Als Pasen een illusie was...
Denken we dat ons eens in: als Pasen een illusie was... Pasen spreekt van de werkelijkheid van Christus' overwinning op dood en hel en graf.
Pasen is het heilsfeit dat Christus — gestorven voor onze zonden naar de Schriften, en begraven — is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften.
In het bekende opstandingshoofdstuk 1 Korinthe 15 getuigt de apostel van deze dingen, die in de gemeente van Christus volkomen zekerheid hebben. Dat kan in de Kerk niet ter discussie staan. Het behoort tot de kern van het geloofsgoed, waarbij de Kerk van alle tijden en plaatsen heeft geleefd en waarbij ze is gestorven en waarbij zij zalig is geworden.
En toch... Pasen is een aangevochten zaak. Dat is het nu in 1985. Dat was het ook zo rond Pasen van het jaar 55, toen Paulus de eerste Korinthe-brief schreef. Altijd weer worden er vraagtekens gezet waar God uitroeptekens plaatst. Is Pasen een illusie, dat wil zeggen: een zinsbegoocheling, een droombeeld, gezichtsbedrog?
Je droomt ervan dat het werkelijkheid zou kunnen zijn... maar het is geen werkelijkheid. Het is als een fata morgana, een luchtspiegeling. Uitgeputte reizigers in de woestijn denken een oase te zien, water, groen, wuivende palmen. Maar in werkelijkheid is er niets anders dan het zengende zand.
Dit ligt ook achter die uitdrukking van Karl Marx dat godsdienst 'opium van het volk' zou zijn. Mensen dromen weg in fantasieën over een hiernamaals. En daardoor verliezen ze hun interesse om hier en nu de wereld te veranderen.
Zo wordt er een wissel getrokken op de eeuwigheid. Voor Marx is dit één groot, stuk zelfbedrog!
Nu is het mogelijk dat een lezer opmerkt: dat mag toch helemaal niet, dat is toch ongepast om maar één ogenblikje in te denken dat Pasen een illusie zou zijn.
Toch kon gezegd worden dat Paulus in 1 Korinthe 15 dit in zekere zin heeft gedaan. Zeker niet om de prediking op losse schroeven te zetten. Allerminst om twijfel te zaaien en verwarring te stichten, zoals vele moderne theologen dat doen. Paulus doet het juist om fel en bewogen te waarschuwen tegen de ketterij. Hij laat de konsekwenties van de dwaling zien, hij wil dat de gemeente eens tot het einde toe dóórdenkt en doordénkt waartoe de dwaalleer leidt. Vandaar die merkwaardige passage 1 Korinthe 15 : 12—19.
Het is nog niet zo eenvoudig te zeggen op welke manier de Paasverkondiging in Korinthe door dwaalleraars werd bestreden. Zij zullen niet hebben geloochend dat Christus uit de doden is opgestaan. Dan zouden ze in de vroeg-christelijke gemeente ook geen voet aan de grond gekregen hebben. Neen, de duivel komt liever op kousevoeten dan op klompen. De ketterij dient zich niet zo openlijk aan, maar wordt listig verpakt.
Dat Jezus was opgestaan — o, dat verkondigden die dwaalleraars ook, dat belijden tastten ze niet aan! Maar tegelijkertijd beweerden ze „dat er geen opstanding der doden is" (vs. 12b). Ze stelden dus dat de lichamen die tot stof zijn wedergekeerd niet meer uit dat stof zouden herrijzen. Dat de graven nimmer zullen opengaan op het geklank van de bazuin van de aartsengel. Dat de doden niet met een heerlijk, nieuw en krachtig opstandingslichaam zullen worden opgewekt!
Wellicht speelde hier op de achtergrond een typisch 'griekse' visie op het lichaam mee. Het lichaam werd dan gezien als onbelangrijk, als een soort wegwerpverpakking. Het ging er volgens deze ketters maar om dat de onsterfelijke ziel behouden werd. Het ging er maar om dat we na dit sterven direkt in de hemel zullen zijn.
En dat is ook van grote betekenis. Dat is ook van het. hoogste belang. Maar er is meer! Er is de opstanding van de doden. De doden zullen herrijzen, de dood zal eenmaal volkómen overwonnen zijn. Christus is niet alleen een Behouder van de ziel, maar ook van het lichaam. Is het lichaam niet een schoon scheppingswerk, kunstig toegerust om ons mens-zijn naar Gods bedoeling te kunnen beleven? En heeft de Heere Jezus niet ook lichamelijk geleden, opdat Hij ook het lichaam voor eeuwig behouden zou? En zijn de lichamen van de gelovigen geen tempels van de Heilige Geest?
De Heidelberger zegt dan ook zo echt bijbels in zondag .1 dat de enige troost in leven en in sterven is 'dat ik met lichaam en ziel... niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben'.
Vaak hoor je onder ons de uitdrukking: 'een mens heeft een onsterfelijke ziel te verliezen'. Dat is een halve waarheid en het lijkt mij een nawerking van de oude korinthische dwaling. We hebben ons hele menszijn in de twee-eenheid van lichaam en ziel, te verliezen. Maar Christus doet als Verlosser geen half werk!
De duivel heeft vele pijlen op z'n boog. Zo hebben de aanvallen op Pasen zich door de eeuwen heen herhaald, op verschillende manieren. Nu eens klonk het: de apostelen hebben een visioen gehad. De Heere Jezus zou niet lichamelijk in hun midden geweest zijn. Dan weer werd beweerd: 'dood is dood'. We zouden de opstanding 'geestelijk' moeten zien als een opgewekt zijn, het ontvangen van moed om te leven!
Maar Paulus huivert er van! En hij wil dat wij meehuiveren. O, als Pasen een illusie was... Als het geen onomstotelijk, door de Geest betuigd, door vele getuigen bezegeld, in het geloof omhelsd heilsfeit was... Dan hebben wc niets meer! Dan rest ons geen hoop en geen verwachting, dan hebben we geen grond om op te staan, dan hangt ons hele bestaan in het luchtledige. Dan is de prediking ijdel en dan is ons geloof ijdel. Dat wil zeggen: een slag in de lucht, een machteloos gebaar en uiteindelijk een zielige vertoning. Sla de Bijbel dan maar dicht voor goed. Doe alle kerken maar op slot of maak er culturele centra van of — zoals in Rusland — musea van het atheïsme. Laten de dominees maar gaan solliciteren om mogelijk nog ergens hulpverlener te worden — praatpaal zonder evangeliewoord.
, , Zo worden wij ook bevonden valse getuigen Gods" (1 Kor. 15 : 15a). Dus: eugenaars! Meinedigen! Als Christus niet is opgewekt, staan wij te liegen op de kansel! We kunnen dan maar beter terugkeren tot het leven in de zonde. Eten, drinken en vrolijk zijn. want morgen sterven wij. De moed der wanhoop die omslaat in de wanhoop deitotale ontmoediging.
Als Pasen een illusie was... dan hebben alle mensen die in het geloof zijn ontslapen, die op hun sterfbed gezongen hebben, die getuigden van het blij vooruitzicht dat hen streelde, zich voor eeuwig vergist.
, , Zo zijn dan ook verloren die in Christus ontslapen zijn". En nóg een verstrekkende conclusie verbindt Paulus aan de gedachte 'als Pasen een illusie was...' „Indien wij alléénlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen".
Waarom? Vanwege de verdrukkingen om Christus' wil die de strijdende Kerk overkomen, waar dan geen enkele gegronde toekomstverwachting tegenover zou staan.
Maar dan heeft het voor Paulus lang genoeg geduurd! Deze gedachte kan hij niet langer verdragen. Het is alsof hij met een brede armzwaai heel die veronderstelling in één keer van tafel veegt. Met apostolisch gezag verheft hij zich tot een besliste tegenspraak tegenover alle ongeloofstheorieën: „Maar nu — Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn" (vs. 20).
Pasen is géén illusie! En dan moeten we opnieuw zeggen: met alle konsekwentics van dien! Dan leert de apostel ons opnieuw dóórdenken, maar nu vanuit de blijde werkelijkheid en de vrolijke wetenschap van Pasen.
Pasen, géén illusie! Dus we hebben een opgewekte Christus, Die volijverig werkzaam is als Koning, Priester en Profeet. Pasen, géén illusie! Dus is het nu in principe gedaan met de dood. Als de laatste vijand wordt de dood te niet gedaan. Pasen, géén illusie! Dus zullen de lichamen eenmaal worden opgewekt in heerlijkheid, onverderfelijkheid en kracht. Dus loopt de geschiedenis, door de grote crisis van de jongste dag heen, uit op het voltooide rijk Gods. Dus mogen de christenen in de tussentijd getroost verdrukkingen lijden. Dus jaagt uiteindelijk de dood geen angst meer aan en treuren we over onze geliefde doden die in de Heere ontslapen zijn, niet als degenen die geen hoop hebben. Dus is alle arbeid in het. Koninkrijk Gods niet ijdel, maar van eeuwigheidswaarde. Dus versagen we niet en vertragen we
niet, maar blijven waakzaam en werkzaam totdat Jezus komt.
Pasen — al dan niet een illusie?
Wat maakt ii dat uit?
Laten we onszelf hierin eerlijk onderzoeken. Als Christus nu eens niet was opgewekt... Zet daar eens naast: als ik mijn man, mijn vrouw, mijn kind nu eens moest verliezen door de dood... Als ik nu zelf eens sterven moest, vandaag nog... Als nu zou blijken dat ik een menselijkerwijs ongeneeslijke kwaal onder de leden heb...
Weeg het eens af. Wat is nu het ergste? Voor het geloof is het 't ergste geen levende Heiland te hebben. „Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven — ik was vergaan in al mijn smart en rouw".
Kunnen we Piem nog missen? Kénnen we Hem dan nog niet in de kracht van Zijn opstanding? Is aan ons nog niet persoonlijk vervuld die machtige belofte: 'Ik leef en gij zult leven'?
Is dan bij ons nog niet alle verwachting afgesneden, zodat we geheel op de Heiland teruggeworpen zijn: H^ij het leven van ons leven en de dood van onze dood?
Dan leven we nog bij illusies! Ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de doden — en Christus zal over u lichten.
Hij leeft. Geef Hem werk in handen. Lever alle illusies bij Hem in. Laat Hij de werkelijkheid van Pasen doen doorbreken in uw leven. Ik leef, doch niet meer ik — de illusies zijn dood. Maar Christus leeft in mij — dat is Vv'érkelijkheid, nu en tot in eeuwigheid.
V.
J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1985
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1985
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's