'pilaar en vaótiqlteid der wacirkeid
„Deze dingen schrijf ik u, hopende zeer haast tot u te komen. Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente van de levende God, een pilaar en vastigheid der waarheid. En buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees is gerechtvaardigd in de Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid."
1 Timotheüs 3 : 14—16
Hoogtepunt
Het is voor de structuur van Paulus' brief een duidelijk gegeven: elkens schrijft hij intermezzo's tussen alle instructies en regelingen in. En die tussenstukken fungeren als doorlichtingen van wat God in Christus Zijn gemeente heeft geschonken, aan haar heeft toevertrouwd. Zulke intermezzo's lazen we al in 1 : 15 — 17 en in 2 : 5 — 8. En dit keer vinden we er weer één in de woorden die we thans overdenken. De kerkordelijke bepalingen die de apostel als instructies aan zijn broeder Timotheüs door geeft, zijn geen reglementeringen los van elk geestelijk leven. Neen, ze dienen het geheel van Gods heilshandelen, vormen er het raam van. God werkt niet in het wilde weg, maar ordelijk, langs bepaalde lijnen en patronen. Vandaar de voorschriften voor opzieners en diakenen, de bepalingen die het gemeenteleven ordenen.
De apostel doet dat schriftelijk. Maar net als ieder ander die instructies en richtlijnen wil verstrekken, ervaart ook de apostel het gebrekkige van het papier alleen. Krachtiger en duidelijker zou het zijn als het alles persoonlijk en mondeling zou mogen toelichten. Vandaar zijn diepe wens: deze dingen schrijf ik, maar ik hoop spoedig zelf tot u te komen. Anderzijds beseft Paulus dat hij niet zelf zijn leven stuurt. Hij houdt er rekening mee dat het nog wel even kan duren of misschien komt de mogelijkheid wel nooit. „Maar zo ik venoef, opdat gij
moogt weten hoe men in het huis Gods moet verkeren...
Verkeren in het huis Gods
Men heeft zich weleens afgevraagd: regels in een kerk, sluit dat de Geest niet veel te veel op. Snoert dat niet de vrije uiting van de Geest via het gelovige en sprekende hart al te zeer in.? Zijn Heilige Geest en kerkordelijke bepalingen niet met elkaar in strijd.? Een antwoord lezen we dan in de tekst. De apostel verstrekt via zijn pastorale missives regelingen opdat men zou weten hoe men in het huis Gods verkeren moet. Die regels snoeren niets in maar zetten de paden en j routes uit waarlangs de Geest wil werken. De | voorschriften geven aan hoe God wil dat het er in Zijn huis aan toe zal gaan. Huis Gods. Beeldspraak voor de gemeente Gods. Bij huis moeten we niet zozeer aan huisgezin als w^el aan woonhuis denken. Het zit er wel een beetje in: huis, huisgezin. Een ambtsdrager, hoorden we een vorige keer, dient zijn eigen huis(gezin) wel te regeren. Hoe zou hij anders het huisgezin van de gemeente Gods kunnen regeren. Hier dienen we eerder te denken aan een gebouw. „Gods gebouw zijt gij." (1 Kor. 3, 9). De gemeente Gods mag zich „gebouwd weten op het fundament der apostelen en profeten waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is" (Ef. 2, 20). „Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in u woont.? " (1 Kor. 3, 16). „Want gij zijt de tempel van
de levende God..." (2 Kor. 6, 16). Woonde God eertijds onder Zijn volk in de tempel met handen gemaakt, nu woont Hij in Zijn gemeente, schapen door Zijn Woord en Geest. 0< p Christus wast het gehele gebouw op bekwamelijk samengevoegd tot een heilige tempel in de Heere (Ef. 2, 21). Het huis Gods. De tempel als woonplaats van, God was voorheen een gebouw van hout en steen.
Nu is het een gebouw van vlees en bloed in gebruik genomen door de Heilige Geest. Paulus bedoelt zijn voorschriften als regels hoe men geestelijk in het geestelijke huis Gods dient te verkeren. Verkeren. We kennen dat woord in „verkering hebben". Een jongen en een meisje hebben omgang met elkaar gekregen, ze hebben verkering. God en Zijn volk leerden elkaar kennen. Hoe gaan die twee nu met elkaar om, hoe is de verkering geregeld? Daar doelt de apostel op in zijn pastorale brieven. In het huis Gods gelden regels. Het verkeer tussen God en Zijn volk wordt gestempeld door de heiligheid van God. Omgang met de hoge en heilige God geeft stijl en brengt gebruiken mee die van die heiligheid een weerslag zijn.
Kerkordelijke bepalingen stralen dat uit. Hoe men in het huis Gods dient te verkeren. Huisregels, we kennen dat wel. Wie een zomerhuisje huurt, treft meest direct naast de voordeur huisregels aan. U moet zich aan de regels houden, anders wordt u van het terrein verwijderd. In het huis Gods verkereni, brengt met zich mee dat je je aan de verkeersregels houdt. Ieder kan maar niet doen wat in hem opkomt of boven komt drijven, al lijkt het nog van zo diep uit de zie] weg te komen. Wat zich aandient als geestelijk is het daarom bij lange na nog niet. God geeft regels die zeggen hoe we in Zijn huis dienen te verkeren. Zijn huis „hetwelk is de Gemeente van de levende God..."
Welk een verheven status bezit de gemeente Gods. Ze is het huis waarin de levende God woont. En waar Hij woont, deelt Hij Zijn genade mee en uit, is Zijn liefde present, is Hij nabij voor alwie Hem aanroept in waarheid. Wonder aller wonderen.
Eertijds woonplaats van de geest uit de afgrond, tempel van satan. Thans woonplaats van de levende God. Kunt u het begrijpen? Zoudt u zo'n bouwval tot uw onderkomen begeren? Onze God, de levende God wel. Hij daalt af en trekt in om nooit meer weg te gaan. Weet u er van? Mijn Heiland kwam in. De Geest in het binnenste van u. Een nieuw hart, een nieuwe geest. Huis van de levende God. Iets daarvan mag zichtbaar worden in onze kerkgebouwen binnen wier muren God Zijn huis bouwt en heeft. Dat is mede een reden dat we op stijl gesteld zijn in de eredienst. Dat we vol eerbied onze God aanroepen, de lof toezingen, naar Zijn woorden horen, Hem ons hart en onze gaven wijden. We rommelen maar niet wat aan, maar gaan de ordelijke weg die de Geest verkiest en aanwijst.
Pilaar en vastigheid
Na en naast 'huis' treffen we hier nog een andere aanduiding voor wat de Gemeente van de levende God naar haar wezen is. „Een pilaar en vastigheid der waarheid". Pilaar. Dat zou kunnen doen denken aan starheid, stijfheid. Hij stond als een pilaar zo star. Maar die kant moeten we niet op. Pilaar moeten we lezen in directe verbinding met vastigheid. Het huis Gods kent vast-
heid en verworteling in de waarheid Gods. 'Waarheid' heeft zelf ook alles in zich van: betrouwbaarheid, vaste grond. We citeerden de woorden al even: gebouwd op het fundament der apostelen en profeten. We zingen graag van 'het vast gebouw van Gods gunstbewijzen, dat naar Gods gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen'. Pilaar en vastigheid der waarheid. Dat hoort de gemeente Gods ook te zijn in wat er van haar naar buiten komt. Ze hoort toonbeeld te zijn van vastigheid. Let wel: niet toonbeeld van starheid. Maar toonbeeld van vastheid, betrouwbaarheid. Ze is niet op zand gebouwd, maar op de Rots, op Hem Die de Waarheid zegt te zijn. „Waarheid is de geloofskennis van hetgeen God in Christus heeft gewrocht en geopenbaard" (Ridderbos). Onze boodschap is geen 'misschientje', geen „ik denk" of „ik voel" of „ik zie", maar „Alzo zegt de Heere"! Onze vastheid ligt niet in onze ideeën of in onze ingewortelde denkbeelden, maar in het vaste alles onder goddelijke kritiek zettende Godswoord. Een pilaar en vastigheid der waarheid. Wat is er nog vast? Alles is in beweging, zeggen velen en ze leven er bij en er mee. Een regel al zo oud als onze westerse beschaving. Panta rei, zei immers die Griekse wijsgeer, alles stroomt. Velen vinden het ook wel makkelijk. Niets ligt vast. Doe wat je wilt. Ik weet het: veel verandert en lang niet alle verandering is achteruitgang. Laten we eerlijk zijn. Maar de w r aarheid Gods staat vast. We vinden er een vast getuigenis van in de Heilige Schrift. Zij is voor ons houvast, onze pilaar, onze vastigheid.
Men heeft bij deze tekst w T el gedacht aan de zuilen Jachin en Boaz die de tempel van Salomo ondersteunden. Ook heidense tempels kenden zuilengalerijen ter ondersteuning van de tempel. Paulus noemt in Galaten 2 : 9 Jakobus, Cefas en Johannes pilaren te zijn in de gemeente des Heeren. En in de brief aan Filadelfia wordt hij die overwint genoemd: en pilaar in de tempel Mijns Gods, (Openb. 3, 12). Hier is het de gemeente zelf die pilaar wordt genoemd. De gemeente Gods dient een vaste zetel te zijn van de waarheid. De kerk wordt nogal eens starheid, conservatisme venveten. Niet altijd ten onrechte. Er is soms een dode rechtzinnigheid die alle adem afsnijdt. Een vale vormelijkheid waar de Geest uit geweken is. Alles ligt vast al van eeuwen her en de tijd schijnt helemaal aan alles te zijn voorbij gestroomd. Alles wordt alleen maar herhaald, tot zelfs in de formuleringen en in het woordgebruik toe. Laten we nuchter zijn: ets is niet goed, alleen omdat het oud is.
Maar er is ook een andere kant. Een modieuze bewegelijkheid waarin voor iedere gedachte of mening ruimte is. Alles is mogelijk, we zijn onderweg en we weten niet waar we uit komen. We leven bij de ervaringen van de dag en die stempelen onze theologie. We diepen die ervaringen op uit ons modern levensbewustzijn, we vangen ze op op de pleinen en in de theaters van de wereld waar dichters en kunstenaars hun visies ten beste geven. We oriënteren ons daarbij wel op de verhalen van mensen die in de bijbel hun ervaringen met God verwoorden, maar gaan van generatie tot generatie onze eigen weg. Op zichzelf boeiend en meeslepend deze visie, maar verraderlijk en bedriegelijk. Want ze heeft ons de Heilige Schrift ontnomen waardoor al ons houvast, het fundament van apostelen en profeten onder onze voeten is weggegraven.
Daarom is het zo nodig te lezen wat de Gemeente van de levende God dient te zijn: een pilaar en vastigheid van de waarheid. Ze kent een voortdurende verworteling in het Woord van de levende God. Ja, ze vergroeit helemaal en meer en meer door de Geest met Christus. Daar is stilstand onbekend. Er is wasdom dat is toename en groei in de kennis van de genade en van Christus. Er is voortgang in het al meer bekend worden met de onpeilbare diepte van Gods genade en de onfeilbare vastheid van het Evangelie van Christus. Ten dode wankelenden worden daar niet naar hun eigen ervaringen verwezen of in therapie genomen met de ervaringen van lot-en tijdgenoten. Neen, ze worden geworpen in de armen van de in het Evangelie verkondigde Christus die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Hebben mensen in onze tijd dat niet verschrikkelijk hard nodig? Een vaste Toevlucht, een betrouwbare Schuilplaats, waar een Woord voor de wereld w r ordt gehoord.
Is de Gemeente Gods dat wel voldoende? Is ze niet al te zeer een open veilinghal geworden, een soort RAI waar allerlei gedachten en ideeën worden aangeprezen en aan de man gebracht. Waar nog wel aandacht is voor ethische vragen, maar vragen die de mens in zijn diepste wezen raken onbesproken blijven. Waar wel bijv. de schuld van de milieuvervuiling uit de doeken wordt gedaan, maar niet de schuld van de enkeling tegenover God wordt weggedaan door de vrijspraak van het Evangelie. Of, en dat kan
ook, is de Gemeente Gods een donkere duffe oorlogsbunker waarin altijd maar gelijke refreinen weerklinken met een ondertoon van ook hopeloosheid en uitzichtloosheid, van een berusting en gelatenheid om de oorlog die w r oedt, waarvan geen bevrijding in het bevrijdende Woord meer wordt gesproken. Wie daar binnentreedt, laat net zo goed alle hoop varen.
Pilaar en vastigheid der waarheid. Het klinkt stoer en star, maar dat is maar schijn. Het is uitnodigend bedoeld: hier wordt u het leven geschonken. Hier is een hut om in te schuilen. Hier is een God nabij die zondaars zoekt en gratie verleent. Uit vrije goedheid is Hij haar een vriendelijk Ontfermer. Hier schijnt de Zon Christus alle bedroefden in de ogen. Hier zegent het vleesgeworden allen die onder de vloek besloten liggen. Hier wandelt de Geneesheer Christus tussen al Zijn gewonden helend rond. Hier krijgen wankelenden een grond onder de voeten die van geen wankelen weet. Welnu, omdat de Gemeente Gods zo hoort te zijn, is er aan de inrichting van deze gemeente alles gelegen. De kanalen van de Geest dienen op te blijven. Vandaar Paulus' woorden over het gebed en de voorbede der gemeente. En ook zijn verwijzingen naar de heiligheid en de ingetogenheid van haar ambtsdragers. Daar is zoveel aan gelegen. Daarom dienen deze aanwijzingen ook zo strikt mogelijk te worden uitgevoerd. God werkt ordelijk. God houdt Zijn huis graag op orde. Dat maakt Zijn Gemeente vast, betrouwbaar. Daar wil Hij wonen. Waar liefde woont, Zijn liefde, Christus' liefde die antwoord vindt in een heilig en ordelijk leven. Dat verspreidt zegen. Ook vandaag. Och, wat nodig!
W.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's