De profetie van Habakuk
(2)
„...wanc Ik wtrk een werk in uw dagen, hetwelk gij niet geloven zult, als het verteld zal worden..." Hab. 1 : 1-11 (vervolg)
De profeet Habakuk heeft een last gezien. Een gezicht, zwaar om aan te zien. En vandaar de roep vanaf de bodem der ziel. De schreeuw naar de hemel, „...hoe lang schreeuw ik, en Gij hoort niet..." Wat hebben zijn ogen dan gezien? Ongerechtigheid! De klacht stijgt ten hemel vanuit het gebied, waar recht in onrecht verkeerd wordt. Hoor, hoe het hier gaat om recht en gerechtigheid: „Waarom laat Gij mij ongerechtigheid zien...? ...het recht komt nimmermeer voort... de goddeloze omringt de rechtvaardige... daarom komt het recht verdraaid voort". Wordt de profeet zelf zulk
schrikkelijk onrecht aangedaan.? Of is het meer dat in de samenleving het recht wordt vertrapt onder bruut geweld in honende lach.? Habakuk moet leven in zulke ontwrichte tijden. Om een beeld te tekenen: , .eindeloos geschipper op „buitenlandse" zaken, verdragsschendingen bij de vleet, paleisrevoluties, zware belastingdruk (vanwege bescherming van Egypte e.d.). De tollenaars van die tijd zullen ook geen zachtzinnige methoden hebben toegepast en de zwakken leggen in die situatie gemakkelijk het loodje" (Snijders).
Dat is niet om aan te zien: dat het recht op aarde verbogen wordt. Ook onze ogen hebben gezien hoe het recht in onze wereld verdraaid voortkomt. Dagelijks. En op talloos vele plaatsen. En ik, heb ik geleerd bij het ouder worden de ogen daarvoor te sluiten.? Omdat mensenogen te veel van het kwaad gezien kunnen hebben.? Er is immers een grens aan de hoeveelheid onrecht, die we met onze ogen kunnen bevatten? Maar intussen — en daarom gaat het geheel en werkelijk — wordt het recht des HEEREN Verbogen op aarde. De mens komt niet tot zijn recht, de dieren niet, het geschapene niet: want de Heilige Israëls wordt geen recht gedaan. En hoe valt daarbij en daaronder te leven.? Wel, daarbij valt niet te leven. En dat nu is de schreeuw van Habakuk. Een levensroep is het. Een doodskreet tegelijk. Zijn ogen hebben namelijk in de afgrond gezien. De profeet heeft geschouwd wat er achter ligt: achter het verdraaien en vertrappen van het recht. Dit is de achtergrond, de diepte, de bron van ellende: de wet wordt ontkracht...
De wet wordt ontkracht. Wat willen deze woorden eigenlijk zeggen.? De wet, de Torah ontkracht — dat kan vanuit het Hebreeuws betekenen: e wet wordt koel, de wet is verstijfd als van koude, verkleumd. Wat een merkwaardige bewoording. Maar hoe helder in betekenis. En dan is daar de tweeklank van dit profetenwoord èn het woord van Christus: En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden" (Matth. 24 : 12). De ongerechtigheid, of meer letterlijk: e wetteloosheid, de wetsverachting, zal vol worden. En daarom zal de liefde van velen verkillen. De wet verkild. De liefde verkild. En horen die beiden niet samen: iefde als vervulhng van de wet.? Habakuk heeft het gezien. Jezus heeft het geschouwd. De ijzige wind, die waait over de aarde, wanneer de wetteloosheid, en daarmee gepaard de hefdeloosheid, tot ontplooiing komt. Dan wordt aan de Eeuwige, de Schepper van hemel en aarde, geen eer gegeven en dan wordt Hem geen recht gedaan. En wie dat gezien heeft, die moet schreeuwen. Wanneer het oog gezien heeft, hoe de glans van de zevende dag verduisterd hgt onder de bedekking van zes zonde-dagen, dan kan het hart niet anders dan roepen. Heeft zo niet Jezus geweend over Jeruzalem.? Geroepen vanaf de helhng van de berg der olijven.? Heeft zo niet de Zoon met sterke roeping en tranen smekingen geofferd.? Heeft Hij niet tot in de allerdiepste diepten de schreeuw van Habakuk, en die ontelbaar vele anderen, in Zich opgenomen.? Was niet Zijn leven ten laatste een levende roep naar de hemel om recht en gerechtigheid.? Dat aan de Vader in de hemel toch recht zou gedaan zijn door de mens... O, dat wij mensen onze Schepper toch tot Zijn recht laten komen. Die glans, die heerlijkheid mag toch niet zijn weggenomen van het werk van Zijn handen...
Is deze roep gehoord en is er antwoord gekomen van de hemel.? Het antwoord is .gegeven in het holst van de nacht, die de geboorte inluidde van de ongekend nieuwe morgen. Onze natuurlijke ogen hebben dit licht nog niet kunnen zien. Maar de Geest, die om Christus' wil een roepend mens gelijk Habakuk het licht in de ogen gunt, laat het zien, wanneer de belofte openbloeit. En wat
wordt dan gezien? Dan is er gegeven het zien op Jezus. Dan doet de Geest een streep , van nieuw licht vallen over de gestalte van Hem, „Die overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking" (Rom. 4 : 25). Ja, dan is er het schouwen van de weg, waarlangs God tot Zijn eer komt. Het is de weg van de rechtvaardiging van de godaelozen, de wetsverachters en wetsverbrekers...
Het antwoord op de roep van Habakuk mogen we vanuit het Evangelie als volgt vernemen. Het bestaat in het tweevoud der openbaring. Enerzijds: zij — wij dus — hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. En hoe heeft de profeet déze werkelijkheid gezien! Anderzijds — en tegelijkertijd — worden zij om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. En dit ziende, is er de doortocht — als een schreeuw door de nacht héén — naar een nieuwe morgen. En het is de morgen van die dag, waarop .geen avond en geen nacht ooit meer volgen zal. Het is de dag, die gewijd is om altijddurend het recht der HEEREN te doen zien...
Maar dan, ja dan juist — is de roep geboren. De schreeuw naar omhoog om de doorbraak van zulke nieuwe schepping. Juist de christen, die leven mag uit het geheim der opstanding, kan niet anders leven dan in een doorlopend roepen. We denken daarbij aan de landman uit de Psalm. Hij heeft het zaad gestrooid, de goudgele korrels in de akker. En hij laat daarbij de tranen vallen in de voren. Waarom weent hij? Omdat hij ziet, dat het zaad nog niet tot de oogst gerijpt is. Juist hij, die weet wat de oogst betekent, beseft welke lange en donkere winter nog daartussen zal komen. Juist een christen, die door het geopende graf heen de contouren van de nieuwe schepping geschouwd heeft, weet van het roepen. Het zuchten van de Geest. Het zuchten in zichzelf. De kreet om een aarde, waarop gerechtigheid wonen kan. Zodat God weer kan wonen bij de mensen...
Valt in zulk ononderbroken roepen wel te leven? Is het lichaam der zonde daarop wel berekend? Die vraag is aan de orde van de dag. En die vraag vormt de ervaring van het dagelijkse leven. Want wanneer we onze ogen open hebben, dan zien we levensgroot het werk, dat ook in onze dagen gewerkt wordt door God. En dat ook wij niet geloven zullen, als het verteld zal worden. De Chaldeën — onder welke naam ook — worden verwekt. En die verschijning is schrikkelijk en vreselijk. Het is de ernst, waarmee Paulus in Antiochië zijn prediking besluit: Ziet dan toe, dat over u niet komt, wat gezegd is in de profeten... want Ik werk een werk in uw dagen, een werk, dat gij niet zult geloven, zo iemand het u verhaalt" (Hand. 13 : 41).
Tegenover de verborgen Christus, de Opgestane, zien onze ogen de openlijke kracht van de Chaldeën. En die kracht van dat bittere en snelle volk is het, die naar het zichtbare over ons komt heenstormen. Is er in dat vreselijke geweld enig uitzicht? Is er door die nacht heen enig licht te bespeuren?
De slotwoorden bergen dat licht. Het volk der Chaldeën houdt zijn kracht voor zijn god. En het wezen van het sterkste volk ter aarde wordt daarmee onthuld. Het is een onthulling, die met name gegeven wordt in het laatste bijbelboek. Het hart van de openbaring van Jezus Christus aan Johannes op Patmos laat licht schijnen ook over deze woorden van Habakuk. Johannes ziet het gezicht van het beest, dat opkomt uit de zee (Openb. 13). En dit beest is de grote en uiteindelijke anti-Christus. Het bootst het Lam van God na, bijna tot in alles. Maar de dodelijke wonde geneest, zo staat geschreven. Het eigen leven wordt als het er op aan komt gespaard. Dit beest komt niet tot leven dóór de dood heen. En zo blijft het leven aan deze zijde, in de eigen kracht. En zo eist het goddelijke verering, het vraagt aanbidding. Het beest uit de zee wil vereerd zijn door de mensen, die op de aarde wonen. En daartoe zet zich het andere beest in, dat uit de aarde opkomt, en dat de leugengeest genoemd moet worden, de valse profeet, tegenbeeld van de Geest van Jezus Christus. Groot en angstaanjagend is deze verschijning. Snel en bitter is dit optreden. Zo ziet het er uit voor ons oog en zo staan we er voor.
Maar — wie zijn kracht houdt voor zijn , god is ten dode opgetekend. Het troostboek van het einde laat zien, hoe de Koning der koningen en de Heere der heren overwonnen heeft en de overwinning behaalt. Het beest uit de zee en het beest uit de aarde worden door Hem geworpen in de poel van het vuur, waarna de satan zelf, de vader der leugen, hen moet volgen. Wie vandaag wil weten hoe het afloopt met machten, die hun eigen kracht houden voor hun god, die zette zich tot de overdenking van het boek Openbaring. Daarin wordt het troostboek bij uitstek opengeslagen...
Habakuk roept naar de hemel. De profeet strijdt met zijn God. En het is een worsteling op leven en dood. Want de eer des HEEREN is in het geding. De glans van de , sabbat is verdwenen van de aarde. En dan is er onder de hemel geen leven mogelijk. Dat wij dat verstaan, en het voor elkaar niet ontkennen of toedekken. Om dan te leven, met een opgericht hoofd, om Hem te verwachten uit de hemel, Die op aarde de hemelse Vader heeft gegeven alle eer. Alle eer! Geloofd zij Jezus Christus in eeuwigheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's