0ntkenning der opwekking
En indien Christus niet is opgewekt, zo is uw geloof tevergeefs zo zyt gij nog in uw zonden . . . Maar nu Christus is opgewekt uit de doden. 1 Kor. 15 : 17, 20a.
Het feit van die ontkenning
Er zijn allerlei dingen in ons leven, waarover we eigenlijk nauwelijks nadenken. We vinden het eigenlijk heel normaal, dat we ze hebben en gebruiken. Het komt geen ogenblik in onze gedachten op, hoe het zou zijn als ze er niet waren.
Hier in de tekst gaat het over Pasen. Hebt u er wel eens over nagedacht, hoe het zou zijn als er geen Pasen was.? Als de steen nu eens niet was afgewenteld. Wat zou dat dan betekenen.? Zouden we daar veel. aan missen, of eerlijk gezegd maar weinig.?
Ik denk dat het goed is dat we ons daarop bezinnen. Pasen kan immers tot een van de min of meer vanzelfsprekendheden van de christelijkheid gaan behoren. Je bent nu eenmaal een christen en nu ja, dan geloof je natuurlijk ook in de opwekking van Jezus Christus. Je beseft nauwelijks waar je het over hebt. Je zou er ook niet zoveel aan missen.
De apostel Paulus denkt er hier in ons tekstgedeelte ook over na. De nood dwingt hem daartoe. De apostel zit niet in z'n studeerkamer theoretisch na te denken over de eventuele logische gevolgen van de ontkenning der opstanding. Nee, hij staat midden in de praktijk van het gemeenteleven. En daar blijkt de ontkenning van de opwekking van Jezus Christus een feit. Niet, dat die opwekking rechtstreeks wordt ontkend. Als dat zo aan de mensen uit Korinthe over wie het hier gaat gevraagd zou worden zouden zij zonder meer belijden dat Jezus uit de doden is ongewekt. Maar wat ze niet konden geloven is dat er een opstanding der doden zou zijn. We lezen ervan in vers 12. Het ging gelukkig niet om heel de gemeente, het waren er maar sommigen. Maar die sommigen zijn er nog te veel. En daarom doet de apostel hier alle moeite om hen het ongerijmde van hun ideeën te laten zien.
Het is moeilijk om er achter te komen wat die sommigen nu precies beweerden en waar dat uit voortkwam. We zuilen het wei niet moeten zoeken in de hoek van het moderne ongeloof. U weet dat velen om ons heen ook de opstanding der doden ontkennen. Uit zogenaamde redelijke overwegingen. Het kan immers niet. Dood is dood en daarmee uit. Er is toch nog nooit iemand terug gekomen. Zulk ongeloof heeft iets bruuts, iets grofs. Maar dat hoeft niet te betekenen dat het ons nooit zou aanvechten. Laten we daar maar geen doekjes om winden. Laten we daar liever eerlijk in zijn. Zo'n grof en bruut hart hebben wij in ons verzet tegen God en Zijn Woord.
De ontkenning hier heeft te maken met leefwereld van de gemeente toen. De Grieken hadden het moeilijk met het bestaan als zodanig. De schepping, de wereld, het leven naar zijn dagelijkse aardse kant vonden ze maar minderwaardig. De aardse werkelijkheid werd beleefd als een gevangenis. Je moest daar van bevrijd zien te worden. Opstijgen tot het hogere en het schonere, het goddelijk leven, dat was hun ideaal En opstanding der doden, dat betekende niet bevrijding, maar vernieuwing, verheerlijking van een mens naar lichaam en ziel. Nee, dat trok die christenen bepaald niet aan. Opstanding der doden vonden ze eigenlijk niet geestelijk genoeg. Het was veel te lichamelijk, te aards, ja haast grof en zinnelijk.
Paulus houdt hen hier echter wel de konsekwenties van zulke gedachten voor. Indien er geen opwekking der doden is, dan moet je konsekwent zijn, dan is Christus ook niet opgewekt. En wat dat betekent moeten we dan maar eens samen overdenken.
Wat die ontkenning inhoudt
Paulus betuigt, als Christus niet is opgewekt is uw geloof tevergeefs. Het mag van de Korinthiërs gezegd worden dat ze geloven. Op z'n tweede zendingsreis was Paulus vanuit Athene in Korinthe gekomen. Een groot verschil die twee steden! Athene, de stad van de kuituur, de wijsheid en de beschaving. Athene waar de rust heerste van de wijsgerige bezinning. Maar Korinthe, de stad van de levende handel. Een havenstad. waar het bruiste van leven en bedrijvigheid. Waar het met de zeden niet al te nauw genomen werd. En toch had Paulus daar ondanks alle verzet van de joden met veel zegen mogen arbeiden, anderhalf jaar lang. Hij heeft er het evangehe van Jezus Christus mogen verkondigen. De blijde boodschap dat Christus gestorven is voor onze zonden en dat Hij begraven is en opgewekt ten derde dage, zoals hij het zelf aan het begin van dit hoofdstuk onder woorden brengt. En door de kracht van de Heilige Geest had dat Woord vele gewetens bevrijd van de last van de zonden en harten vertroost. Ze hadden het Woord van de apostel aangenomen, gelijk het in der waarheid is, als Gods woord. Ze geloofden het evangehe. Ze geloofden in Hem, die de inhoud is van het evangelie: de Heere Jezus Christus.
Aan Hem hadden ze zich overgegeven. Want dat is geloof eigenlijk, dat je je overgeeft. Dat je vertrouwt. Zoals een tónd op vader cn moeder vertrouwt. Dat je er zo op vertrouwt dat om Christus wil je zonden vergeven zijn en dat je Gods kind mag zijn en dat Hij je Vader is. En dat Hij dan ook voor alle dingen zal zorgen. Dat je op Hem aankunt in leven en in sterven.
Uw geloof, zou dat ook van u gezegd mogen worden.? Neemt de Heere Jezus ook in uw leven de eerste plaats in? Dat mag! Het mag u te doen zijn om alles wat van Hem is. En van Hem is zoveel, een volle, een rijke, een eeuwige genade.
En nu zegt de apostel als het geen Pasen was geweest, als Christus niet was opgewekt, dan zou dat allemaal tevergeefs zijn. IJdel, zonder vrucht, zonder kracht. Je kunt daarbij denken aan iets wat je je inbeeldt, maar in werkelijkheid helemaal niet zo is. Zo zou iemand zich kunnen inbeelden dat hij prins is en over niet al te lange tijd tot koning gekroond zal worden. En zeker, zo'n waanidee kan er toe leiden dat iemand zich ook nog wel een poosje als prins gedraagt. Maar op den duur houdt het geen stand. Er bhjkt immers niets van waar te zijn. De werkelijkheid Iaat telkens wel weer anders zien. En van die kroning komt ook niets terecht.
Als Christus niet was opgewekt, dan zou het er zo aan toe zijn met ons geloof. Het zou een inbeelding zijn, een luchtspiegeling, een fata morgana. Je kunt dan wel denken dat er iets veranderd is in de wereld. Je kunt
dan wel denken dat er in je eigen leven iets veranderd is. Dat je een ander mens mag zijn, een nieuw mens geschapen in Christus Jezus tot goede werken, maar het berust op geen enkele werkelijkheid. En je kunt de hoop wel koesteren dat je de eeuwige heerlijkheid tegemoet gaat, maar het is gewoon onzin. Een droombeeld, een mooie, maar onwezenlijke droom.
En net als bij het voorbeeld: zo'n droom kan nog wel een poosje de drijfveer zijn tot ander gedrag, maar je moet het zelf opbrengen, En tenslotte breekt het allemaal stuk.
Indien Christus niet is opgewekt dan is uw geloof tevergeefs. Dan ben je net als die man die vertrouwt dat hij een toegewijde, een liefhebbende echtgenote heeft, maar ze bedriegt hem en op een kwade dag stort zijn wereld ineen. Je komt beschaamd uit. Zou u het erg vinden? Zou u er wat aan missen. aan uw geloof? Niet om dat geloof zelf natuurlijk, want dat is zo belangrijk niet, maar om Hem in Wie dat geloof gelooft, op Wie het vertrouwt.
Het zou kunnen zijn dat u er eigenlijk niet veel aan mist. Het heeft u eigenlijk nog nooit wat gedaan. U bent er zo bij opgevoed van huis uit en u bent er in verder gegaan. Maar als het anders was gelopen in uw leven, nu ja, wat dan nog?
Een geloof dat ons zo weinig doet dat is eigenlijk helemaal geen geloof. Het is hoogstens een wat godsdienstige dekmantel die we gebruiken om onze eigen gang te kunnen gaan. Het is een godsdienst waarvan we ons dienen te bekeren. We komen er voor eeuwig mee om.
Wie echt gelooft in de Heere Jezus Christus. Wie op Hem vertrouwt in leven en sterven die moet er niet aan denken dat het tevergeefs zou ziin. Dat er geen kracht van Christus' opstanding zou zijn. Geen kracht die opheft uit de sleur van de zonden tot een nieuw leven. Geen uitzicht over dood en graf. Geen ja van God over het werk van de Zoon. En daarom geen gerechtigheid, geen heiligheid en geen verlossing. Atlijd maar rondtobben in het moeras van de zonde en tenslotte ondergaan, eeuwig ondergaan. Het is niet te zeggen wat een mens mist aan Pasen: Daar mist een mens alles aan. Daar mist een mens het leven aan.
Paulus schrijft dan ook verder, zo zijt gij nog in uw zonden. Zonder Pasen, zonder het open graf in de hof van Jozef van Arimathea blijft alles bij het oude zelfde, het oude zelfde van de zonde. De opstand tegen God, het verzet tegen God. Daar zitten we van huis uit helemaal in. Bij dat in uw zonden kunnen we denken aan een net waar je in verstrikt zit. Je kunt vechten wat je wilt om er uit te komen, maar het lukt je niet. Je raakt er alleen maar vaster in. Het wordt alleen maar erger. Zo wordt het toch ook ervaren. We proberen nog wel eens in eigen kracht te strijden tegen de zonde. Van onszelf betere mensen te maken, vromere mensen. En waar eindigt het? Ach, laten we maar eerlijk zijn. Het wordt er helemaal niet beter op, eerder erger: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?
Zo zijt gij nog in uw zonden. Daar zit ook nog een andere kant aan. Als iemand een misdaad gedaan heeft en hij wordt gesnapt dan wordt hij in staat van beschuldiging gesteld. Zo zijn wij mensen ook in onze zonden, gemeente. Ze houden ons in staat van beschuldiging. Ze geven de satan macht en recht over ons en ze kunnen alleen maar de eeuwige straf tot gevolg hebben. Die zonden brengen ons rechtens de dood.
En indien Christus niet is opgewekt, dan blijft het daar bij. En weer vragen we: zou u het erg vinden? Dat ligt niet voor de hand. Laten we eerlijk zijn. De zonde lijkt begeerlijk voor ons vlees. We hebben van huis uit maar al te graag da.t alles bij het oude blijft. Dat wij onszelf kunnen blijven. En we willen het soms nog wel, al is het dan bedekt kombineren met ons geloof. Wat een dwaasheid. Het woord van God wil ons die dwaasheid aanwijzen. In uw zonden zijn en in uw zonden blijven, dat is de dood. Dat kan heel wat lijken. De satan weet zijn giftige vruchten schoon te versieren. Maar Jakobus zei al: De zonde ontvangen hebbende baart de dood.
Christus niet opgewekt. Nog in je zonden zijn. Geen antwoord krijgen op de wanhopige vraag van Paulus: Wie zal mij verlossen van het lichaam van deze dood, dat is voor een ieder die zichzelf een klein beetje heeft leren kennen een verschrikkelijke mogelijkheid. Het Avondmaalsformulier spreekt zo schoon over je leven buiten jezelf zoeken in Jezus Christus. Maar als Jezus Christus niet is opgewekt, dan geldt het pas echt: 'k Wou vluchten maar 'k kon nergens heen. Dan is God tegen ons en wie zal dan voor ons zijn?
De ontkenning der ontkenning
Wat is het dan een bevrijding om uit de mond van de apostel te mogen horen dat het allemaal maar een „indien" is, een onwerkelijkheid. Je mag er best eens over nadenken wat dat betekenen zou: indien niet! Indien Christus niet is opgewekt. Maar je hoeft er tenslotte geen rekening mee te houden. Maar nu Christus is opgewekt. Dat is de geweldige werkelijkheid van Pasen. De dood in al zijn grimmige facetten is overwonnen. De dood als de macht der zonde. Christus heeft het lichaam der zonde de dood ingedragen. Hij is opgewekt tot een nieuw leven. Zijn leven werkt door in allen die het van Hem verwachten. De dood als de straf op de zonde. Hij heeft de schuld betaald, verzoening gebracht. Wie in Hem gelooft wordt niet veroordeeld.
Maar nu Christus is opgewekt. Nu is ons geloof niet tevergeefs. Nu komen we niet beschaamd uit. Nu mogen wij in Hem blijven groeien, bloeien. Nu is het niet onze eigen kracht die het Pasen maakt in ons leven van elke dag. Het is Zijn kracht, Zijn Geest en daarom gaat het toch door. Daarom vindt Paulus op zijn wanhopige zucht: Wie zal mij verlossen het antwoord: Ik dank God door onze Heere Jezus Christus. Nu mogen we hopen en verwachten dat na de dood ons het leven is bereid. God neemt ons op in Zijn heerlijkheid. Nu wenken de kusten van Immanuëls land.
Maar nu Christus is opgewekt. Nu is een ieder die het van Hem verwacht, die in de hopeloosheid en de verlorenheid van dit eigen leven de toevlucht nam tot Hem niet meer in zijn of haar zonden. Nu is het oude voorbijgegaan. En ziet het is alles nieuw geworden. De macht en het recht van de zonde gebroken. De staat van beschuldiging opgeheven. Door het geloof zijn we met Christus opgewekt tot een nieuw leven.
Dat mogen we geloven, al zien we er soms zo weinig van. We leven tenslotte niet van wat we zien, maar van wat we geloven. En dat geloof is niet ijdel, niet vergeefs. Dat geloof rust op de realiteit van Pasen. Dat geloof komt niet beschaamt uit.
Dat Israël nu zegge blij van geest: Indien de HEER', die bij ons is geweest, Indien de HEER', die ons heeft: bijgestaan, Toen 's vijands macht en aanval werd gevreesd, Niet had gered, wij waren lang vergaan.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's