Getallen tellen niet
Jonathan nu zeide tot de jongen, die zijn wapens droeg: om en laat ons tot de bezetting van deze onbesnedenen overgaan; misschien zal de HhERE voor ons werken; want bij de HEERE is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen. 1 Sam. 14 : 6
Een geloofsbelijdenis
Getallen hebben macht. Ze suggereren waarheid. Wat de meeste mensen denken, wat de meeste mensen doen, dat zal wel het dichtst bij de waarheid zitten. Altijd al is de mens onder de indruk geweest van getallen, maar in ons moderne leven niet in het minst. De grafieken en de statistieken dreigen ons leven te gaan bepalen. De markt wordt er op afgestemd, de prijzen bepaald, d'a waarheid vastgesteld.
In onze tekst wordt de ban van het getal gebroken. Statistieken en grafieken worden om zo te zeggen met een zwaai van het bureau geveegd. Veel of weinig is ineens niet meer interessant. Het doet er ineens helemaal niet meer toe. De magische glans van het getal wordt overstraald door een andere glans. Het hcht van het geloof. Het licht van het vertrouwen op God de HEERE, Die de hemel en de aarde geschapen heeft. Bij Wie volken zijn geacht als een druppel aan een emmer, een stofje aan een weegschaal.
Die hemelse glans licht heerlijk op in het woord van onze tekst. Het is een woord van Jonathan, de zoon van koning Saul, de kroonprins. In het vorige hoofdstuk hebben we al kennis met hem gemaakt. Saul heeft een deel van zijn vaste leger onder zijn leiding gesteld. En Jonathan was het ook die de Filistijnen de handschoen heeft toegeworpen. De gedenksteen bij Geba, het schandelijk teken van Israëls knechting door de Filistijnen heeft hij in stukken geslagen.
Terwijl Saul bij Gilgal verkeert, is Jonathan met zijn wapendrager doorgedrongen in het gebied dat onder kontrole van de Fihstijnen ligt. Helemaal tot aan de bergpas, die aan de noordkant wordt beheerst door een wachtpost van de Filistijnen. Niemand kan ongezien en ongestraft die bergpas doorkomen. En dan komt zomaar ineens het plan bij Jonathan op om die wachtpost te bestormen.
Wij zouden zeggen: Hoe haalt hij het in zijn hoofd. Wat denkt hij wel. De getallen zijn nu toch wel helemaal buiten alle verhoudingen geraakt. Jonathan is maar met z'n tweeën. Hoe groot de bezetting van de wachtpost was, wist hij niet, maar hij kon zeker zijn van een behoorlijk overwicht. En bovendien die wachtpost werd toch in de rug gedekt door de duizendtallen, waarvan we gelezen hebben in het vorige hoofdstuk.
Maar getallen doen er voor Jonathan niet meer toe. Bij de HEERE is voor hem geen verhindering om door velen, of door weinigen te verlossen. Het is alsof hij tegen zijn wapendrager zegt: Tellen heeft geen zin meer. We zijn uitgeteld. Wat zullen wij ooit moeten beginnen tegen die duizenden. Maar we hoeven niet te tellen, we mogen verwachten, we mogen het verwachten van God. In principe maakt het voor Hem niet uit. Hij kan een groot leger gebruiken om Israël te verlossen. Hij kan dat ook doen met een klein leger, ja Hij kan dat d^en met ons tweeën maar. De HEERE heeft duizendtallen niet nodig. Geen grote, imponerende indrukwekkende zaken. Het onbetekenende, het kleine, datgene wat in mensenoog niets meer lijkt op te leveren kan Hij net zo goed gebruiken om Zijn werk te volvoeren en Zijn Naam te verheerlijken.
Ja, misschien moeten we wel zeggen: Hij doet dat zelfs bij voorkeur. Alle roem moet immers worden uitgesloten. Alle roem in menselijke macht en wijsheid, in menselijk kennen en kunnen. Zijn roem moet en mag overblijven.
Daarom zijn we er gelukkig aan toe, als we ook uitgerekend zijn. Uit georganiseerd. En bij de HEERE terechtgekomen. „Heere. we zijn als het ware tot niets geworden. In ons is geen getal en geen kracht, maar wat maakt het voor U ook uit. U kunt toch verlossen met veel, maar net zo goed met weinig. U bent een almachtig, een groot en heerlijk God."
Toch valt het op dat Jonathan in zijn geloofsbeliidenis niet het kleine getal gaat verheerlijken. Alsof dat pas het echte is. Nee, de HEERE kan ook door velen verlossen. Hij wil ook gébruik maken van een groot leger van geoefende soldaten. Van vele ouderlingen en diakenen, van vele christenen, die hun taak verstaan in deze wereld. We mogen ongetwijfeld dankbaar zijn als we nog over velen beschikken. Ook daarmee wil de HEERE Zijn kerk bouwen en bewaren.
Als we dan maar bedenken, dat ook bij die velen de HEERE het doet. Het grote getal brengt altijd de verleiding mee te denken, dat wij wat zijn, dat wij wat kunnen. Maar ook met velen zijn we alleen van de HEERE afhankelijk.
En als we maar nooit gaan denken dat als we die velen missen moeten, het er dan hopeloos voor staat. Dat wil Jonathan nu maar zeggen: Wapenknecht en wapenbroeder, we hebben geen groot leger, we hebben geen overmacht om de Fihstijnen te lijf te gaan, maar daarom staat onze zaak er nog niet hopeloos voor, We mogen toch alles van de HEERE verwachten. Hij kan door velen verlossen, maar Hij kan dat niet minder door weinigen.
Overmoed.?
Maar ik zou me kunnen voorstellen dat iemand aarzelt. Gaat dit eigenhjk niet te ver.? Moet je hier in plaats van over geloofsvertrouwen eerder spreken over jeugdige overmoed.? Is die Jonathan toch eigenlijk geen grote waaghals.? Hij kan de naam van de HEERE wel noemen, maar komt dat hier nu wel te pas.? Het kan wel erg gelovig lijken, maar je kunt ook God verzoeken!
Laten we eerlijk zijn, dat is een gevaar dat ons telkens weer bedreigt. We gaan geloofsheld spelen. We willen laten zien wat wij in het geloof allemaal kunnen en durven. Iedereen moet dan onder de indruk komen van ons geloof. Zo kunnen we bij ziekte de midelen verachten die God ons geeft. We zeggen dan de medicijnen niet nodig te hebben. God kan ons zo wel genezen. Nu dat kan zeker, maar of Hij het doet, is een tweede.
Wie zo onverantwoordelijk handelt, verzoekt God. We lezen ervan in het evangelie. De satan vraagt de Heere Jezus om van het tempeldak naar beneden te springen. Hij kan daarbij toch vertrouwen op de belofte Gods, dat Zijn engelen Hem op de handen zullen dragen. De Heere Jezus wordt als het ware uitgedaagd om eens te laten
zien hoezeer Hij op God vertrouwt. Maar Jezus' antwoord is: Er staat geschreven: Gij zult de HEERE uw God niet verzoeken. Dat doen we als we beloften van God gaan gebruiken om zinloze kunststukjes uit te halen. Als we de HEERE als het ware uitdagen om Zijn macht te tonen. Als we op een onheilige manier menen te kunnen beschikken over de almacht van God.
Is dat nu bij Jonathan ook zo? Laten we nog maar eens luisteren naar zijn geloofsbelijdenis. Allereerst valt op dat Jonathan de strijd tussen de Filistijnen en Israël in een bepaald kader zet. Laat ons tot de bezetting van de onbesnedenen overgaan. De Filistijnen zijn onbesneden. Israël mag het volk zijn van het verbond. Daarvan was de besnijdenis een teken. En nu zijn de Filistijnen het land dat de HEERE Zijn volk had beloofd en gegeven binnengevallen. Zeker, dat was een oordeel van de HEERE over Zijn volk. Maar daarmee gingen de Filistijnen niet vrijuit.
Ze hebben „stout" Gods erfland ingenomen. Van daaruit gezien is het geen slag in de lucht als Jonathan het van de HEERE verwacht. Hij had toch Zelf nog betuigd bij het afscheid van Samuël, dat Hij Zijn volk niet zou begeven en niet zou verlaten om Zijns groten Naams wil. In de strijd tegen de Filistijnen heeft Jonathan grond om het van de HEERE te verwachten. Die grond ligt niet in hem zelf. Die grond ligt in de trouw van God aan Zijn volk. En als het daarover gaat kunnen we dan van de HEERE ooit teveel verwachten? Moeten allen die geloven zich juist niet beschuldigen daar nog veel te weinig van te verwachten? Er zijn ook nu nog onbesnedenen genoeg. Materieel en geestelijk. Zichtbaar en onzichtbaar. Wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden en de machten in de lucht, de oversten dezer eeuw.
Maar dat is toch een hachelijke strijd. In de kerk niet, in ons gezin niet, in ons eigen hart en leven niet. God wil het voor Zijn volk en erfdeel opnemen. En het laatste geheim daarvan ligt toch in Zijn genadige verkiezing. Hij doet het om Zijn grote Naam.. En om die grote Naam mogen ook wij veel verwachten.
Dan is er nog iets. Jonathan zegt tegen zijn wapendrager: Misschien zal de HEERE voor ons werken. Merkt u het? Jonathan beschikt niet over de HEERE God. Zo van natuurlijk zal Hij dat doen. Dat spreekt toch vanzelf. Daar is Hij toch voor? Alle automatisme is Jonathan vreemd. Soms krijgen we de indruk dat mensen zo met de HEERE God om willen gaan. Als je maar bidt, dan zal Hij je wel beter maken. Daar is Hij toch voor? Stel je voor van niet. Beseffen we dan wel wie we zijn? En beseffen we wel Wie God is? Wij zondige en nietige mensen. Hij de eeuwige soevereine en majesteitelijke God. Zullen wij Hem dan in ons spoor dwingen, voor onze kar spannen? Als we naderen tot God blijft er toch altijd het geheim, de huiver.
jonathan belijdt dat de HEERE het kan. Hij kan door velen en door weinigen verlossen, maar of Hij het doet dat is een tweede. Dat ligt in Hem. Dat kunnen wij niet afdwingen. Misschien zal de HEERE voor ons werken.
Toch moeten we dat misschien ook weer niet verkeerd verstaan. Als of het dan toch een lot uit de loterij wordt. Een kansje, een - hoopje. Neen in dit misschien strekt jonathans zich vertrouwend en verwachtend uit naar God. Het is een misschien dat de HEERE vrijlaat, maar Hem tegelijkertijd aangrijpt om hulp en bijstand. Het is een misschien dat zich vastklemt aan Zijn genade en trouw en dat dan toch ook niet kan denken dat de HEERE niet zal helpen, niet zal uitredden en niet zal verlossen.
Er zijn nog altijd mensen die leven met die lot-uit-de-Ioterij gedachte. Je moet maar afwachten of God je genadig wil zijn. Misschien, ja misschien. En wat werkt dat uit? Niets. In doffe gelatenheid brengen mensen hun leven door. Bij Jonathan is het anders. Dat misschien werkt geen doffe gelatenheid uit. Het zet hem in beweging om in de Naam van de Heere de Filistijnen aan te vallen.
En dan is er nog een derde. In biddend vertrouwen werpt Jonathan zich op de HEE-RE. De getallen zijn haast tot nul gereduceerd. Maar de heerlijkheid Gods staat levensgroot voor Hem. Flij kan verlossen. En het mag toch van Hem verwacht worden. Maar zal Hij het ook willen? Ter bevestiging van zijn vertrouwen vraagt Jonathan aan de HEERE om een teken.
Nee, het is toch geen overmoed van Jonathan, maar geloofsmoed. Geloofsmoed die zoekt naar een teken ter bevestiging Het is eigenlijk ook zo onmogelijk en zo onbegrijpelijk. Denkt u maar aan Gideon. Die moest de Midianieten verslaan, maar hij zag het ook helemaal niet zitten. En toch dc engel had gezegd: De HEERE is met u, gij strijdbare held. Maar het was zo moeilijk. En zo was er ook bij hem de vraag om een teken.
We kunnen een teken vragen uit ongeloof. God moet mij maar eens bewijzen dat Hij bestaat. Dan krijgen we geen ander teken dan de Farizeeën en de Schriftgeleerden. Een Zoon des mensen, vernederd tot in de dood. Je kunt ook een teken vragen omdat je zonder de HEERE niets kunt en wilt beginnen, omdat je alles van Hem nodig hebt. Het lijkt allemaal zo moeilijk, zo onmogelijk. HEERE help mij, doe een teken mij ten goede.
Zo is Jonathan helemaal afhankelijk van de almacht en van de genade van God. En zo verheerlijkt de HEERE Zijn eigen Naam. Want de wachtpost wordt veroverd en de Filistijnen met grote schrik bevangen.
Verlossing
Wie in Hem gelooft, komt niet beschaamt uit. Want bij de HEERE is goedertierenheid en bij Hem is veel verlossing. Ja, bij Hem is de verlossing van al onze ongerechtigheden.
We keren nog een keer terug naar dat wonderlijke woord van Jonathan. Bij de HEERE is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen .De HEERE kan zelfs verlossen door maar één. ja. Hij heeft verlost door maar één. Maar dan zijn wel alle menselijke mogelijkheden op niets uitgelopen. Dan zijn alle menselijke getallen uitgevallen. Jesaja schrijft heel indringend dat God toezag van de hemel-of er nog iemand was. Maar er was niemand. Niemand die voor de gerechtigheid riep, geen voorbidder meer. Geen Jonathan, geen David, of wie dan ook. Allen tezamen afgeweken en onnut geworden. Laten we het maar erkennen. We liggen met al onze christelijkheid op een grote hoop. Wij zijn .goddeloze en zondige mensen, meer niet. In die onmogelijkheid is God afgedaald. Heeft Zich Zijn arm heil beschikt. Hij heeft er Zelf een gegeven om verlossing teweeg te brengen. Verzoening van de toorn Gods. Betaling van onze onbetaalbare schuld.
Die Ene moest het opnemen tegen een helse overmacht. Alle machten van de duisternis hadden het op Hem voorzien. En Hij is maar alleen overgebleven. Jonathan had zijn wapendrager nog. Van de Heere Jezus geldt dat zij Hem allen verlaten en van Hem gevloden zijn. En toen Hij zocht naar een teken van Gods gunst bleef de hemel gesloten en tastte Hij in het donker rond. En toch kon en wilde Hij niet terug. Toch ging Hij de donkere diepten van de dood in.
Bij God is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen. Hij kan zelfs verlossen dóór Eén. Hij heeft verlost door Eén. Niet door een kampvechter met opgeheven zwaard en wapperend vaandel.
Hij heeft verlost door Eén, die Zichzelf vernederd heeft, de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbende. Hij heeft verlost door Eén die Zich heeft vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel. Als het gaat over Gods kunnen moeten wij zeggen dat het geheim daarvan het heerlijkst openbaar komt als Christus hangt aan het kruis. God kan en wil zo onmachtig zijn als deze kruiseling. Bij Hem is geen verhindering om te verlossen, om zo te verlossen van alle zonde en van alle schuld.
Brandofferen, noch offer voor de schuld Voldeden aan Uw eis noch eer.
Toen zeid' Ik: „Zie Ik kom, o HEER', De rol des bocks is met Mijn Naam vervuld.
Mijn ziel, U opgedragen, Wil IJ alleen behagen,
Mijn Iiefd' en ijver brandt; Ik draag Uw heü'ge wet, Die Gij de sterv'ling zet, In 't binnenst' ingewand.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's