gods komend heil
In die dagen en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid doen uit* spruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. In die dagen zal Juda verlost worden en Jeruzalem zeker wonen en deze is, die haar roepen zal: e HEERE onze gerechtigheid. Jer. 33 : 15—16.
de belofte
In de tijd voor Kerstfeest dringt de verwachting zich naar voren. Zelfs het heidens hart hunkert en verlangt. De dagen zijn donker en kil. En in aller hart schijnt soms diep verborgen het heimwee naar warmte en licht, naar blijheid en leven.
Ook in de prediking houden we Advent. We richten ons op de komst. Niet op de komst van een gedroomd geluk, een vaag en ver ideaal dat we onszelf inbeelden. We richten ons op de komst van Hem van Wie het evangelie spreekt. De komst van onze Heere Jezus Christus. Van Hem spreekt het evangelie onder het Nieuwe Verbond. Van Hem spreekt ook het evangelie onder het Oude Verbond. Van Hem spreekt ook het evangelie bij Jeremia.
In dit tekstgedeelte is de ondergang van Juda en Jeruzalem zeer nabij. Nebukadnezar, de koning van Babyion, heeft met zijn troepen het beleg geslagen rondom Jeruzalem. Even leek het nog alsof het naderend onheil zou worden afgewend, omdat Egypte tegen de bezetter optrok. Maar toen Egypte verslagen was, was Nebukadnezar teruggekeerd en had de ring van geweld om de stad Gods weer opnieuw gesloten.
Jeremia is in het voorhof der bewaring gezet, bang als men was dat hij naar de vijand zou overlopen. Hij had immers altijd de overgave aan Babyion gepredikt. Hij had elk verzet als zinloos aan de kaak gesteld. Hij leek een gevaarlijk man en het was maar het beste dat hij ingesloten werd.
En dan, dan is daar ineens dat woord van heil, dat de HEERE hem geeft. Eigenlijk voor de tweede keer al. En opnieuw mag Jeremia horen en doorgeven hoe de HEERE Zich over Zijn volk Israël ondanks alles zal ontfermen. Door het oordeel heen zal er genezing zijn en leven. Terwijl alles getuigt van ondergang en gericht, terwijl het hoogmoedig verzet tegen die gerichten Gods nog hoogtij viert, Gods profeet zit immers gevangen, laat God Zijn evangelie verkondigen. Zijn blijde boodschap van heil en leven. Is dat niet karakteristiek voor het evangelie? Dat het dan en daar is waar geen hoop meer is? Dat het die plaats en tijd altijd weer zoekt en vindt. Dat het die plaats en tijd zoekt en vindt in uw en mijn leven. Als alles mij aanklaagt en ik alleen gerichten overhoud, als het verzet van mijn zondig hart hoog tegen die gerichten opsteigert, wil God mij spreken van gerechtigheid en leven in Hem.
Dat stempel is het evangelie opgedrukt op Golgotha. Daar hebben zich de oordelen Gods voltrokken totaal en volkomen. Maar daar klonk ook al de eerste blijde overwinningsroep: Het is volbracht. Daarom mag aan de meest geschokte en geschondene het evangelie verkondigd worden. Daarom is het adres van Gods blijde boodschap niet de deugd, niet de christelijkheid, noch het geloof, maar een volk als Israël vol ongerechtigheid en hoogmoedig verzet.
Als u vraagt: Wat heb ik nog te verwachten? Wat is mijn adventsverwachting? Hoe kan ik blij uitzien naar Gods komst? Gods komst is toch alleen gericht en verderf. Dan wordt u Christus verkondigd. Het evangelie van Hem, 'die alles vervuld heeft en alles volbracht.
het heil en de Heilbrenger
Maar wat is dan het heil dat Jeremia daar in die gevangenis mag verkondigen? We lezen erover in de verzen, die aan onze tekst voorafgaan. Israël zal genezen worden. Het volk is nu ziek. Er zijn ernstige, afzichtelijke wonden. Er zijn geen rechtvaardige koningen en priesters meer. Aan het volksleven mankeert van alles. De arme en de weduwe en wees ontvangen geen recht. Dat alles zal weer hersteld worden. Israël zal uit de ballingschap terugkeren. Het zal weer zeker wonen en er zal vrede en waarheid zijn. Maar het diepste van die genezing is niet het uiterlijk herstel. Jeremia mag verkondigen dat de HEERE hen zal reinigen van al hun ongerechtigheden. En Hij zal die ongerechtigheden ook vergeven. Dan zal er weer blijdschap en vrolijkheid zijn in Juda en Jeruzalem.
Dit woord van Jeremia herinnert ons eraan waar het hart van het heil ligt, in de vergeving en de vernieuwing van onze zonden. We dromen wel eens van het koninkrijk Gods. Een rijk van vrede en gerechtigheid. Het koninkrijk van God dat de definitieve ontmanteling is van alle geweld. We verlangen ernaar in deze donkere tijden, waarin geweld zich stapelt op geweld. Waarin onvrede en onrust alleen maar toenemen.
Maar we mogen niet voorbij gaan aan de kern. En dat is onze verhouding tot God. En dan komt onze zonde aan de orde. Dan komt aan de orde dat wij die God en Zijn geboden hebben veracht. Dat wij eigen wegen gekozen hebben. Laten wij daar niet om heen draaien. Laten we dat liever belijden. En God leert het ons door Zijn Woord en Geest ook belijden. Leert ons eraan lijden dat er iets tussen zit dat er alles tussen zit, dat er de zonde tussen zit.
Maar wat is het dan juist heerlijk, dat het heil van God daar begint. Ik zal hen reinigen van hun ongerechtigheid en Ik zal vergeven hun ongerechtigheden waarmee ze tegen Mij gezondigd hebben. Alles wat er tussen zit, doe Ik Zelf weg. Het wordt weer goed tussen hen en Mij. Ik zal weer uw God zijn en gij zult Mijn volk zijn.
En de komst van dat heil gaat samen met de komst van een heilbrenger. In die grote heilstijd zal God David' een Spruit der gerechtigheid doen uitspruiten. Die zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. Een Spruit der gerechtigheid. Een spruit is een nakomeling. Het geslacht van David wordt vergeleken met een boom. Aan die boom groeit een nieuwe spruit. Een nakomeling. De HEERE zal trouw blijken te zijn aan David. Nathan had aan David mogen profeteren dat er altijd een nakomeling van hem zou zitten op de troon. Dat woord zou de HEERE waarmaken. Ondanks alles. Jeremia had immers te maken gehad met verschillende spruiten van David. Maar wat waren ze trouweloos geweest en goddeloos. Zo zelfs dat Jeremia Jojachin had moeten aanzeggen dat er van hem geen nakomeling meer zou zijn. Zij waren geen spruiten der gerechtigheid. Zij zaten niet rechtmatig op de troon van David. Ze hoorden er eigenlijk niet. Met hun afstamming was het wel in orde. Ze waren wel vleselijk zonen van David maar niet geestelijk!
Nu zou er een Spruit der gerechtigheid komen. Een die werkelijk rechtmatig koning
zou zijn. En van die koning mag Jeremia ook verkondigen dat Hij recht en gerechtigheid zal doen op de aarde. De koning die nu over Juda en Jeruzalem regeerde heette Zedekia. Die naam had Nebukadnezar hem gegeven toen hij hem na de eerste verovering van Jeruzalem koning had gemaakt, vazalkoning. Zedekia dat heeft ook te maken met recht en gerechtigheid. Maar Zedekia's naam spotte met alle werkelijkheid. Het onrecht struikelde op de straten van Jeruzalem. Armen en ellendigen werden verdrukt. Ieder was belust op rijkdom en macht en voelde zich geenszins gehinderd door de wetten van God. '
De koning van wie Jeremia mocht profeteren zou een ware Zedekia zijn. Een ware rechtbrenger en heilbrenger. Hij zou recht en gerechtigheid doen op de aarde.
In het laatste gedeelte van onze tekst wordt ook nog de naam van die koning genoemd. De HEERE onze gerechtigheid. Dat zal men hem toeroepen. Dat wil zeggen als die Koning komt zal men het zo ervaren, dat de HEERE Zelf en Zijn gerechtigheid is gekomen. In die Koning komt de HEERE met Zijn heil en gerechtigheid tot Zijn volk. In die Koning zal Hij zelf bij hen wonen en hun God zijn. En Hij zal hen een Leidsman zijn aan levende fonteinen der wateren.
Wat een heerlijk woord. Een woord dat dwars door alle werkelijkheden heenreikt naar de toekomst van Gods heil en genade. Wat een heerlijk woord. Een woord dat over alle menselijke gestalten heenreikt naar de gestalte van God Zelf. Hij zal komen. En Hij zal onze gerechtigheid zijn.
vervulling
Wat hebben de vromen onder Israël met reikhalzend verlangen naar de vervulling van dit heilswoord uitgezien. Wat is het met dat heilswoord van de HEERE door allerlei onmogelijkheden heengegaan. Israël is wel teruggekeerd uit de ballingschap, maar ook dat bleek lang nog niet alles. Daarna zijn er nog moeilijker tijden aangebroken. Tijden van vreemde overheersing. Tenslotte leek de tronk van David wel afgehouwen. Ongeschikt om nog ooit enige spruit voort te brengen.
Toen is Gods Spruit gekomen. Uit de afgehouwen tronk van Isaï. Toen is Hij gekomen van Wie Johannes op Patmos later hoort zeggen: De wortel en het geslacht Davids. Toen bleek Gods trouw aan Israël nooit gekrenkt. Toen kwam Jezus Gods eigen Zoon. Ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Hij is die Spruit der gerechtigheid van wie Jeremia hier in donkere dagen dreiging en gericht blij mag gewagen. Hij zit naar recht op de troon van David. Die troon komt Hem toe. Ook om Zijn afstamming, maar vooral om Zijn waardigheid. Gerechtigheid is immers de gordel Zijner lendenen. Bij Hem is bedrog noch onrecht. Hij is rein van hart. Bij Hem is maar één ding: De wil van Zijn Vader. Die wil vervult Hem en Hij vervult die wil. Zelfs als het Hem de dood moet kosten. Dan nog wijkt Hij niet achterwaarts. Als het Hem zo betaamt de gerechtigheid Gods te vervullen dan laat Hij zich zelfs onderdompelen in de donkere wateren van de dood.
Jezus Christus mogen wij u voorstellen als de Spruit der gerechtigheid. Die ook hulp en heil heeft aangebracht. En als het diepste van die hulp en dat heil is dat de verhouding met God wordt hersteld dat er verzoening geschiedt, dat er vergeving is van al onze ongerechtigheden, dan is Hij daar niet aan voorbijgegaan. Maar heeft daaraan alles gedaan wat er aan te doen was. Hij heeft de straf gedragen. Hij heeft de schuld betaald. Hij is het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.
Dan is het wel allemaal anders, dieper en nederiger dan wij ooit konden vermoeden, maar meteen ook hoger en heerlijker. Dan gaat de vervulling alle verwachting te boven. Ons wordt het evangelie verkondigd van Jezus Christus. Het evangelie van het rijk der genade dat in Hem heerst. Dan is in Hem onze gerechtigheid. Ja, dan is Hij de HEERE, onze gerechtigheid. De HEERE, onze hulp en ons heil.
In deze donkere dagen zoeken mensen naar licht, naar geluk, naar vrede. Velen zetten zich met een geweldige energie en geestdrift in voor een rechtvaardiger samenleving. Het onrecht moet toch uit de wereld te krijgen zijn. Als we allemaal samen ons inzetten voor het goede, dan moet het beter kunnen in onze mensenwereld. Dan moet tenslotte ook die verschrikkelijke dreiging van de kernwapens de wereld uit te krijgen zijn. Mensen dromen, mensen vechten voor vrede en recht.
In het evangelie van jeremia wordt de Spruit der gerechtigheid aangewezen. Als de nacht daalt over Jeruzalem gaat Gods licht op. Toen die ene, laatste nacht daalde over Jeruzalem omdat Jezus hing aan 't kruis ging de zon der gerethtigheid op aan de horizon. Jezus Christus in wie alles is wat wij mensen, zondige mensen nodig hebben.
Wat kan ons hart schreien van verlangen naar Hem. Dat is ook een adventsgestalte. Hij is gekomen, maar dat Hij nu ook komt in mijn hart. Dat Hij ook mij wordt geopenbaard. Dat Hij ook mijn hart vervult met Zijn vrede en gerechtigheid. Mijn onrustige hart dat dwaalde op de wegen van de zonde en dat nergens vervulling vond.
Welnu, in het oude en telkens weer nieuwe evangelie wil Hij zeggen: Zie hier ben Ik, Ik ben uw heil alleen. En wat heerlijk dan als de Geest door het Woord alle aarzelingen weg raapt en ik Hem mag begroeten, ja Hem mag toeroepen: de HEERE onze gerechtigheid. De HEERE ook mijn gerechtigheid. En dan wordt uit die vervulling een nieuw verlangen geboren. Want immers de Koning is gekomen, maar Hij moet ook nog komen. Wederkomen op de wolken van de hemel. Hij is gekomen en Hij heeft Zijn koninkrijk op deze aarde gevestigd. Maar het is nog een bruggehoofd.
Maar wij verwachten naar Zijn beloften, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Daarop woont de gerechtigheid. Zijn beloften, ze zijn de grond en de maat van onze verwachting. Meer hebben we niet, minder ook niet, want al Gods beloften zijn in Christus Jezus ja en amen.
De bergen zullen vrede dragen, De heuvels heilig recht; Hij zal hun vrolijk op doen dagen Het heil, hun toegezegd. 't Ellendig volk wordt dan uit lijden Door Zijne arm gerukt; Hij zal nooddruftigen bevrijden; Verbrijz'len, wie verdrukt.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1984
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's