Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een blijk van Sauls koningschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een blijk van Sauls koningschap

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen ging al het volk naar Gilgal, en maakte Saul aldaar koning voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal; en zij offerden aldaar dankoffers voor het aan gezicht des HEEREN; en Saul verheugde zich aldaar gans zeer met al de mannen van Israël, 1 Sam. 11 : 15

Wachten op God

In dit hoofdstuk gaat het over de praktijk. Nu mag Saul aan heel het volk laten zien dat zijn koningschap ook werkelijk wat betekent. Hij is gezalfd, hij is ook officieel uitgeroepen tot koning, maar dat is om zo te zeggen allemaal nog maar theorie. En van de theorie zeggen we tegenwoordig: Allemaal goed en best, maar we moeten eerst nog maar eens zien wat we er aan hebben. Nu dat is hier aan de orde.

Theorie betekent eigenlijk: beschouwing, aanschouwing. Het gaat over wat je ziet. Het gaat over, hoe je er tegen aankijkt. Nu koningen en priesters, dat is de theorie van God. Zo kijkt de HEERE tegen Zijn kinderen, zo beschouwt Hij ze. Misschien zegt u wel: Nu dan heeft God met eerbied gesproken, vreemde ogen. Want ik zie niet veel anders dan een gebondene, een slaaf van de begeerten van mijn eigen hart.

Dan lijkt u wat dat betreft op Saul. Die zag zichzelf ook niet bepaald als koning. In Mizpa kroop hij achter de vaten weg. Maar God heeft nu eenmaal andere ogen dan wij. God heeft de ogen van Christus. In Hem ziet Hij geen slaaf, maar een koning, geen zondaar, maar een heilige en rechtvaardige. Bij het kruis, waar de zonde gedragen is, de schuld verzoend, vinden wij een wonderlijke, een bevrijdende theorie Gods over ons leven. Een evangelische theorie.

Zo kijkt God tegen zondaren aan die het van Christus verwachten. Zo mag u tegen uzelf aankijken. Zondaar, goddeloze o ja, en toch geheiligd en gerechtvaardigd in Christus Jezus. Koning en priester om de deugden te verkondigen van God die ons geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.

Maar dan geldt het ook voor ons: Wat blijkt daar nu van? Wat komt daar op maandag, dinsdag en alle andere dagen van terecht? Daar krijgen we van Saul een lesje in. Want, wie nu denkt dat Saul wel heel bijzonder zal gaan doen, heeft het goed mis. Saul doet niet anders dan wat hij altijd deed. - Hij gaat naar huis, bebouwt het land en verzorgt het vee. Meer niet. Er is bij hem geen spoor te vinden van een krampachtig zichzelf willen bewijzen als koning. Hij neemt in ieder geval daartoe geen enkel initiatief. Hij laat alles aan God over. Hij wacht op God.

Het zou kunnen zijn dat iemand die dit leest het herkent. U zult eens laten zien wat uw christen-zijn waard is. Nu laat ik het er maar gelijk bij zeggen: Geen knip voor de neus. Het lijkt er bij ons wel ingevreten zoals de roest in een oud stuk ijzer. Dat stoere, dat aktivisme, die dadendrang. Wij zijn en wij zullen. We hebben ons programma al klaar. Dat zullen wij eens ten uitvoer leggen. Dat zullen wij er eens doordrukken. Een christen is en een christen doet en een zgn. gereformeerd christen zou er dan nog een paar extra's bij hebben.

Zou het niet de laatste hoogmoed zijn van ons vlees? En moeten we daar ook niet aan gekruisigd worden? Ja, in de meest letterlijke zin van het woord, moet het kruis van Christus ook daar niet doorheen?

Ja maar, zegt iemand, mag je geen oprecht voornemen hebben om de HEERE te dienen naar Zijn Woord? Dat is wat anders. Dat is zondermeer het verlangen van ieder die de wonderlijke theorie van het evangelie Gods over zijn leven heeft gehoord en lief gekregen. Maar dan blijven we toch afhankelijk van de HEERE. Dan is het niet dat wij ons kindschap en koningschap gaan bewijzen. Dan blijven we alleen maar afhankelijk van de leiding van de Heilige Geest. De dichter van Psalm 119 zingt in telkens andere woorden van zijn liefde tot Gods wet. En telkens weer verzekert hij plechtig dat hij die wet onderhouden zal, maar dat doet niet af van zijn gedurige vraag: Leer mij Uw inzettingen. Leid mij in Uw waarheid.

Dan zijn de blijken van ons koningschap en kindschap niet de blijken die wij programmeren en tot stand brengen. Het zijn de blijken die God ons door Zijn Geest geeft en waarvan we achteraf in verwondering en dankbaarheid mogen zeggen: HEERE dat ik dat heb mogen doen! Dat ik Uw kind mocht zijn metterdaad en in der waarheid.

De Geest komt

Saul wacht op God. Maar lang hoeft hij niet te wachten. Nahas, de koning der Ammonieten, trekt tegen Jabes in Gilead op. Ammon is eigenlijk een broedervolk. Nakomelingen van Lots zoon uit bloedschande geboren. Ze woonden ten oosten van de Jordaan bij de Jabbok en de Dode Zee. Nahas, hun koning, dacht zijn kans waar te kunnen nemen nu Israël zo verzwakt was door de macht van de Filistijnen. Zo probeert hij zijn gebied in het overjordaanse naar het noorden toe uit te breiden. Eerst moet het stadje Jabes er aan geloven.

In Jabes poogt men een slachting te voorkomen door een verbond te sluiten met Nahas op de voorwaarden die hij zelf mag stellen.

Nahas is echter niet op een vergelijk uit. De voorwaarde die hij stelt is schandelijk en zeer uitdagend. Alle mannen van jabes zullen hun rechteroog moeten missen. Ze zijn dan voortaan ongeschikt tot de strijd. Hun pijl en boog kunnen ze meteen wel inleveren. Opmerkelijk is wat er bij staat: Nahas wil niet alleen de mannen van Jabes krachteloos maken, hij wil met deze eis eigenlijk heel Israël blameren. In de mannen van Jabes wil hij heel het volk treffen.

Daarmee komt deze strijd ineens in een heel ander verband te staan. Dit is toch niet maar een van de toen gangbare schermutselingen om de macht. In deze strijd zit iets duivels. In deze strijd komt de haat tegen Israël openbaar, tegen de toekomst van Israël. Er mag uit Israël geen Gezalfde zijn, geen Christus. Het is een strijd van duivelse machten tegen de God van Israël en tegen Zijn heilsraad voor zondaren.

De mannen van Jabes vragen een week uitstel. Ze willen hulp gaan zoeken in Israël. Nahas gaat daarop in. Hij is kennelijk nogal zeker van zijn zaak. In Israël over de Jordaan zal er weinig hulp te vinden zijn. Of hij gehoord heeft van Sauls verkiezing tot koning weten wij niet, maar dan nog zal dat niet veel indruk op hem gemaakt hebben. Wat zou zo'n boerenzoon, ongeoefend in enige strijd, wel kunnen beginnen?

De zeven dagen worden goed gebruikt. Gezanten van Jabes trekken door Israël rond. Ze komen ook te Gibea Sauls. Met hun klacht brengen zij het ganse volk in verwar-

ring. Het weet niet veel beters te doen dan luid en bitter te klagen en te wenen. Ze zijn als het ware verlamd van schrik.

Inderdaad, niet veel beters, want zo best is het eigenlijk niet. Was er dan geen God in Israël? Konden en mochten ze niet alles van Hem verwachten? Had Hij hun niet een koning gegeven om hen te leiden en te verlossen?

Hoe vaak komen we niet verder dan klagen? Klagen dat het allemaal niet meer zo is als vroeger. En vroeger wordt dan altijd veel mooier voorgesteld dan het in werkelijkheid was. Klagen over de maatschappij. Klagen over de kerk. Klagen over ons zelf. En ik zal niet zeggen dat er niet veel te klagen is. Maar daar kan het toch niet bij blijven? Alsof we geen God hebben! Ook in 1985. Een machtig en heerlijk God. En alsof we niet alles van Hem mogen verwachten. Klagen en kermen, dat kan wel innig lijken en vroom, maar wat schieten we er mee op als we ons niet wenden tot de HEERE onze God?

Ook hoort Saul het volk van zijn woonplaats klagen en dan wordt de Geest van God vaardig over hem. Die grijpt hem aan en op heel krachtige en klemmende manier worden alle mannen van Israël tot de strijd geroepen te Bezek.

Daar heb je het nu. Als het nodig is is het er zomaar. Dan weet je zomaar wat je doen moet. Dan leidt de Heilige Geest je. Saul was geroepen tot koning. Nadat hij van Samuël afscheid had genomen had de Geest hem ook werkelijk vervuld. Zodat er verwonderd gevraagd werd: Is Saul ook onder dc profeten? Maar dat was weer weggeëbd. En Saul was gewoon weer boer geweest. Toen had Saul zich natuurlijk kunnen afvragen: Waar is die Geest nu en heb ik die Geest nog wel? Hij is eigenlijk nergens meer te bekennen. Maar nu, nu het nodig is, nu is die Geest er. Nu leidt Hij. En Saul aarzelt geen ogenblik. Hij reageert, trefzeker en slagvaardig.

Zo mogen we op de leiding van de Heilige Geest vertrouwen als we van Christus zijn. Neen, we hoeven zelf niets te bewijzen. We hoeven niet te gaan demonstreren, hoe geestelijk we wel zijn. We mogen stil en vast vertrouwen, dat de Heilige Geest leidt en leert. Daar hebben we geen zichtbaarheden en garanties voor in onszelf. Wie zegt dat we het niet helemaal verkeerd zullen doen en verkeerd zullen zeggen?

En toch vertrouwen, want de Heere heeft beloofd dat Hij gedurig zal leiden. Dat Hij door Zijn Geest zal leiden in alle waarheid. Alleen Hij doet dat niet van tevoren. Hij doet het als het nodig is. Zo zegt de Heere Jezus ook dat we ons er niet bezorgd over moeten maken wat we spreken zullen, maar dat Hij het ons zal geven dan en daar waar het nodig is.

Wat een onbekommerd leven eigenlijk, het leven met God. Neen, ik hoef me niet benauwd en angstig af te vragen: Zal ik wel en ben ik wel? Ik mag het weten door het geloof in Zijn Woord en belofte: Hij is en Hij zal. En daarom komt het met mij ook wel terecht. Ik mag alles verwachten van Hem.

En wat een heerlijk vertrouwen grijpt Saul en zijn mannen dan aan. Want als ze samengekomen zijn bij Bezek worden de boden van Jabes vooruitgestuurd met de boodschap dat morgen de stad bevrijd zal zijn.

Wij hebben niet altijd zoveel zekerheid als het gaat over de uitreddingen Gods in het dagelijks leven. Het gaat niet aan om te zeggen: Als je maar bidt tot God en je doet dat echt, dan 'komt het goed, dan word je beter, dan komt je man, je vrouwweer naar huis, dan krijg je je kind weer terug. Soms inderdaad geeft de HEERE daar zekerheid over. Maar we kunnen er niet over beschikken. Dat zijn wonderen die de HEE-RE doet naar Zijn raad en welbehagen.

Toch gaat het hier om meer. We hebben gezien, er zit iets duivels in die opzettelijke bedoeling van Nahas om Israël te krenken en te vernederen. Het koninkrijk van de boze verheft zich tegen het koninkrijk van God. En mogen we dan niet zeker zijn van de overwinning? Nog immer heeft de duivel zijn boze raadslagen. Nog is hij er op uit Gods volk te krenken en te vernederen. Allerlei twijfels werpt hij in ons hart. Het vuur van onze begeerten rakelt hij op. Hij wil niets liever dan dat wij het van hem verliezen. Om zo de HEERE Zelf te kunnen beledigen.

En het lijkt soms 'n hachelijke strijd. Nee, het gaat er in het leven van een christenmens niet altijd zo koninklijk aan toe. Jammer genoeg niet. En toch, we hoeven de satan de eer van de overwinning niet te gunnen. We mogen dat niet eens. Hij heeft verloren. Op Golgotha al. En alles wat hij nu nog doet, hoe fel en indrukwekkend het lijkt, is slechts achterhoedegevecht. Hij heeft verloren en hij zal verliezen.

De volgende morgen verdeelt Saul zijn mannen in drieën en valt aan. Vertrouwen op de leiding van de Heilige Geest sluit verstandelijk overleg niet uit, maar in. De Geest wordt vaardig over Saul, maar dat betekent ook dat hij erover nadenkt hoe hij Nahas het best kan bestrijden. Het einde van die strijd is een heerlijke overwinning voor Saul en zijn mannen. Jabes is verlost. Ze zijn niet beschaamd in hun vertrouwen op de gezalfde Gods.

Dat wordt niemand. Ik denk dan aan de Gezalfde. Aan Jezus, de Christus. Bij Hem is verlossing van al onze ongerechtigheden. Wie zucht onder de macht van de zonde en haar schuld moet niet nalaten tot de Gezalfde Gods te gaan. De Koning en Priester en Profeet die Hij heeft gegeven. Over Hem is de Geest des HEEREN vaardig geworden. Maar toen bleef er niets indrukwekkends en imponerends meer over. Toen was er een man van smarten, zonder gedaante of heerlijkheid. Saul torent met zijn stoere schouders hoog boven al het volk uit.

Jezus buigt zijn schouders onder het kruis. En zo is hij een Gezalfde, een Christus, als geen ander. De Christus, de Redder en Zaligmaker van wie u en ik alles verwachten mogen.

Dankbaarheid

Tenslotte nog iets over de rechte dankbaarheid. Want daar mag Saul hier iets van laten zien. Het volk is geweldig enthousiast. Wat een koning! Nee maar! En waar zijn nu de mannen die twijfelden, die bij Mizpa hun schouders ophaalden en Saul niet wilden vereren met hun geschenken? Laat ze naar voren gebracht en direkt maar gedood worden. Hoe hebben ze aan Saul kunnen twijfelen.

En Saul, gaat hij er op in? Zegt hij inderdaad: Hoe durfden ze eigenlijk? Ik zal mij eens grimmig wreken. Weg met die lui.

Wat een fijn trekje in deze geschiedenis. Sau] is helemaal niet zo vol van zichzelf. Hij had die mannen bij Mizpa gelijk moeten geven. Wat was hij nu voor een koning. Een koning die achter dc vaten weggekropen was. En nu, nu hij het volk had mogen voeren tot de overwinning is er geen spoor van gekrenkte trots in hem. Hij heeft immers niet zelf de overwinning bewerkt. Het is de HEERE. Hij kan het dan ook niet over zijn hart verkrijgen om die mannen te laten doden. Het volk moet haar wraakzucht bedwingen.

Als er een ding in het christelijk leven contrabande is, is het wel gekrenkte trots. Wat hebben we er vaak nog veel van. „Wat had hij van mij te zeggen. Ik krijg hem of haar nog wel!"

Een christenmens is koning en mag koninklijk vergeven. En het diepste geheim daarvan is dat je zelf van vergeving leeft. Want gelijk Christus u vergeven heeft, zo vergeeft gij ook elkaar de misdaden.

Sau] leefde uit het wonder van Gods verlossende daden. Op zo'n blijde mocht er geen schaduw zijn van wraak. Wie leven mag: uit het wonder van Gods genade in Jezus Christus, die vindt geen dag meer en geen tijd meer waarop dat nog nooit aan de orde zou kunnen komen. Die houdt alleen maar dankbaarheid over. Die wil alleen maar de HEERE grootmaken.

Zo besluit men hier ook te doen. Men trekt op naar Gilgal. Dat is niet ver uit de buurt. Het is de plaats waar het volk voor het eerst na de overtocht van de Jordaan het pascha had gevierd. Een plaats waar alles herinnerde aan het verbond van de HEERE de God van Israël en aan de trouw van God aan dat verbond.

Daar wilden ze nu samen het koningschap van Saul bevestigen en vieren. Daar wilden zij hun dankoffers voor het aangezicht van de HEERE neerleggen. En Saul, zo lezen we, verheugde zich gans zeer met de mannen van Israël.

En waarom zouden we ook niet eindigen in de vreugde over God de HEERE en Zijn genade in Jezus Christus door de Heilige Geest. Er is toch geen grotere daad van

verlossing dan in Hem. Er is toch geen heerlijker ding dan dat Hij door Zijn Woord en Geest ook ons aan Zich verbond.

Gij hebt Uw land, o HEER', die gunst betoond. Dat Jakobs zaad opnieuw in vrijheid woont. De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan. Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan. Gij vindt in gunst en niet in wraak Uw lust. De hitte van Uw gramschap is geblust. O heilrijk God, Vvcer verder ons verdriet, Keer af Uw wraak en doe Uw toorn tc niei!

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een blijk van Sauls koningschap

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's