Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof èn wedergeboorte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof èn wedergeboorte

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5) Calvijn over de wedergeboorte

Meermalen — hoe kan het ook anders — hebben we reeds de naam van Calvijn in verband met het geloof èn de wedergeboorte genoemd. Voor een duidelijke bezinning op ons onderwerp is het van groot belang zijn visie op het wonder van de wedergeboorte zo heider mogelijk in 't vizier te krijgen. We beginnen met een samenvatting uit zijn commentaren.

Een eerste hoofdlijn is voor hem dat de wedergeboorte een pure genadegave Gods is. Flij zal nooit de wedergeboorte noemen zonder erbij te vermelden dat God haar louter en alleen op grond van Zijn genade wil schenken.

Dit veronderstelt de radicale doodstaat van de mens. „We zijn van nature voor de dood bestemd". „Het is onze natuur niet eigen, noch komt het uit ons voort, dat wij voor kinderen Gods gehouden worden" (1 Petrus 1:3; Joh. 1 : 13).

Wij zijn van nature gans dor. Een nadere omschrijving van de werkelijkheid waar we ons van nature in bevinden lezen we in zijn commentaar op Johannes 3:16. „Wij moeten ons niet laten verleiden tot duivelse fantasieën en de ons aangeboren goddeloze eerzucht door ons te verbeelden dat de oorsprong van onze zaligheid liggen zou in onze eigen verdiensten. Die hebben we immers niet. De oorzaak van onze zaligheid ligt in de liefde Gods". Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn enig geboren Zoon gegeven heeft. God is ook niet met

ons bewogen omdat Hij iets in ons gezien zou hebben. Want als wij door het geloof in zijn eniggeboren Zoon alleen behouden worden, „dan volgt daaruit dat ze allen te zamen de eeuwige verdoemenis deelachtig zijn, tot de tijd toe dat Christus de zondaar verwaardigt hem als een verlorene hulp te bewijzen".

Vijanden zijnde, zijn we door God bemind geweest. Ons die ten dode opgeschreven waren, wordt de verlossing aangeboden door het geloof in Christus. Buiten Hem zijn we door God gehaat en omdat we leven onder de heerschappij der zonde, „zullen we niet anders vinden dan de toorn Gods, welke de dood met zich meebrengt".

Tegen deze donkere achtergrond schittert evenwel Gods genade, zijn grote barmhartigheid, het „alzo lief heeft God dc wereld gehad".

Daarom en daarom alleen spruit de genade der wedergeboorte voort uit „de verborgen liefde, met welke ons de hemelse Vader bij zichzelf omhelsd heeft en alle andere oorzaken voorafgaat".

Een tweede hoofdlijn legt nadruk op de Heilige Geest die de Auteur, de Werkmeester van de wedergeboorte is (joh. 3 : 5). De mensen worden herboren „als zij door de genade des Geestes van hart cn gemoed vernieuwd worden". Het is de Heilige Geest die ons zuivert en zijn kracht in ons uitstortende, een levendigmakendc groei des hemelse levens inblaast, daar wij van nature gans dor zijn".

De wijze van deze levendmaking is voor ons verborgen. Ook leert ons Christus in het eerste deel van Joh. 3 : 6 dat de Geest Gods de enige Werkmeester van de zuivere en oprechte natuur is. Geestelijk zijn we eerst als we door de kracht des Geestes vernieuwd zijn.

Door de verlichting van de Heilige Geest komt de reële verandering van het hart, de wedergeboorte tot stand. Niet door de verlichting van dc Heilige Geest alleen, maar — en daarmee trekt Calvijn een derde hoofdlijn — door middel van het Evangelie, als het gepredikte Woord van God. Dat Evangelie is als „een zaad des onstervelijken levens om onze zielen in de grond te vernieuwen en te verbeteren" (1 Petr. 1 : 23). En bij diezelfde tekst: het is een middel in Gods hnd om mensen te wederbaren. Dc wedergeborenen zijn kinderen Gods, aangenomen en geroepen door het Evangelie" (1 Pctr. 1 : 14).

Als we dit goed in het oog houden, zullen we erg voorzichtig moeten zijn met de onder ons nogal eens gebezigde onderscheiding tussen wedergeboorte in de engere en in de ruimere zin. Deze onderscheiding is pas aangebracht in de tijd van de Nadere Reformatie, ter bestrijding van het remonstrantisme waardoor ook ten aanzien van de wedergeboorte de zelfwerkzaamheid van de mens zo sterk werd beklemtoond.

Om de genade Gods in dc wedergeboorte niet tekort te doen, maar voluit een plaats te geven, heeft men de inwendige verlichting met de Heilige Geest sterk benadrukt. Een eerste aanzet daartoe vinden we reeds in de Dordtse Leerregels die in UI - IV - 11 spreken van de Geest Gods, „die doordringt om tot in de binnenste delen des mensen met krachtige werkingen van diezelfde wederbarende Geest". Die krachtige werkingen worden dan omschreven als volgt: „Hij (de Heilige Geest) opent het hart dat gesloten is; Hij vermurwt wat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden, en maakt dat die wil, die dood was levend wordt, die boos was goed wordt, die niet wilde, nu metterdaad wil"...

Toch verliest men dan nog niet het middel waardoor de Heilige Geest wederbaart uit het oog. Immers w r ordt nadrukkelijk de uiterlijke prediking van het Evangelie met het bovenstaande in verband gebracht. Het gevaar zit dan o.i. niet in het onderscheiden van tweeërlei verlichting, maar in de scheiding, die toch langzamerhand steeds meer naar voren komt en met name door A. Kuiper c.s. te expleciet naar voren wordt gehaald. (Ik hoop hier in een later stadium op terug te komen.)

Nu gaat het ons om de hoofdlijn zoals Calvijn die in de begindagen der Reformatie heeft getrokken. Zeker ook hij spreekt van tweeërlei verlichting met de Heilige Geest. Ik wijs met name (er zou meer te noemen zijn) op wat hij schrijft in zijn commentaar op 2 Korinthe 4 : 6. De apostel Paulus heeft het daar om te beginnen over de kracht van dc evangelieprediking. Die prediking is in wezen dc verlichting door het Evangelie waardoor de heerlijkheid van Christus zichtbaar wordt. Daarom predikt de apostel Christus Jezus de Heere der heerlijkheid.

Door dit Evangelie schijnt het licht uit de duisternis. „Dat is" aldus Calvijn „God heeft door dc dienst der mensen, die naar hun eigen natuur duisternis zijn, het licht des Evangelies aan de wereld voorgedragen". Dit is het éérste. Maar nu geeft hij aan dit woord nog een tweede betekenis „God heeft in de plaats der wet, die in duistere schaduwen gewikkeld was, het licht des Evangelies doen komen, cn heeft alzo uit de duisternis het licht voortgebracht".

Naast deze twee opvattingen stelt Calvijn er nog twee, die van Ambrosius van Milaan en van Chrysostomus. De eerste zegt: „de mensen waren in duisternis verzonken, voordat hun het licht des Evangelies verscheen; de laatste trekt een vergelijking tussen de schepping der wereld en de herschepping van dc mens. Calvijn zelf maakt geen keus: „Een ieder hebbe zijn oordeel".

Maar hoe het ook zij, we kunnen er niet onderuit dat het niet zonder meer aangaat om alleen aan een verlichting des Geestes te denken, zónder de prediking van het Evangelie. Want daar schuilen levensgrote doperse dwalingen in.

Komend tot de zaak zelf laten we nu Calvijn aan het woord bij het vervolg van de tekst. God die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis schijnen zou, is Degene,

Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting van kennis der heerlijkheid Gods, in het aangezicht van Jezus Christus.

Ziet u wel, zo kan nu gezegd worden, dat heel duidelijk de verlichting van dc Heilige Geest vóóraf gaat aan de verlichting door het Evangelie? Ik zie dat niet, ook en juist daarom niet wat Calvijn zelf zegt.

„Hij stelt tweeërlei verlichting, wat men naarstig moet aanmerken: de ene, des Evangelies, de andere verborgen, die in de harten geschiedt. Want gelijk God de Schepper der wereld, de klaarheid der zon over ons uitstort, en ogen geeft, om derzelver klaarheid te genieten, alzó schijnt in ons de Verlosser in de persoon des Zoons dóór het Evangelie; maar dewijl wij blind zijn, zo zou dat tevergeefs zijn, zo Hij ook niet dóór Zijn Geest onze harten verlichtte. Zo wil Hij dan zeggen, dat God ons door Zijn Geest de ogen des verstands geopend heeft om tot het licht des Evangelies bekwaam te zijn".

Als u goed leest, dan ziet u dat Calvijn steeds de verlichting door het Evangelie op de voorgrond plaatst.

Gaat nu de verlichting met de Geest daaraan vooraf? Men zou het zo kunnen uitleggen. Maar in de lijn van Calvijn sprekend zou ik willen zeggen: die verlichting van de Heilige Geest gaat niet aan het Evangelie vooraf, evenmin komt zij er achter aan. Maar er is hier sprake van een allernoodzakelijkst tegelijkertijd. Verlichting met het Evangelie en verlichting met de Geest gaan hand in hand.

Dit brengt ons bij de vierde hoofdlijn die Calvijn voortdurend trekt, die o.i. ook tothet hart van zijn opvatting over de wedergeboorte brengt. De wedergeboorte geschiedt dóór het geloof. De Geest is de Werkmeester, het evangelie het middel, het geloof onmisbaar. In Johannes 3 : 8 spreekt Christus over 't wonder der wedergeboorte als de door God zelf gestelde voorwaarde voor de ingang in het Koninkrijk van God. Dat is niet een voorwaarde waaraan wij dienen te voldoen, maar die God uit louter genade schept door Woord en Geest. Duidelijk zegt Calvijn dat we onder het Koninkrijk Gods niet dc hemel moeten verstaan, maar het geestelijk leven. Dit geestelijk leven begint in deze wereld als we gaan gelóven, en neemt ook dagelijks toe, omdat het gelooi gestadig zijn voortgang heeft. Het geloof in Christus is voor een ieder een levendmakend geloof. Zonder onderscheid roept Christus tot het geloof in Hem en dit geloof is niet anders „dan een ingang in het eeuwige leven".

Hier blijkt ook de wonderbaarlijke uitwerking van het. geloof, want door haar ontvangen wij Christus, die ons van de schuld des eeuwigen doods ontbindt en erfgenaam van het eeuwige leven maakt". Eeuwig leven, leven der wedergeboorte dus, ontvangen wij dóór het geloof. „Wanneer dan het geloof Christus met de kracht van Zijn dood en de vrucht van Zijn verrijzenis omhelst, zo is het dan geen wonder dat wij door hetzelve ook het leven van Christus genieten".

Calvijn wijst er ook op dat niet ieder tot het geloof in Christus komt. Geloof is gave Gods. En dan laat hij wedergeboorte en rechtvaardiging heel dicht bij elkaar, hoewel hij ze niet helemaal op één lijn stelt. Christus wederbaart ons door Zijn Geest en reinigt ons met Zijn bloed van de zonde, en door het geloof in Christus woorden wij zowel gerechtvaardigd als wedergeboren.

Vooral bij Joh. 1 : 13 gaat Calvijn het diepst en het fundamenteelst op de verhouding geloof èn wedergeboorte in. Laten we eerst de tekst zelf lezen. Johannes schrijft over de kinderen Gods die Christus, het waarachtige Licht, hebben aangenomen:

„Welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, maar uit God geboren zijn".

Ik laat vanwege de belangrijkheid der zaak eerst Calvijn volledig aan het woord. „Uit deze plaats mag een algemene leer aangenomen worden, dat het namelijk onze natuur niet eigen is, noch uit ons komt, dat wij voor kinderen Gods gehouden worden, maar omdat de Heere ons vrijwillig, dat is door Zijn onverdiende liefde heeft gegenereerd."

Hieruit volgt ten eerste dat het geloof uit ons niet spruit, maar een vrucht is van de geestelijke wedergeboorte. Want de Evangelist zegt, dat niemand geloven kan,

dan die uit God geboren is.

Zo is dan het geloof een hemelse gave. Ten andere leert ons deze plaats dat het geloof geen koele en loutere kennis is, aangezien niemand geloven kan dan die door de Geest van God vernieuwd is." Onmiskenbaar stelt Calvijn hier dat het geloof een vrucht van de wedergeboorte is. Dus het omgekeerde van wat we steeds hebben willen aantonen, en wat Calvijn op grond van de Schrift ook zo duidelijk naar voren heeft gebracht'. Calvijn voelt dit zelf ook heel scherp aan. Hij vervolgt immers: „Nochtans schijnt het echter dat de evangelist averechts doet (de volgorde geloof—wedergeboorte omkeert in wedergeboorte—geloof (H. V.) als hij de wedergeboorte vóór het geloof stelt, daar ze toch veel meer een werk des geloofs is en daarom ook op het geloof volgt". Zelf gaat hij er dus van uit dat het geloof aan de wedergeboorte vooraf gaat.

Hoe lost hij dit nu op?

Hij ziet geen tegenstelling, maar geeft een evenwichtig oordeel. „Ik antwoord dat beiden goed overeenkomen. Want door het geloof ontvangen wij het onvergankelijk zaad (het Woord Gods (H. V.) waardoor wij in een nieuw en goddelijk leven herboren worden. En nochtans is het geloof zelf een werk des Heiligen Geestes, dewelke niet dan alleen in de kinderen Gods woont. Zo is dan het geloof van verschillende zijden be-

schouwd een deel van onze wedergeboorte en een ingang in het Koninkrijk Gods, zodat Hij ons onder Zijn kinderen rekent Want dat de Geest al onze harten verlicht, behoort nu al tot onze vernieuwing. Zodat het geloof uit de wedergeboorte als uit een bron ontspringt".

U merkt hoe Calvijn hier worstelt om wedergeboorte en geloof zo dicht mogelijk bij elkaar te houden. We luisteren eerst nog even verder.

„Maar ten andere naardien wij door het geloof Christus ontvangen, die ons door Zijn Geest heiligt, wordt daarom het geloof hét beginsel onzer aanneming tot kinderen genoemd. Doch men kan ook een andere onderscheiding maken, hetwelk duidelijker en helderder is. Want als God ons het geloof inblaast, zo wederbaart Hij ons in het geheim, op een verborgen en voor ons onbekende manier. Wanneer wij echter met geloof begiftigd zijn, grijpen wij met een levend gevoel der consciëntie, niet alleen de genade der aanneming, maar ook de nieuwheid des levens en andere gaven van de Heilige Geest. Want daar het geloof (gelijk gezegd) is Christus aanneemt, leidt het ons in zekere zin tot het bezit van al Zijn goederen. Daarom zoveel ons gevoel, ons bewustzijn angaat, zo beginnen wij niet eerder kinderen Gods te worden, voordat wij gelóven".

Nu wordt vaak gezegd: zie je wel, Calvijn leert duidelijk dat de wedergeboorte aan het geloof voorafgaat. En men schakelt hem in ten bewijze van de zogenaamde wedergeboorte in engere zin. Maar als men Calvijn zo eenzijdig interpreteert, dan zien we wel al het andere, met name dat wij door het geloof wedergeboren worden, over het hoofd. Dan gaan we ook aan zijn indringende vraag voorbij of de evangelist Johannes terecht de wedergeboorte aan het geloof vooraf doet gaan.

Zelf kiest hij hier niet voor het één of het ander, maar voor beiden tegelijk. En juist omdat hij er ook steeds nadruk op legt dat het werk des Geestes in het hart van de zondaar een verborgen werk is, neemt hij zelf niet de beslissing eerst of laatst wat betreft het geloof, maar blijft het bij Calvijn in de gezonde geloofsspanning staan. Je kunt het een niet zeggen zonder het ander. Je moet eigenlijk beide in één woord kunnen zeggen. Maar zelfs dat is Calvijn niet gegeven hoeveel licht de Heilige Geest hem ook geschonken heeft. Dat is niemand op aarde gegeven. Want kiest u voor het geloof alleen, dan blijven we voor de vraag staan: Hoe kom je aan dat geloof? En kies je voor de wedergeboorte op zichzelf, dan doet zich het verschijnsel voor dat je in een onbewuste wedergeboorte-theorie terecht komt, waarbij het geloof weinig of niets ter zake doet.

Tenslotte is het hele geloofsleven een spanningsveld, en wij moeten op geen enkele manier de spanning er uit halen. De spanning tussen verkiezing en roeping niet. De spanning tussen rechtvaardigmaking en heiligmaking niet. En daarom de spanning tussen geloof én wedergeboorte ook niet.

Wie zegt: Zie je wel dat Calvijn de wedergeboorte of de levendmaking door de Geest aan het geloof vooraf laat gaan, trekt een conclusie die hij zelf niet trekt. „Ik antwoord" - aldus Calvijn - „dat het beide zéér wel accordeert".

Inderdaad, beide zéér wel.

W.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Geloof èn wedergeboorte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's