Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods tweede keus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods tweede keus

14 minuten leestijd

Er was nu een man van Benjamin... Die had een zoon, wiens naam was Saul, een jongeling, en schoon, ja, er tvas geen schoner dan hij onder de kinderen Israëls, van zyn schouders en opivaarts was hij hoger dan at het volk. 1 Samuël 1 en 2

Gods leiding

Er zit in ons mensen een onbedwingbare neiging tot redelijkheid. We willen de dingen inzichtelijk hebben. We willen antwoord kunnen geven op het waarom.

Die neiging is onmiddellijk verbonden met onze drang naar macht. Verklaren is immers beheersen. De dingen, die je begrijpt heb je in je macht. Die bezitten geen geheimen meer, die je op het onverhoedst overvallen en waartegen je niet bent opgewassen.

Zo zouden we zelfs God op het raamwerk van onze rede willen spannen. Om over hem te kunnen beschikken. Om op redelijke gronden te kunnen verwachten wat Hij doet. Maar van God, die Zich in de Bijbel openbaart, moeten wij zeggen: Onze God is in de hemel. Hij doet al wat Hem behaagt.

In de geschiedenis van Saul komt dat niet het minst naar voren. Als we haar op ons in laten werken dringt zich de uitroep op: Hoe ondoorzoekelijk zijn Uw wegen.

Toch zijn er een paar opmerkelijke dingen. Het volk had de HEERE om een koning gevraagd. Op zichzelf was dat niet verkeerd. Maar het hart dat er achter zat deugde niet. En als de mens aanziet wat voor ogen is weten we van de HEERE dat Hij verder ziet. Hij ziet het hart aan. Israël wilde een koning om minder afhankelijk te zijn. Het wilde een koning, ook om zich te kunnen meten met de andere volken. Een koning als een statussymbool van Israëls macht en heerlijkheid. Nu, ze kregen een koning, maar om zo te zeggen, uit Gods linkerhand. Een koning van wie ze leren moesten hoe het niet kon en niet mocht.

Op het eerste gezicht echter leek het allemaal zo gek nog niet. Ja het leek zelfs heel geweldig. In vers 2 wordt Sauls lof tenminste hooggezongen. Het kan haast niet hoger. Was er iemand geschikter voor het koningschap.? Een jongeman met zo'n fiere en forse gestalte. Een jongeman van een dergelijke haast goddelijke schoonheid! Het kon toch niet beter. En al spoedig zullen we ook kennis maken met zijn edel karakter. Hij is bezorgd om zijn vader en zijn tegenstanders laat hij rustig de tijd om tot een andere houding te komen.

En toch is deze fiere edele jongeman Gods tweede keus. Een keus die Hij als het ware maakt omdat Israël op Zijn raad vooruitgrijpt. Omdat Israël hem voor de voeten loopt. God Zelf had immers al een andere keus gemaakt. De stervende lippen van de oude Jakob hebben er iets van voorzegd. Juda, gij zijt het, u zullen uw broeders loven.

De scepter zal van Juda niet wijken noch de wetgever van tussen zijn voeten totdat Silo komt. In die keus gaat God alle hoogheid voorbij. Als Samuël later bij Isaï komt moet hij alle grote en fiere zonen laten passeren. Hij had al een tweede Saul in zijn hart. Een koning die in fierheid en edelheid niet voor Saul zou onderdoen. Maar God had een eerste Christus in Zijn hart. En daarom wordt het de kleinste, de minste, daarom wordt het David die van achter de kudde vandaan gehaald moet worden omdat niemand op hem gerekend had, ook zijn vader niet. God rekent anders dan wij mensen. Hoe God rekent komt helemaal openbaar in de Koning die Hij tenslotte Zelf geeft. Die helemaal naar Zijn hart was, uit Zijn hart. Een koning van Wie Jesaja schrijft: Geen gedaante noch heerlijkheid. Veracht en de onwaardigste onder de mensen.

Daarom staat het er niet zo hopeloos met u voor als u ook alle fierheid en edelheid mist. Als u bij u zelf zegt: God kan maar beter niet met mij van doen hebben. Het is met mij niets en het wordt met mij niets.

De HEERE zegt: Op deze zal Ik zien. Nee, dan komt niet de hoge en fiere gestalte van Saul aan de orde, dan worden niet alle edelheden en deugdelijkheden van mensen opgenoemd, dan horen we van een arme en een verslagene van geest en die voor Gods woord beeft.

Intussen moeten wij van deze hoogvlakte, van het verkiezend handelen Gods nodig terug naar de werkelijkheid van het leven, waarin zich dat handelen voltrekt. En dan merken we direkt hoe dat zich nooit iets voltrekt buiten onze verantwoordelijkheid om. Ook niet buiten Sauls verantwoordelijkheid. We merken in ieder geval duidelijk hoe goed de HEERE het met hem heeft bedoeld.

Door een bijzondere leiding van God wordt Saul bij Samuël gebracht om zo door hem gezalfd te kunnen worden tot koning. Wij belijden in de catechismus dat God hemel en aarde en alle schepselen zo onderhoudt en regeert dat geen ding bij toeval, maar alles uit Zijn vaderlijke hand ons toekomt. Aan die onderhouding en regering van de HEERE ontgaat geen ding. Zelfs geen weglopende ezelinnen. Dat is immers de aanleiding dat Saul met zijn knecht op weg gaat van huis en steeds verder trekt totdat ze in de buurt komen van een niet nader bekende stad, waar de ziener Samuël zich ophoudt. Saul wil al terugkeren, bang als hij is dat zijn vader zich over hem bezorgd zal maken. Maar de knecht, die kennelijk gehoord heeft van Samuël, raadt hem aan om eerst toch nog maar eens de profeet te raadplegen. Zo komen ze bij Samuël terecht.

Inderdaad, wat een duidelijke en wonderlijke leiding van God. Dat is geen uitzondering. Het is niet zo dat God hier en daar een lijn trekt in de warboel van de wereldgeschiedenis. Hij heeft alle dingen in Zijn hand. Wij kunnen dat niet altijd zo bekijken. En we moeten zelfs voorzichtig zijn met het berekenen en beredeneren van de wegen Gods. Dan trekken we God al gauw aan onze kant. Dan gebruiken wij zijn Naam al gauw als de legitimatie van onze eigenwillige wegen. Het nationaal socialisme geloofde ook in een goddelijke roeping van Duitsland. Wij zien door een spiegel in een duistere rede. Of met het bekende beeld: Wij zien de onderkant van het borduurpatroon.

Maar dat betekent niet dat we zijn overgeleverd aan een grillig fortuin, aan een boos spel van de machten. Wij zijn in Gods hand. En gezegend degene die weten mag: Die hand is een Vaderhand. Gezegend degene die die Vaderhand vond op Golgotha, waar Gods eigen Zoon de bitterheid van alle vragen gedragen heeft. Opdat zondaren zouden weten in alle gangen en wegen van hun leven van Hem niet verlaten te zullen worden. Opdat zondaren zouden roemen: Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn.?

wondere woorden en wondere daden

Het is opvallend, hoe kennelijk en krach-

tig de HEERE hier werkt. Want ook Samuël is niet onkundig van wat er gebeuren moet. De dag tevoren had God hem al laten weten dat morgen de aanvoerder van Israël tot hem zou komen. En als Saul met zijn knecht op hem toeloopt is er ineens de zekerheid: Deze is het. God fluistert het hem door Zijn Geest in. Deze zal over mijn volk heersen. Als Saul dan ook naar zijn ezelinnen gevraagd heeft, krijgt hij ten antwoord dat hij daar maar niet over in moet zitten. Die zijn allang terecht. En bovendien al wat begeerlijk is in Israël zal voor hem zijn en van zijn huis. Wat zit hij dan nog over zijn ezelinnen in.

Wonderlijke woorden. Woorden die alle werkelijkheid slaan. Immers het geslacht van Kis was wel een bekend boerengeslacht, maar dat het al het gewenste zou bezitten in Israël was op geen enkele manier in overeenstemming met de realiteit.

Is dat niet altijd zo als God woorden spreekt over de roeping en de bestemming van een mens? Je kunt daarbij denken aan een bijzonder ambt, waartoe God mensen roept zoals het hier bij Saul het geval is. Dat is toch niet naar de maat van de werkelijkheid als een mens geroepen wordt Gods Woord te verkondigen en anderen geestelijke leiding te geven. Maar je kunt daarbij ook denken aan de roeping en de bestemming van iedere gelovige. Een volk van koningen en priesters om de deugden Gods te verkondigen. Een volk dat geroepen en bestemd is om het aardrijk te beërven.

Dat zijn toch wel wonderlijke woorden. Want kijk nu maar eens naar de werkelijkheid. Wie zijn die mensen over wie deze woorden gesproken worden? Het zijn zondaren. Het zijn inzichzelf gebondenen, lijfeigenen van de boze. Hun priesterdienst is de dienst aan zichzelf en aan de machten van deze eeuw. En hun toekomst kan alleen maar zijn de ondergang in het eeuwige verderf.

En nu worden er over zulke mensen woorden gesproken van koninklijkheid en priesterlijkheid en heerlijkheid. Dat tart toch alle werkelijkheid. Dat slaat toch eigenlijk nergens op. En toch zijn dat de woorden Gods gemeente. De woorden van het evangelie. De beloften! Het zijn woorden die niet vast liggen in de werkelijkheid van wat wij zijn en wat wij doen. Het zijn woorden die gesproken ja verkondigd worden vanuit de realiteit Christus. Het zijn de beloften Gods, die ja en amen zijn in Hem.

En wat houdt een mens, die ziet op zichzelf bij zulke woorden en bij zulke beloften anders over dan verwondering? Saul vond het ook allemaal te groot en te mooi. Hij kwam maar uit een kleine stam. Bovendien een geslacht dat zich in de richterentijd zo had misgaan, dat het bijna uit Israël was uitgeroeid. Waarom spreekt Samuël hem dan aan met zulke woorden?

Dat is de verwondering die ieder overhoudt. Waarom spreekt gij mij aan met zulke woorden? Nee, dan is het niet dat had ik altijd al gedacht dat ik er bij mag horen. Dat had ik altijd al gedacht dat de gunst Gods en de heerlijkheid Gods voor mij zouden zijn. Integendeel, alleen verwondering en dankbaarheid blijven over. We kunnen alleen maar de HEERE groot maken.

Wat Samuël zegt is wonderlijk, wat hij doet niet minder. Als het offer is gebracht en de maaltijd wordt aangericht, krijgt Saul de ereplaats en het beste deel. Hij wordt met koninklijke waardigheid en eer behandeld. Het beste stuk dat Samuël al van tevoren had laten reserveren is voor hem. En de volgende dag als Samuël Saul uitgeleide doet neemt hij buiten de stad zijn oliekruik en giet hem leeg over Sauls hoofd ten teken dat God hem als koning aanwijst en hem daarin nabij wil zijn. God laat het niet bij woorden. Hij bevestigt die nog met duidelijke tekenen. De Heilige Doop en het Heilig Avondmaal. Dat zijn Gods tekens en zegels om daarmee Zijn woord vast te maken. En een ieder, die aan het woord hangt, mag die tekenen uit Gods hand ontvangen tot versterking van het geloof.

Drie tekenen

Het zal je maar overkomen, je gaat op zoek naar een paar ezelinnen van je vader en je komt als koning terug. Je zou denken dat je gedroomd had! Het is alsof de HEERE dat van tevoren aanvoelt. Maar nee, hier geldt geen alsof. Dat is zo. Hij weet hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten. Hij beseft dat het Saul allemaal wel wat te wonderlijk moet voorkomen. En daarom mag Samuël er nog drie bijzondere tekenen bij geven. Hij zal bij het graf van Rachel twee mannen ontmoeten die hem bericht zullen brengen van thuis. En nog verderop zal hij drie mannen ontmoeten die op weg zijn naar het heiligdom met drie bokjes, drie bollen brood en een fles wijn. Twee van die broden zullen Saul ter hand gesteld worden.

Tenslotte zal hij een schare profeten aantreffen in vervoering. En dan zal de Geest des HEEREN ook over hem vaardig worden en hij zal ook gaan profeteren. En, zegt Samuël, als deze tekenen komen zullen doe dan wat uw hand vindt om te doen want de HEERE zal met u zijn. Hij zal uw ondernemingen zegenen. Hij zal Israël redden uit der Filistijnen hand.

Dat er de gewone tekenen zijn, de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal, dat is al een geweldig stuk meedogen Gods. Een geweldig stuk tegemoetkomen aan onze zwakheid en kleinheid. Eigenlijk mogen we dat nooit gewoon gaan vinden. We moesten aan het Woord genoeg hebben en nu komt God ons ook nog tegemoet in zijn tekenen. En dat Hij dan bovendien ook nog soms bijzondere bemoedigingen wil geven, bijzondere bemoeienissen wil houden met zondige mensen en ongelovige mensen, dat is helemaal onbegrijpelijk. Dat is nooit om je op te verheffen. Dat is alleen maar om je over te schamen. Het was immers ongeloof dat het nodig maakte.

Maar in die schaamte vind je dat tegelijk toch steeds meer verwondering. Dat de HEERE toch zo laag wil neerkomen. Dat Hij zich zo over ons wil ontfermen.

Saul ontvangt 3 bijzondere tekenen. Ze zijn nog zinvol ook. De eerste twee, maar het derde wel in het bijzonder. De eerste twee laten hem zien hoe God in alles voor hem zorgen zal. Hij hoeft niet over zijn levensonderhoud in te zitten. Zijn brood zal zeker zijn en zijn water gewis. Als hij maar eenvoudig de HEERE op Zijn roeping volgt dan zal de HEERE voor het overige wel zorgen. Met zijn levensonderhoud komt het helemaal goed. Wij zitten er soms nog wel eens over in als we door God geroepen worden, hoe het nu verder moet met onze dagelijkse arbeid. En we laten het er om afweten. Onze zaak eist ons op. Ons werk is veel te druk, we kunnen niet gemist worden. En je moet toch ook leven. En zeker, er kunnen allerlei omstandigheden zijn, maar als het er op aankomt zijn het toch oneigenlijke argumenten. Wie de hand aan de ploeg slaat en omziet is niet bekwaam voor het koninkrijk Gods.

En waarom zouden we ons niet ontslagen achten van al die bange zorgen, al die benauwdheden? Of hebben we dan geen rijk en heerlijk God die in alles genadig zal voorzien? Een Vader, die ons door de mond van Christus oproept om eerst het koninkrijk Gods te zoeken en de gerechtigheid daarvan en die ons belooft dat al het andere ons dan wel zal worden toegeworpen.

Het laatste teken is nauwelijks een teken te noemen. Het is meer een vervulling kunnen zien. Een vervulling van de belofte der zalving. Dat God namelijk alle bekwaamheid wilde schenken om koning te zijn. Die bekwaamheid kreeg Saul doordat de Geest vaardig over hem werd.

We hebben het over wonderlijke woorden gehad, over wonderlijke tekenen. We zouden het ook nog kunnen hebben over wonderlijke werkelijkheden. Het blijft immers niet bij woorden en tekenen. Het komt tot de daad. Saul wordt metterdaad vervuld met de Heilige Geest. Hij ontvangt alles wat tot zijn ambt nodig is. En dat hoort nog bijeen in de gang van God. Woord, teken en werkelijkheid.

De Geest is uitgestort. En wie van Christus is, die wordt werkelijk vernieuwd. Die krijgt werkelijk een koninklijk leven, al was het maar in de strijd tegen de duivel en de zonde. Een strijd met open vizier, een strijd met een vrij geweten. En wat hier gebroken is, wat hier nog sluimert in de knop, dat zal straks heerliik opbloeien. Ze zullen met Hem heersen tot in alle eeuwigheid. En Hij zal ontvangen de eer en de lof en de dankzegging van nu aan tot in eeuwigheid.

Geef, HEER', de Koning uwe rechten, En Uw gerechtigheid aan 's Konings zoon om Uwe knechten Tc richten met beleid. Dan zal Hij al Uw volk beheren Rechtvaardig, wijs en zacht. En Uw ellendigen regeren, hun recht doen op hun klacht.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gods tweede keus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's