Mij is barmhartigheid geschied
En ik dank Hem, Die mij bekrachtigd heeft, namelijk Christus Jezus, onze Heere. dat Hij mij getrouw geacht heeft, mij in de bediening gesteld hebbende. Die te voren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker, maar mij i barmhartigheid geschied, dewijl ik hei onwerende gedaan heb in mijn ongelovigheid. Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geiooj en liefde die e is in Christus Jezus. 1 Timotheüs 1 : 12—14.
dankbaar omzien
Het evangelie van de heerlijkheid van de volzalige God dat mij is toebetrouwd. Zo eindigde de apostel de vorige keer zijn verweer tegen de dwaalleraars. Nu gaat hij verder en stelt zichzelf ten voorbeeld wat dat E-vangelie vermag. Sommige bijbellezers vinden weieens dat de apostel zichzelf zo op de voorgrond plaatst in deze woorden. Dat doe je toch niet? Je spreekt toch niet over jezelf? Maar dan lezen en verstaan we zijn woorden verkeerd. Paulus plaatst zichzelf niet op de voorgrond, maar juist Gods grote genade. Het gaat hem om de verheerlijking van de vrije en blijde genade van God in Christus. Hij mag zich daar het voorwerp van weten tot zijn nog altijd grote verbazing. „En ik dank Hem, Die mij bekrachtigd heeft, namelijk Christus Jezus, onze Heere..." Ik dank mijn ambt aan Christus. Ik heb er niet zelf voor gekozen. Ik heb er mezelf niet toe opgeworpen. Ook heb ik niet in eigen kracht deze dienst aan het Evangelie verricht. Nee, ik weet me ertoe bekrachtigd. Ik heb er de kracht toe gekregen. „...Dat Hij mij getrouw geacht heeft, mij in de bediening gesteld hebbende". Schreef hij elders: Ik vermag alle dingen door Christus die mij kracht geeft hier bedoelt hij niet anders. Mijn geheime krachtbron is Christus. Daar haal ik mijn energie als apostel vandaan, staat er letterlijk. Wat ik doe, doe ik alleen door Christus.
Wat een wonder dat Christus mij getrouw geacht heeft. Dat is niet gekomen na een door Hem ingesteld onderzoek naar mijn gedrag en levenswandel. Want dan was ik afgekeurd en nooit getrouw bevonden. Mijn betrouwbaarheid is niet gebleken. Nee, hier valt slechts te roemen in een nochtans. Ondanks mijn onbetrouwbaarheid toch getrouw geacht. Paulus bedoelt te onderstrepen dat s er voor die beoordeling geen enkel argument in hem zelf te vinden was.
Alle initiatief lag en ligt bij zijn Zender. r Ondanks brute zonden en bittere haat werd deze mens door God verkoren tot apostel. Gij zijt mij een uitverkoren vat. Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren en ik heb u gesteld dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, sprak Christus eens tot de discipelen en bedoelde daar ook met name hun ambtelijke roeping mee. Een ambt bekleden, een dienst vervullen in Christus' Kerk is verkiezing, is genade en anders niet. Er valt nergens op te pochen of op te bogen. In de bediening gesteld. Door Hogerhand. En die bediening is dienst. Dienst aan Christus. Dienst aan het Evangelie. Dienst aan de gemeente die uit dat Evangelie wordt geboren. Dienst, ja. Geen heerszucht, geen najagen van eigen roem en eer. Uw nederige dienstknecht die elke dag nederig gehouden moet worden.
eertijds
De apostel geeft enige inlichtingen over zijn verleden. Om zo de genade Gods nog hoger op het schild te verheffen. „Ik, die te voren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker..." Paulus windt er geen doekjes om en dekt zijn verleden niet toe met wollige woorden. Zeer openhartig wordt het gezegd hoe venijnig zijn vijandschap en hoe intens zijn haat tegen Christus en Zijn gemeente. Godslasteraar. Bedoeld wordt niet zozeer dat de apostel opzettelijk liep te vloeken. Maar veelmeer dat hij Christus' goddelijke zending loochende, Zijn Messianiteit ontkende en tegensprak en daarom fel en hartstochtelijk tegen alles wat aan Hem herinnerde tekeer ging. Niet alleen met woorden, maar ook met daden. Vandaar een vervolger en verdrukker. Verdrukker wil zeggen iemand die geweld pleegt in overmoedigheid en niets ontziende felheid. Welaan, geen eertijds om trots op te zijn. Misschien ligt hier wel een althans gedeeltelijke verklaring van Paulus' doorn in het vlees. Onder ons zien wij weieens uit naar een krachtdadige bekering, een abrupte omkeer van de w r ereld tot God. Maar we dienen daarbij wel steeds te bedenken dat deze vorm van bekering veelal geschiedt in het leven van hen die bruut en grof de zonde en de wereld dienen. En dat deze mensen zelf hun levenlang schuld blijven kennen over hun vroegere levenswandel en op hun beurt soms jaloers zijn op mensen die voor zulke brute zonden zijn gespaard gebleven en soms al van jongsal vreze Gods hebben leren kennen. Daarmee wil niet gezegd zijn dat er geen bekering nodig is voor ieder mens. Even grondig ongeacht wie. We dienen afgesneden te worden van de oude wortel Adam en ingeplant in de nieuwe stam Christus. Maar de wijze waarop en de weg waarlangs kent geen vast model.
Paulus vertelt dit ook niet om er anderen mee de weg voor te schrijven, in de geest van: Timotheüs, bekijk het eens in je leven of het bij jou ook zo gegaan is. Dan was Timotheüs er onmogelijk door bemoedigd kunnen worden. Want in de volgende brief vertelt Paulus zelf hoe hij van jongsaf de Schriften heeft geweten en door Gods genade er in geworteld en gegrond is geraakt. Nee, Paulus' opzet in onze tekst is: de roem in Gods onverdiende genade. „Maar mij is barmhartigheid geschied..." Proeft u die intense verwondering? Maar mij... Mij, godslasteraar, vervolger, verdrukker. Mij hatelijk en hatend schepsel. Mij is barmhartigheid geschied. U kunt ook lezen: mij is ontferming bewezen. In Gods eeuwige ontferming ligt de grond van Paulus' apostelschap. Daar welt tevens de bron op van zijn heil. Mij is geschied, mij is bewezen. Hoe ligt in deze woorden alle nadruk op het handelen Gods buiten de mens. Het is de apostel overkómen. Het is over hem heen gekomen. Hij heeft het niet naar zich toegehaald of toegetrokken. Hij heeft er zichzelf niet voor opengezet of opengesteld. Maar God goot de regen van Zijn ontfermende genade over deze mens heen en maakte hem van een vijand een vriend. Deze belijdenis komt toch naar boven waar wij van genade weten in ons leven? Niet eens, maar steeds weer en
eigenlijk steeds meer: mij is barmhartigheid geschied. Ik leef alleen maar van de barmhartigheden Gods in Christus. Verder heb ik niets en ben ik niets. Verder spring ik niet. Hoger is mijn geestelijke polsstok niet.
onwetende gedaan
De regel die nu volgt in Paulus' belijdenis lijkt onwaarachtig, maar is het niet. Paulus is barmhartigheid geschied, , , dewijl ik het onwetende gedaan heb in mijn ongelovigheid". Daar ligt geen excuus in opgesloten, zo u bij eerste lezing misschien denkt. Paulus wijst hier op een van ouds bekende onderscheiding tussen zonde die men opzettelijk doet èn zonde die in onwetendheid wordt gedaan. Voor de eerste zonde geldt geen vergeving, voor de laatste wel. Reeds in de wetten van Mozes komen we deze onderscheiding tegen. In Numeri lezen we: „En indien een ziel door afdwaling (= onopzettelijk) gezondigd zal hebben die zal een éénjarige geit ten zondoffer offeren" (Num. 15, 27). „Maar de ziel die iets gedaan zal hebben met opgeheven hand (dus: met opzet), die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden van haar volk" (Num. 15, 31). We kunnen ook denken aan de instelling van de vrijsteden waarheen die doodslagers mochten vluchten die niet met opzet iemands dood hadden veroorzaakt. Calvijn betrekt er in zijn uitleg het onderscheid bij tussen de zonde tegen de Zoon van God waarvoor vergeving is èn de zonde tegen de Heilige Geest waarvoor geen vergeving is. Zonde tegen de Heilige Geest is volgens Calvijn: „als de sterfelijke mens met opzet krijg aanneemt tegen God, om het licht des Geestes dat hun aangeboden is, uit te blussen".
Paulus' ogen waren er voor gesloten dat Jezus de Christus was. Dat is zijn onwetendheid geweest. Dat was tevens zijn ongelovigheid. Nogmaals., dit is geen verontschuldiging. Onkunde en ongelovigheid zijn nimmer te verontschuldigen. Maar het zijn wel vergefelijke zonden. Jezus bad immers aan Zijn kruis: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.
ontfermingen van Christus
We liepen tegen de oorzaak van Paulus' bekering aan: Christus' ontferming. Maar her bleef niet bij die éne en eerste omkeer. Christus' ontferming is een blijvende inspiratiebron voor geloof en liefde. , , Doch de genade van onze Heere is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus". Dat hier gezegd wordt dat de genade van de Heere overvloedig is geweest, betekent volgens Calvijn dat in Paulus' leven de herinnering aan zijn eertijds geheel en al is uitgewist, ja zelfs verdronken is zodat hij er in zijn ambtelijke werk nimmer hinder van heeft ondervonden.
De genade van de Heere is hem altijd bij gebleven. Niet alleen maar in herinnering aan wat er toen is gebeurd, maar veelmeer elke dag in kracht en ondervinding. Nooit heeft de Heere Zijn genade meer van mij afgetrokken, wil de apostel zeggen. Ik ben nog steeds voorwerp van genade, elke dag. En hoe gaat dat dan, waarin uit zich dat dan? In de weg van geloof en liefde in Christus, Paulus' geloof en liefde dan wel te verstaan. Christus' genade kwam overduidelijk aan het licht in het geloof en de liefde van Paulus in Christus. Hij die eerst Christus afwees en Hem en Zijn volgelingen doodde en haatte, zie hij gelooft nu in Christus en heeft Hem hartelijk lief. Is dat een betoon van genade en ontferming of niet? Mijn zoon was dood, sprak de vader van de verloren zoon, en hij is weer levend geworden. Blind was hij en hij mag nu zien. Genade of niet? Geloof en liefde in Christus Jezus. In, wil zeggen, in gemeenschap met. Geloof en liefde zijn er alleen maar in nauwe gemeenschap met Christus Zelf. Ze zijn geen produkten van eigen bodem, maar vruchten van Zijn leven.
Tenslotte, we hoorden de vorige keren waar het wetticisme mensen wilde brengen. In een verkrampte manier van leven los van de gemeenschap met Christus. De apostel mag uit eigen ervaring getuigen waar het leven met Christus hem door genade geschonken heeft gebracht. Alles vindt in Christus zijn oorsprong. En waar dat leven wordt gekend, daar gaat zich herstellen de gemeenschap tussen God en mens. Daar wordt het ons weer een lust die Heere te dienen en toe te behoren die we zelf moedwillig hadden verlaten. Wie roemt er in het nieuwe jaar mee: mij is barmhartigheid geschied!? De genade van onze Heere is zeer overvloedig geweest en nog steeds. Ik kreeg de Heere Jezus hartelijk lief. Houd moed, Hij is getrouw en blijft Dezelfde die Hij altijd was.
W.
J, M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1985
Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1985
Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's