Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over Gods almacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over Gods almacht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2) We hebben de vorige keer gezien, dat voor veler besef er wel een is-gelijk teken gezet kan worden tussen God en almacht. Almacht is bij het begrip God gewoon inbegrepen. Net zoals bij het begrip cirkel het rond-zijn inbegrepen is. Een vierkante cirkel is geen cirkel, maar een vierkant. Zo zou God, als Hij niet alles zou kunnen, geen God zijn, maar een mens of hoogstens een halfgod.

Van allerlei kanten wordt dit Godsbegrip aangevallen. Niet in het minst door het weg te verklaren. Zo'n Godsbegrip zou voortgekomen zijn uit de behoefte van de mens aan geborgenheid. Zelf ervaart hij zich gebrekkig en onvolmaakt, dat geeft aaneliding tot het verlangen naar het hogere, het volmaakte, het almachtige. Zo'n Godsbegrip zou zelfs te laken zijn als een laatste stuk hoogmoed van de mens. In zijn Godsverlangen wil hij hogerop, boven zichzelf uitstijgen, vergoddelijken. Hij wenst zich niet te voegen in het nederige, in het menselijke, laat staan dat hij dat met vreugde aanvaarden zou.

In een interview met mevr. Dorothee Sölle gepubliceerd in Elseviers Weekblad van 24 december 1977 merkt Rex Brico op: Ik kan mij geen God voorstellen, die van goede wil is en het lijden toelaat, zoals de christelijke traditie dat verkondigt. Sölle gaat daar alsvolgt op in: „Ik ook niet, maar ik trek daaruit niet de konklusie dat Hij niet van goede wil zou zijn. Ik konkludeer daaruit dat Hij niet almachtig is. En ik vind dat verlangen naar almacht, dat men op God geprojekteerd heeft, eigenlijk heel onchristelijk". Het beeld van de almachtige God wordt dus verklaard uit projektie. En daarmee meent men het dan ook wegverklaard te hebben. Ja een beslissend argument in het veld gevoerd te hebben tegen de waarheid ervan.

Maar dat is te gemakkelijk. Waarom zou zo'n verlangen niet terecht kunnen zijn? Waarom zou het feit dat er zo'n verlangen is, niet kunnen wijzen op het werkelijk bestaan van het almachtige? We zouden toch ook kunnen spreken van algemene openbaring, waardoor zo'n verlangen wordt gewekt. We kunnen hier niet verder op ingaan, maar het mag duidelijk zijn dat we een andere norm nodig hebben. Die norm ligt voor ons in de openbaring van God, zoals die in de Bijbel ons is gegeven.

Niemand zal kunnen beweren dat daarin God niet tot ons komt als de Machtige. Dat blijkt alleen al uit de namen, waarmee Hij genoemd wordt, we mogen zeggen: ich laat noemen. Hij is God, de Almachtige, El Sjaddai, Gen. 17 : 3. Bij de uitdrukking El of Elohim, dat is God, ligt in de teksten van het Oude Testament de nadruk op de hoogheid en de verhevenheid Gods. Dat wordt nog versterkt door de toevoeging Sjaddai, wat zoiets zou kunnen betekenen als de berg. Een sprekende uitdrukking is het ook als God genoemd wordt: e Machtige Jakobs. En in Jeremia 32 : 18 horen wij de profeet God in ziin gebed aanspreken met: ij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heerscharen.

Die macht van God betekent in de meeste gevallen Zijn overmacht. Hij kan Zijn vijanden aan. Hij is ze de baas. Dat is telkens weer de rijk vertroostende boodschap voor Zijn volk. Wat had Israël het in haar volksbestaan niet telkens weer moeilijk met vijanden. Maar tegen die vijanden was de HEERE opgewassen. Hetzelfde komen we op indrukwekkende wijze tegen in het Openbaringenboek. De gemeente van Christus is zwak en klein. Naar de uiterlijke omstandigheden beoordeeld, lijkt ze een speelbal van donkere en duistere machten. Johannes op Patmos, hij ziet de dreigende gestalten van die machten opdoemen. Het zijn gruwelijke monsters, waar je diep van onder de indruk kunt raken. En toch is de Openbaring aan Johannes een troostboek voor de gemeente van toen en nu. In vers 8 van het eerste hoofdstuk stelt de Heere Zich voor als de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, Die is en Die was en Die komen zal, de Almachtige.

Deze laatste uitdrukking vinden we o.a. ook in Openb. 4 : 8, 11 : 7, 15 : 3. Zij geeft ook het overwicht aan van de HEERE God over Zijn vijanden. Het is een uitdrukking, die wat het grondwoord betreft teruggaat o> p de griekse vertaling van het Oude Testament de zogenaamde „Septuagint". In die Septuagint is het vaak de vertaling van HEE-RE der heirscharen. In het grote woordenboek op het Nieuwe Testament van Kittel schrijft de duitse geleerde Michaëlis dat dit woord slechts een losse betrekking heeft op het dogmatische begrip van de almacht Gods, die immers gewoonlijk de gedachte inhoudt dat God ook alles werkt.

Behalve uit Zijn namen wordt de macht van God als overmacht ook duidelijk uit Zijn werken. Daar is Zijn werk in de schepping en onderhouding van deze wereld. Men leze bijvoorbeeld Genesis 1, Psalm 33 en Psalm 104. In die verheven macht en majesteit van Zijn scheppingswerk maakt God Zich ook bekend aan Job. Job meende met God te kunnen twisten. Zich met Hem te kunnen meten. Maar waar was Job eigenlijk, toen de HEERE de aarde grondvestte? Als Job denkt alles te kunnen begrijpen en God na te kunnen rekenen, dan moet hij maar eens narekenen hoe alles zijn bestaan vond en vindt in God. Zo'n zelfde openbaring vindt plaats aan Israël in de ballingschap, dat klaagt over de vergeetachtigheid van de HEERE. Weten ze dan wel Wie de HEERE is? Alle volken zijn niets voor Hem, ze worden bij Hem geacht minder dan ijdelheid Jesaja 40 : 12-31.

Diezelfde majesteit vertoont zich in Gods werken van verlossing. Diep is het volk Israël onder de indruk gekomen van wat er bij de Rode Zee is gebeurd. Op de andere oever is er gezongen van de heerlijke en reddende macht van God. Heel de geschiedenis van het volkt door wordt er aan herinnerd. Zo is de HEERE onze God, zo machtig en zo heerlijk.

In het Nieuwe Testament wordt de openbaring van Gods kracht met name gezien in de opwekking van Jezus Christus uit de doden. Efeze : 19 en 20. Hem is dan ook gegeven alls macht in de hemel en op de aarde. Mattheüs 28 : 18. Hij heeft bevoegdheid en bekwaamheid om het regiment Gods uit te oefenen. We hebben al gezien hoe die macht zich toont in de bescherming en bewaring van Zijn gemeente tegen alle vijanden. Maar niet minder wordt Gods macht openbaar in de werking van het geloof in de harten van zondaren, 2 Petrus 1 : 3. Ja, God wordt gekend als die God, Die machtig is te doen boven bidden en boven denken, Efeze 3 : 20.

Het behoeft dus nauwelijks betoog dat de Bijbel ons de macht, ja de overmacht Gods openbaart. Nu moeten we dat nog wel iets nader preciseren. Je kunt bij overwacht denken aan konkrete vijanden, die zich hebben voorgedaan, God bleek ze te sterk. Hij bewaarde en beschermde Zijn volk. Hij kan ze aan. De werkelijkheid van de geschiedenis heeft dat geleerd. Je kunt echter nog verder gaan. Je kunt ook zeggen Gods overmacht reikt vérder dan konkrete vijanden, verder dan wat zich in de geschiedenis voor doet. Met eerbied gesproken: God kan nog veel meer aan, God kan alles aan. We kunnen ons niet voorstellen of indenken wat God niet aan zou kunnen. Overmacht is dan almacht. Ook dat vinden' we terug in de Bijbelse getuigenissen.

Als Sara gelachen heeft om de belofte van de HEERE, dat zij het volgend jaar een zoon zal hebben, horen we de HEERE zeggen: ou iets voor de HEERE te wonderlijk zijn? Genesis 18 : 14. Hetzelfde krijgt Jeremia te horen als hij aarzelt om een akker te kopen. Het heeft immers geen zin meer. Juda zal toch ondergaan. Maar dan getuigt de HEERE van herstel, er is voor Hem immers geen ding te wonderlijk, Jeremia 32 : 27. En nog eens wordt dat betuigd in Zacharia 8 : 6, ook al in verband met Israëls herstel. En wel heel bekend zijn de woorden van de engel Gabriël tot Maria bij de aankondiging van de geboorte van de Heere Jezus, Lukas 1 : 37. Zij aarzelt niet in ongeloof, maar in verwondering, hoe het mogelijk is dat ze zwanger zal zijn zonder toedoen van een man. De engel antwoord dan dat er bij God geen ding onmogelijk is. Ongeveer dezelfde woorden vinden we nog in Lukas 18 : 27 in verband met het ingaan van een rijke in het koninkrijk der hemelen.

We sluiten hier dit stukje Bijbelse bezinning af. Volledig zijn we niet geweest. Er zouden nog vele andere getuigenissen aan te voeren zijn. Dit moge genoeg zijn om ons een indruk te geven van de majesteit Gods, die ons uit Zijn Woord tegen komt.

Een volgende keer willen we vragen naar de verbinding van almacht en alwerkzaamheid.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Over Gods almacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's