deden. Vlak voor de oorlog dreigde een soortgelijke toestand in de Hervormde Kerk. Meer dan één parkeerde
als hulpprediker alvorens een standplaats beroep deed. In de oorlog loste dit probleem zichzelf op. Daar was de verschrikkelijke oorlog nog net goed voor.
Intussen presenteert zich nu de onverkwikkelijke toestand. Grote geestelijke en morele gevaren doemen op. Denk even aan een mogelijk circuit van achterklap. Via en nog eens via wordt geprobeerd een beoogde kandidaat zwart te maken om beroepingswerk in andere baan te brengen. Een sub(tiel) wanbedrijf. Ook geestelijke gevaren van aanvechtingen. Leveren deze per definitie altijd overwinnaars? Wat gebeurt? Satan zift als de tarwe. De begeerde verzucht: „Waar, HEERE, Uw trouw, waar Uw eer? Wat sta ik hier ledig op de markt en zovelen lopen mij voorbij. Was dit Uw Woord niet, toen U proclameerde: Wit zijn de velden, groot is de inzameling en weinig zijn de arbeiders." Bidt de Heere van de oogst, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstoot. Let wel: Zijn oogst en van geen ander. Uitstoot nog al liefst. Daarachter duwen heilig geweld en liefdevolle drang. Er zal toch niet te veel gebeden zijn? Als dat zou kunnen. De Heere van de oogst kan Zich toch niet vertellen? Zulke gedachten moeten maar snel wegwijken.
Eigenlijk zou toch niet van nood sprake mogen zijn. Want de oogst is echt groot. Wij zouden goedsmoeds moeten wezen en derhalve een psalm moeten zingen. Welke dan? Natuurlijk de achtenzestigste. „De HEERE gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een
grote heirschare." Treffender kan de situatie niet verwoord. Helaas, anders, anders is de harde werkelijkheid. Deze arbeidsmarkt is als alle. Wat is uw arbeidsmarkt meer dan alle andere? Het budget heerst hier al evenzeer en kwestie van geld. In dit opzicht is de woordverkondiging jammer genoeg vlees geworden. Het wereldoverwinnende geloof is verwereldlijkt. Goedsmoeds psalmzingen lijkt niet terzake. Is iemand in lijden? Dat hij dan bidde. Bidde dat de Heere arbeiders uistote. En: zo doe ook met mij. Laten de wijngaarden eveneens smeken. Vooral waar een enkele arbeider te weinig is. Bidden kan vergezeld gaan met vasten. Vasten hoort er
— o — Mankeert het aan geloof, dat bergen en andere zwaarten verzet? Gaat geloof, zoals wij het hebben, mank? Eén been heel lang. Alles weten van en uit de Bijbel. Weten wat in de eeuwenlange kerkgeschiedenis gebeurd is. Weten hoe het bevindelijke leven doet en moet. Weten hoe God altoos Zijn volk bekeert. En nog zeer veel. Groot feilloos weten. En daarbij geen noemenswaardig vertrouwen. Hoe mank. Eén been veel te lang en één been veel te kort. Wij weten zo veel en vertrouwen zo weinig. Dat is de nood
van deze tijd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's