Als lickten in de wereld
Een christen is persoonlijk verantwoordelijk om zijn leven in te richten naar de norm en het gezag van Gods Woord. Maar als christenen leven we niet voor onszelf, doch zijn we opgenomen in de gemeenschap van de gemeente van Christus, en zó dragen we ook verantwoordelijkheid voor elkaar. We dragen om zo te zeggen ambtelijke verantwoordelijkheid, allereerst in het ambt van alle gelovigen, vervolgens ook krachtens de bijzondere ambten die Christus in Zijn gemeente heeft ingesteld. Samenvattend: de christelijke levensstijl vraagt om ambtelijke verantwoordelijkheid. Ik wil beginnen bij:
De christelijke levensstijl en de gemeenschap der heiligen
Behartenswaardig is wat we daarover lezen in vr. en antw. 55 van de Heidelbergse Catechismus. Wat verstaat gij door de gemeenschap der heiligen.?
„Eerstelijk dat de gelovigen, allen en een iegelijk, als lidmaten aan de Heere Christus en al Zijn. schatten en gaven gemeenschap hebben." De band met Christus verbindt de leden onderHng in het éne lichaam. Daarom is de gemeente lichaam van Christus. Hieruit volgt: „Ten andere dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid van de andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden." In de tijd van de apostelen was er een rijke bediening door de Geest die openbaar kwam in de verscheidenheid van gaven, om de gemeente in Christus,
Die haar Hoofd is, op te bouwen. Paulus laat ons in 1 Korinthe 12 zien hoe dat lichaam van Christus functioneert. Geen der leden, ook niet de zwakste kan tot de andere leden zeggen ik heb u niet nodig. Hand en voet, oor en oog ze zijn allemaal op elkaar aangewezen. Het doel is elkaar dienen.
Johannes Sipreekt in zijn eerste brief (2 : 20) over de zalving van de Heilige (Geest),
die de gemeente heeft ontvangen. Zalving ziet op uitverkiezing en bekwaammaking tot het ambt. De gemeente te Eilippi wordt vermaand dat een iegelijk niet acht moet geven op het zijne, maar op hetgeen der anderen is, naar het voorbeeld van Christus. (Eilipp. 2 : 4 V.V.).
Het behoort niet tot de christelijke levensstijl als we deze gaven verzuimen, de opdrachten veronachtzamen, of tegen een broeder of zuster die zijn/haar geestelijke zorg aan de dag wil leggen te zeggen: w'aar bemoeit u zich mee. We moeten op elkaar acht geven tot opscherpmg van de onderhnge liefde. Daar behoort ook bij dat we dienend elkaar terug hebben te brengen tot het Woord, als blijkt dat in leer of leven het ergens misgaat. Of zijn we in de gemeente zover weg, dat we daar helemaal niet van gediend zijn.?
„Elke gemeente is en moet zijn een leger des heils, dat onder Christus strijd voert tegen de duivel, wereld en vlees, en geen soldaten kent in rust of op nonactiviteit" (Dr. H. Bavinck, Ger. Dogmatiek IV - 54).
Als één lid lijdt zegt Paulus dan lijden ze allen en als één lid blij is zijn ze met elkaar verblijd. Maar als er één lid zondigt dan dragen we mede verantwoordelijkheid. Heel practisch zegt Jacobus: roeders, indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hem iemand bekeert, die wete dat degene die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van de dood zal behouden en menigte der zonde zal bedekken. (Jacobus 5 : 19-20).
Elke gelovige staat dus in een ambt. De Heilige Geest woont in de gemeente als in Zijn tempel. En zoals een huis te herkennen is aan zijn bewoners, zo dient ook de gemeente kenbaar te zijn als een woonstede van God in de Geest. Dat maakt de gemeente der gelovigen tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. En dat geldt dan volgens 1 Petrus 2 voor alle nieuwgeboren kinderen, wier levensfundament ligt op de uiterste Hoeksteen. In hun profetisch ambt zijn ze geroepen tot verkondigen en belijden, als priesters hun lichaam te stellen tot een levende en Gode welbehagelijke offerande en als koning de goede strijd te strijden om zonde, dood en wereld te overwinnen, en eenmaal met Christus als koning te heersen.
Om nu onze houding ten opzichte van elkaar wat meer inhoud te geven, wil ik u met nadruk wijzen dat het tot de christelijke levensstijl behoort in die gemeenschap der heiligen te gelóven. Dit te geloven doet ons beseffen dat zij voor alle dingen gemeenschap met Christus is. Ze is een gemeenschap die in het leven geroepen en in stand gehouden wordt door de ongeschapen liefde Gods in Christus. Alles wat van de gemeenschap der heiligen op aarde te zeggen is, ligt besloten in dit éne, zij is gemeenschap des gelóófs, dus een gemeenschap, welke we in het geloof hebben en alleen door het geloof kennen en beoefenen kunnen.
Zo begint ook de Catechismus in vraag en antwoord 55. Het is gemeenschap aan Christus en al Zijn schatten en gaven. En die is er alleen door het gelóóf. Door het geloof behoren we Christus toe en in Christus zijn we elkanders leden. Want ge hoort vaak roepen om meer gemeenschap en beton.ing van liefde in de kerk des Heeren, maar dat gebeurt dan wel eens vaak — gelukkig niet altijd — door mensen die, als ge ze op de man af zoudt vragen, of ze weten door het geloof aan Christus deel te hebben, het antwoord schuldig blijven.
Wat moeten we in de gemeenschap der heiligen aan elkander geven? Toch niet wat we zelf menen te bezitten! Want dan werd het, hoeveel goeds en liefs we ook elkaar zouden doen, toch een gemeenschap naar het vlees. We zouden wel veel voor elkaar kunnen doen, en voor elkander kunnen zijn, maar we zouden elkander niet bouwen in de gemeenschap van het geloof aan Christus.
En ik heb geen ongegronde vrees dat we in de sfeer van gemoedelijkheid en gezelligheid blijven steken. Men vindt het in de kerk te kil en gaat het dan veelal zoeken in kringen en gemeenschappen waar men veel meer voor elkaar over heeft, veel meer liefde onderling aan de dag legt. Men voelt er zich thuis, men is spoedig in de sfeer opgenomen, men houdt elkaar vast. Men zegt kerk en doop en opvoeding vaarwel, als schepen die men achter zich verbrand heeft. Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat het binnen de gemeenschap van de gemeente niet anders moest zijn dan het nu is. Straks kom ik daar wel op terug. Maar het zou jammer zijn als men de grote, de fundamentele vergissing maakt dat men wel van elkaar gelooft dat men gelooft, maar niemand aanspreekbaar is en men elkaar ook niet afvraagt of dat geloof worstelt in Christus, in het persoonlijk Hem toebehoren. Als dat zo is, dan hoef je het kerkelijk niet buitenshuis te zoeken, maar dan zijn ze er ook binnen de gemeente te vinden met wie u een even dierbaar geloof deelachtig bent.
Ik kan me niet voorstellen dat we dan elkaar niet kunnen vinden. De beoefening van de gemeenschap der heiligen rust op iets anders dan op medemenselijkheid. Dat we in deze gemeenschap voor elkander zijn, moeten we stuk voor stuk door het geloof direct aan Christus ontlenen. En willen we in die gemeenschap tot een zegen optreden, dan moeten we zelf wel dagelijks die aansluiting aan Christus kennen, en ook de keur van die aansluiting naar Zijn Geest en Woord over ons eigen leven. We kunnen ook heel wat als geestelijke schatten willen uitgeven en doorgeven, die toch niet door het geloof waarachtig aan Christus zijn ontleend. We moeten voorzichtig zijn met dat, waarmee we de gemeenschap in de kerk des Heeren zouden willen bouwen. Naar het woord van de apostel Paulus wordt ook dat eens beproefd.
En we zouden hout, hooi, stoppelen kunnen gebouwd hebben. Heel wat zogenaamd geestelijk werk zal door het vuur vergaan. Alleen wat we door het geloof rechtstreeks aan de volheid van Christus ontleend hebben, zal bestaan. Vuurwerk is nog geen brandende liefdegloed. Lief zijn voor elkaar betekent lang niet altijd dat Christus in ons hart woont en wij in de liefde geworteld en gegrond zijn.
En als we het binnen eigen gemeente niet direct vinden kunnen wat we zoeken, stellen we ons dan zo op dat anderen bij ons vinden wat zij nodig hebben? Afschrijven en weglopen en kritiek leveren is spoedig genoeg gebeurd. Geloof en liefde binnendragen is heel wat zwaarder. Om waarlijk aan de gemeenschap van de gemeente te bouwen moeten we zelf in die gemeenschap dicht bij Christus leven.
Welnu, dan liggen er ook in de Bijbel aanwijzingen voldoende hoe we met elkaar hebben om te gaan. Het gaat er dan heus niet alleen om dat we alleen maar lief doen voor elkaar, maar elkaar ook in liefde hebben te vermanen en op te scherpen. Liefde uit het geloof geboren vindt niet alles goed.
Welke verantwoordelijkheid ik bedoel? De hele Bijbel is er vol van, maar met name de vermaningen die we veelvuldig in de brieven van het Nieuwe Testament aantreffen. En dan moeten we ook op elkaar acht geven, mag de ene broeder de andere bestraffen. Vooral elkaar het Woord des levens voorhouden en vandaar uit onze bezorgdheid voor het geestelijk welzijn van de leden van Christus' lichaam tot uitdrukking brengen. Gaat u wel eens naar uw broeder toe om hem te bestraffen tussen u en hem alleen? Zoiets moet ook kunnen in de gemeenschap van de gemeente. Dat is geen bemoeizucht en wie het zo uitlegt bewijst dat hij de plank al volkomen misslaat.
Het behoort tot de christelijke levensstijl als Paulus in Antiochië Petrus ter verantwoording roept en zijn handelwijze laakt, heel concreet.
Ik wederstond hem in zijn aangezicht, zegt Paulus dan in Gal. 2 : 11. Omdat we dat zo weinig meer aandurven gaat het vaak zo verkeerd met de christelijke levensstijl. We zijn er veel te veel op uit dat we elkaar sparen, elkaar ontzien. Tegenwoordig zouden we Paulus' handelwijze liefdeloos noemen, ontactisch, bruut, 't Kan 1 wel wat minder vinden wij. Je hebt aan jezelf genoeg. Toch meen ik te mogen stellen dat Paulus juist uit de liefde, met name uit de liefde tot de
waarheid Gods zo met Petrus omging. Hij zei niet: lieve broeder Petrus we zijn allemaal op z'n tijd wel eens zwak, neen, hij weerstond hem.
We moeten wat eerlijker met elkaar omgaan en niet zo benauwd zijn dat we op de een of andere marnier uit de boot vallen en uit de gunst raken. In diezelfde Galatenbrief schrijft Paulus in het laatste hoofdstuk over de plicht der liefde in de omgang met de broeders. Broeders, zegt hij daar, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij die geestelijk zijt, brengt de zodanigen terecht met de geest der zachtmoedigheid, ziende op uzelve dat ook gij niet verzocht wordt. Drie dingen dus. Je mag iemand die dwaalt of in zonde valt niet aan zijn lot overlaten. Zeker niet als je bovendien nog geestelijk bent, hetgeen zeggen wil als je leeft door de Heilige Geest en onder diens leiding staat.
Verder heb je hem zachtmoedig en tegelijk kloekmoedig maar terecht te wijzen. En tenslotte heb je ook maar deemoedig te zijn.
Ziende op uzelven opdat ook gij niet verzocht wordt. We zijn nergens te goed voor. Wat we vandaag in de een laken, we kunnen er morgen zelf in struikelen. Maar we hebben wel voor eikaars geestelijk welzijn zorg te dragen. En dan trekt er in de Bijbel een hele stoet aan ons voorbij. Mannen die geboden wordt hun vrouwen lief te hebben, en vrouwen die haar plaats weten in gezin en gemeente. Ouders die hun kinderen in liefde moeten leiden en kinderen van wie gehoorzaamheid wordt gevraagd. Uitbrekende zonden die aan de kaak gesteld moeten worden en heihgheid die nagejaagd moet worden. Ons wordt geleerd hoe we om moeten gaan met geld en goed zo bijvoorbeeld in 1 Tim. 6. Maar ook hoe we rijken en armen hebben te bejegenen, zoals Jacobus daar over schrijft. Als we dan elkanders leden zijn dan kunnen we elkaar niet aan eigen lot overlaten. Zeker niet als het er om gaat dat de waarheid Gods en het leven uit die waarheid in het geding is. We weten best dat het niet alles Israël is wat Israël genoemd wordt en dat er kaf onder het koren is.
Tenslotte ons gebrek aan gemeenschap is goeddeels te verklaren uit ons niet betrachten van de wet van Christus, die bestaat in het dragen van elkanders lasten, in opvangen, terechtwijzen, vergeten en vergeven. Immers achtte de een de ander uitnemender dan zichzelven. We zien de kerk niet, of veel te weinig door het geloof. We kijken veel te veel naar wat voor ogen is. We leven zelf teveel buiten het geloof om. Want als we door het geloof zien, zien we Christus en de uitnemendheid van Zijn genade, waarbij we allen niets zijn, en waar tegenover ieder slechts zijn onwaardigheid kan belijden. We weigeren echter bijna constant door het geloof op Christus te zien; daardoor maken we die gemeenschap vleselijk en gaan we elkaar schatten en wegen inplaats van vermanen en vertroosten, terecht wijzen en terecht brengen. Dan matigen we ons een oordeel aan over elkander en kunnen elkander ook niet meer dienen. Want wik ge een ander dienen, dan moet ge zelf eerst op de laagste plaats gaan' staan. Dat betekent de overgave met uw hart aan de gemeenschap der Hefde, welke de Geest schept. Zo beoefenen de gelovigen de christelijke levensstijl, profetisch, priesterlijk, koninklijk.Wbg
P.S. In het vorig artikel zijn een paar storende zetfouten geslopen. Het betreft het nummer van 15 maart (no. 11). le pag. 127 le kolom 7e regel van onderen.
Er staat als een stok, dat moet zijn: als een stad.
2e pag. 127 2e kolom 16e regel van boven: wereldvormig moet zijn: wereldgelijkvormig. 3e pag. 127 3e kolom 16e regel van onderen: geloofsvorm moet zijn: geloofsvlam.
Jammer en verwarrend dat het er zo stond.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's