De profetie van Habakuk
(6)
„...maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven". Hab. 2:1-4
Het gezicht, dat Habakuk gezien heeft, brengt de openbaring Gods tot een enkelvoudige uitspraak terug: ...maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven". Zo is er in het jodendom de overlevering, dat de 613 geboden en verboden, die Mozes aan Israël gegeven heeft, kunnen worden samen-, gevat in dit ene woord van Habakuk over de rechtvaardige, die leeft door zijn geloof. Wat is hier vanuit de grondtekst „geloof"? In het Hebreeuws klinkt het woord door, dat wij in het „amen" kennen. En de Heidelberger heeft de juiste uitleg gevat: Amen" wil zeggen: et zal waar en zeker zijn. Waar en zeker! Vast en zeker! Zo staat er — om een voorbeeld uit de Schriften te geven — van de handen van Mozes, tijdens de strijd tegen Amalek, dat deze „vast" waren (Ex. 17 : 12). Zijn handen waren „amen" staat er eigenlijk: tandvastig en betrouwbaar. De rechtvaardige, die leeft door zijn geloof, heeft zich vast en zeker gehecht aan de gegeven belofte van God. Hij leeft door zijn standvastigheid — en dat is geen verdienste! — vanuit het gegeven Woord des HEEREN.
Belangrijk is vervolgens ook om het verband, waarin Habakuk dit woord laat klinken, goed te bewaren. Het gegeven verband in de Schriften is altijd de onmisbare klankbodem voor het afzonderlijke Schriftwoord.
En hier in het bijzonder: de profeet ziet de goddeloze, in de gestalte van de Chaldeeër, wiens ziel zich verheft (vs 4) en hij ziet hoe deze trouweloos handelt bij de wijn en een trots man is (vs 5). En dit gezicht op de goddeloze wordt letterlijk doorbroken door het gezicht op de rechtvaardige. Heel in het kort. Werkelijk zoals een bliksemflits de donkere nacht doorklieft. Een moment is er door de nacht heengezet het intense hemellicht. Zó hebben we dit woord van het leven van de rechtvaardige te horen. En vooral te zien. Als in het voorbijgaan, als in een ondeelbaar ogenblik. Maar zo onaards in helderheid, zo indringend als een flits van hemellicht. Er zijn momenten, waarin op aarde heel de openbaring van de Eeuwige als in een enkele zin is gevat. En hier is zulke samenvoeging van de onmetelijke rijkdom van de kennis Gods in een enkele zinsnede. Een simpel woord...
Maar het is vernomen al de eeuwen door. En het meest nabij is het nu, om te zoeken hoe in het Nieuwe Testament dit woord van Habakuk gehoord is. Dat is altijd weer een bron van louter vreugde — in vertroosting en bestraffing — om te mogen opvangen hoe de Schriften met elkaar in gesprek zijn. Wanneer de Geest dat te horen geeft...
Tot driemaal toe wordt het woord van de profeet aangaande de rechtvaardige, die leven zal door zijn geloof, in het Nieuwe Testament opgenomen.
En dat begint bij de opmaat tot de inhoud van de Romeinenbrief. „Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een ieder, die gelooft, eerst de Jood, en ook de Griek. Want de rechtvaardigheid Gods wordt erin geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: aar de rechtvaardige zal uit het geloof leven" (Rom. 1 : 16, 17). Het Evangelie van Christus is een kracht van God, is als dynamiet, zo horen we eigenlijk klinken vanuit het Grieks. Dat is de kracht van de levende God: ich zó te hebben gegeven. Zie, het Lam van God, Dat de zonde der wereld wegneemt. Zie ook het Lam, staande, als geslacht. En dit Evangelie, dat als dynamiet gelegd wordt onder ons leven, is nu juist een kracht tot zaligheid, tot redding uit doodsgevaar. Daarin wordt de rechtvaardigheid Gods geopenbaard. Van Luther weten we, in zijn terugblik over zijn werken in 1545, dat hij dit woord rechtvaardigheid eerst verstond als die gerechtigheid, krachtens welke God rechtvaardig is en de zondaren als onrechtvaardigen straft. Een actieve en eisende gerechtigheid dus. Het licht ging over hem op, toen hij mocht inzien dat hier sprake is van een passieve gerechtigheid, namelijk die ons geschonken wordt, krachtens welke de barmhartigheid Gods ons rechtvaardigt door het geloof. Het Hebreeuwse woord, dat hier op de achtergrond staat, laat dat ook horen: et is een gerechtigheid, die helpt en schenkt en heil brengt. Het is gerechtigheid, die met barmhartigheid verbonden is. En dat heeft alles te maken met de openbaring van de God van Israël: ij is een rechtvaardig Rechter, maar dat is Hij altijd als Koning, Die ook barmhartig is. Immers, Hij is de God des verbonds, Die de verbondstrouw bewaart. Juist in de barmhartigheid Gods gaat het altijd rechtvaardig toe. En déze rechtvaardigheid wordt in het Evangelie geopenbaard. Om geloofd te worden. Eerst door de Jood, en ook door de Griek. Zoals geschreven is: e rechtvaardige zal uit het geloof leven. Uit de inhoud dus van het geloof: it Evangelie van Christus. Bij de apostel wordt het woord van Habakuk dus zo opgenomen, dat de nadruk komt te liggen op de inhoud van het geloof. Wanneer de rechtvaardige leeft uit het geloof, wat gelooft hij dan? Dan leeft hij geheel uit de gegeven belofte Gods in Jezus Christus, die als dynamiet onder zijn eigen leven gelegd is. Met andere woorden: et Evangelie is de enige grond om op te staan, de enige bron om uit te leven. En zó leeft de rechtvaardige. Dat nu is in de diepste zin: even te noemen.
De tweede maal, dat het woord van Habakuk verschijnt, is in de brief van Paulus aan de Galaten: En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven" (Gal. 3 : 11). Door de wet, door het doen van de geboden op zich wordt niemand rechtvaardig voor God. Dat is openbaar. Zo kan een mens vanaf de aarde zichzelf niet omhoog werken tot voor de troon van God. Zo zal een rechtvaardige niet leven. Die zal leven uit het geloof, uit
het geloofsvertrouwen. En dat is geen werk te noemen. Dat is de diepe levenshouding van de vreze Gods, die aan al het doen beslissend voorafgaat. Leven, en dat in de diepste zin van eeuwig leven, kan de mens slechts in vertrouwen, in geloof in Jezus Christus, „Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden..." (Gal. 1:4).
Niet door het doen van de geboden op zich, maar door het geloof in God staat de mens in de rechte verhouding tot God.
Ten derde — komt het woord van Habakuk terug in de brief aan de Hebreeën: Want: og een zeer weinig tijd en Hij, Die te komen staat, zal komen en niet. vertoeven. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven..." (Hebr. 10 : 37, 38).
Hier gaat het over het volk van God onderweg. Hier staat het leven van de gemeente in het teken van het vermanen van elkaar, „en dat zoveel te meer, als gij ziet, dat de dag nadert" (Hebr. 10 : 25).
Dé dag nadert! Nog een heel korte tijd, en dan zal Hij komen. Onmiskenbaar vindt de apostel deze oproep tot volharding terug in de profetie van Habakuk: zo Hij vertoeft, verbeid Hem...". En met het oog op de komst des Heeren leeft de rechtvaardige uit het geloof. En hier, zo kunnen we opmerken, is het geloof nauw verbonden met de hoop. Geloven is hier een zich uitstrekken naar de dag van Christus. En daarbij geldt het: iet achter te blijven, zich niet te onttrekken. Steeds te blijven zien op „de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus..." (Hebr. 12 : 2).
Daarom gaat het hier: wanneer iemand zich onttrekt, dus niet blijft meetrekken met het volk van God onderweg, dan heeft Mijn ziel — zegt God — in hem geen behagen. Op de volharding tot. het einde komt het aan. In dat vertrouwen te leven en dat te melden in het lied: de hoop, de gegronde en vaste hoop op God, Die het beloofd heeft en de Getrouwe is. Zie, zó verschijnt het woord van Habakuk in de Hebreeënbrief, als onafscheidelijke metgezel van de levende hoop...
Op deze wijze werklinkt Habakuk's profetie drievoudig door het Nieuwe Testament heen. En de toon blijft doorklinken, ook in onze oren nu. Wij leven — en dat spreken we telkens voor elkaar uit — voor onze ervaring in een kanteling der tijden. De grote afval zien we rondom ons, en ontmoeten we — niet te vergeten — diep in ons eigen bestaan. Ook wij zien dagelijks de gestalte van de chaldceër, opgeblazen, hoog van de toren blazend. En in onze angst stellen we ons te weer. Horen en zien vergaat ons dikwijls daarbij. Het schijnt alsof de brute macht met macht beantwoord moet worden. Maar zo zwijgt de tegenstander niet.
Er is een geheim. Het werd eeuwen geleden Habakuk, de profeet, toebetrouwd. En het heeft de eeuwen verduurd en het zal de tijden verduren. Zie, in een wereld bezwaard van duisternis alom, een lichtflits door de nacht heen. Een woord van onaardse vrede: de rechtvaardige zal leven. Door zijn geloofsvertrouwden. Als een licht in de duisternis is dit woord, waaruit een intense rust straalt. Nee, geen berusting of lijdelijkheid in heidense zin, in harmonie met onze natuur en afkomst. Een openbaring is het van de levende God. De God niet van filosofen, maar de God van Abraham, Izaak en Jacob. Welk een vrede straalt door dit woord heen. Te leven, adem te halen, het hart te voelen kloppen in verwachtend leven door het laatste van de dagen heen. Te leven in vertrouwen, en dat te melden in een lied: Zijn lof te zingen, zelfs in de nacht. Immers — Eén is ons voorgegaan, door de nacht heen. En in die nacht is Hij niet voor altijd ten ondergegaan. Maar Hij is er doorheengegaan tot in een ongekend nieuwe morgen... En daarom valt er — dank zij de Geest van Christus — te leven. Te leven door het geloof...
Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewis komen...
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's