Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof èn Wedergeboorte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof èn Wedergeboorte

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

(9)

De wedergeboorte in de Dordtse Leerregels

Bij velen leeft de gedachte dat met name in de Dordtse Leerregels, of de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten, er een ander wedergeboortebegrip gehanteerd wordt dan bijv. bij Calvijn, en in zijn reformatorisch spoor, onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het bezwaar dat velen tegen de Dordtse Leerregels op dit punt inbrengen is, „dat de Dordtse vaderen veel meer de aandacht richten op de wedergeboren mens, op dit instorten van nieuwe hoedanigheden, waardoor de door de Reformatoren met afschuwverworpen leer der ingestorte genade, weer binnengesmokkeld zou zijn". (A. D. R. Polman, De Nederlandse Geloofsbelijdenis 3, blz. 113).

Hèt verschil zou dan hierin bestaan dat Calvijn en de Ned. Geloofsbelijdenis stellen: de mens wordt wedergeboren door het geloof terwijl in de Dordtse Leerregels de wedergeboorte aan het geloof voorafgaat.

Men verwijt dan ook de Dordtse Leerregels dat zij de band tussen Woord en Geest verslappen, en wel zodanig, dat de Geest buiten het Woord om de nieuwe aanvang van de méns stelt. We kunnen, nog steeds volgens de krirtiek op de Dordtse Leerregels, deze opvatting laten voor wat ze is, en rechtstreeks terugkeren naar de opvatting van de Reformatie.

Wat hiervan te zeggen? Het valt niet te ontkennen dat velen, die menen dat de wedergeboorte zonder, of buiten het gepredikte Woord tot stand komt, zich daarvoor op de Dordtse Leerregels beroepen.

Naar twee kanten wil ik vragen of zowel

het eerste verwijt, als ook het tweede beroep terecht is. Is er werkelijk sprake van een tegenstelling tussen beide formulieren van enigheid? En geven de Dordtse Leerregels aanleiding tot een ingrijpende verschuiving, die fatale gevolgen meebrengt voor de praktijk der godzaligheid?

De enige weg om hier tot een juist antwoord te komen is om te luisteren naar wat de artikelen zelf over de wedergeboorte naar voren brengen. Uitvoerig wordt over de wedergeboorte gesproken in het derde en vierde hoofdstuk van de vijf Artikelen.

De inzet

Het derde en vierde hoofdstuk heeft als opschrift: „Van des mensen verdorvenheid en bekering tot God en de manier van deze".

Artikel 1 zet in met de belijdenis dat de mens „van den beginne naar het beeld Gods is geschapen". Volmaakt goed en „geheel heilig". Door het oor te lenen „aan het ingeven des duivels", is hij vrijwillig van God afgeweken". De gevolgen waren allerverschrikkelijkst. Ze worden aangeduid met woorden als „blindheid, schrikkelijke duisternis, ijdelheid, een verkeerd oordeel in zijn verstand, boosheid, wederspannigheid in zijn wil en hart, onzuiverheid in al zijn genegenheden".

Tegenover de pelagiaanse-arminiaanse gedachte, als zou er in de mens na de val nog iets goeds zijn overgebleven, dat aan zijn eeuwig behoud dienstbaar kan zijn, benadrukken de Leerregels de totale doodstaat van de mens. Want de Schrift leert ons dat „we onbekwaam zijn tot enig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in de zonden en slaven der zonde".

En willen noch kunnen tot God niet wederkeren, noch hun verdorven natuur verbeteren, noch zichzelven tot bekering daarvan schikken, zonder de genade van de wederbarende Heilige Geest" (Art. 3).

Goed lezen laat zien dat de onwil de onmacht voorop gaat. De juiste volgorde is we willen niet en daarom kunnen we niet. Bekering is en blijft het werk niet van mensen, maar w 7 ordt tot stand gebracht door de genade van de wederbarende Geest.

Na de val heeft de mens enige kennis van God, een natuurlijk besef van God weliswaar behouden, maar zaligmakende kennis is dit niet. (Art. 4).

God gaf ons de Wet der Tien Geboden tot ontdekking van de grootheid onzer zonde en tot overtuiging van onze schuld. Maaide Wet wijst het herstellingsmiddel niet aan, en verleent geen enkele kracht om uit de ellendigheid te kunnen geraken. (Art. 5).

Door de Wet verkrijgen we geen zaligmakende genade (idem).

Is in artikel 3 de genade van de wederbarende Heilige Geest als enig middel tot bekering genoemd, art. 6 gaat daar uitvoeriger op in. „Het geen dan noch het licht der natuur, noch de Wet doen kan, dat doet God door de kracht des Heiligen Geestes en door het Woord of de bediening der verzoening, welke is het Evangelie van de Messias, waardoor het God behaagd heeft de gelovige mensen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament zalig te maken."

Voor ons onderwerp is van groot belang er op te wijzen dat ook in de Dordtse Leerregels gesteld wordt dat de wedergeboorte plaats vindt door de Heilige Geest en door het Woord beide.

De Heilige Geest en het Woord worden in één adem genoemd. En als gesproken wordt over de bediening der verzoening, dan ligt m.i. bij het Wóórd de nadruk op de prediking van dit Woord. Het is op zijn minst opmerkelijk dat op deze verbinding van Geest en Woord telkens wordt teruggegrepen. En al w 7 ordt in artikel 6 eerst de Heilige Geest genoemd en daarna het Woord, dan wil dit helemaal niet zeggen dat de Geest afgezonderd van het Woord, maar juist door middel van het Woord, en vooral het gepredikte Woord de zondaar wederbaart. De prediking van het Woord neemt er zelfs de eerste plaats in.

In artikel 8 wordt ons duidelijk gemaakt dat de roeping van de zondaar primair geschiedt door het Evangelie. „Door de bediening des Evangelies worden wij geroepen en zo komen zondaren en worden zij bekeerd". (Art. 10).

We moeten ook volgens de Dordtse Leerregels aan de eenheid van Woord en Geest in het werk der wedergeboorte vasthouden. Ik zou dit nog kunnen illustreren aan de verschillende uitspraken van diverse afgevaardigden ter Dordtse Synode; aan de hand van citaten uit „De Acta of Handelingen der Nationale Synode". In al die citaten komt het tenslotte hierop neer, en ik vat nu samen in een uitspraak van de rechtzinnige Nassausche en Wetteravische Kerken: „De Heilige Geest houdt deze orde in de bekering des mensen. De predikatie des Evangelies gaat voor, waarmede God van de mens eist geloof en goede werken. Deze dingen eisende door de predikatie des Woords, zo wordt, door de inwendige werking des Geestes in de harten der uitverkorenen ingestort de deugd des geloofs. De mens, daarmee begiftigd zijnde, brengt de daden des geloofs voort, en gedreven zijnde van de Heilige Geest, werkt hij." En de theologen van Bremen stelden duidelijk: „Deze heilzame genade bedient God door het Woord en door de Geest." Onbegrijpelijk en ook onbillijk is dus de kritiek op de Dordtse Leerregels, zoals ik hierboven aanhaalde, dat men in Dordt de band tussen Woord en Geest deed verslappen, alsof zij leerfden dat de Geest, buiten het Woord om, de nieuwe aanvang in de mens stelt.

Het tegendeel is met de stukken aan te tonen. En als men toch meent dat de Heilige Geest buiten het Woord om de mens wederbaart, dan kan men zich hiervoor allerminst op de Dordtse Leerregels beroepen. Men moet dan wel weten dat men onherroepelijk in geestdrijverij terecht komt, en in dopers vaarwater zich begeeft.

Ja maar, werpt iemand tegen: er staat toch maar in artikel 11 „dat de Heilige Geest nieuwe hoedanigheden in de wil des mensen instort" en in artikel 14 dat het „geloof — de mens metterdaad wordt mede-

gedeeld, ingegeven en ingestort" hiervan te zeggen? — Wat

Na de inzet komen we nu tot de omschrijving van:

De wedergeboorte zelf

In de eerste plaats is het geen exegetische methode om woorden en begrippen los te maken uit hun verband. En dit kan gemakkelijk plaats vinden als we woorden als „instorten" of „ingeven" uit de Dordtse Leerregels op zichzelf gaan lezen. Natuurlijk spreken de Dordtse Leerregels van instorten en ingegeven. De vraag is wel op wélke manier doen zij dat.

Zullen we dit eens nagaan uit de meest bekende artikelen 11 en 12? Regel voor regel lezen wij, en daar tussen door lichten we het een en ander toe. Eerst artikel 11.

„Voorts wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, of de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen hun het Evangelie uiterlijk doet prediken..." Niet alleen. Dit betekent toch niet zonder? Het betekent wel: zo begint God, Hij begint met de uiterlijke prediking van het Evangelie. Daar zet de bekering mee in. Dat kan en mag nimmer als van minder betekenis, opzij worden geschoven.

Nu wisten ze in Dordt ook dat die uiterlijke prediking van het Evangelie, hoe zeer onmisbaar, niet genoeg was en is. Prediking die niet méér zegt dan allen aanzeggen dat het heil er is, en dat het voor iedereen is, en dat je dat zélf moet gaan geloven, doet een beroep op de vrije wil van de mens en is in wezen remonstrants.

Het pneumatologisch aspect, het werk van de Heilige Geest blijft buiten beschouwing. Daarom belijden wij naar het Woord wat we vervolgens lezen: „dat (God) het verstand krachtiglijk door de Heilige Geest verlicht". Die verlichting geschiedt door Woord en Geest. „Opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden de dingen die des Geestes Gods zijn." Twee dingen worden hier nauw samenverbonden. Prediking van het Evangelie en verlichting met de Heilige Geest. Beide vallen onder het „niet alleen".

En zo werken Geest en Woord samen, of liever zó werkt de Geest door het Woord, dat er ook een „maar ook" op volgt. Wil het tot wedergeboorte komen dan moet er iets meer gebeuren. En dat gebeurt dan ook. We lezen verder: „Maar Hij, (dat is God) dringt ook in tot de binnenste delen des mensen, met de krachtige werking van dezelfde wederbarende Geest". Laat nu de Heilige Geest ineens het Woord los en gaat Hij buiten het Woord om zelfstandig te werk? In het licht van het voorgaande is dat niet vol te houden.

De Heilige Geest dringt wel in in de binnenste delen van de mens, maar het verband maakt duidelijk dat Hij dit doet dóór en mèt het Evangelie.

„En zo opent Hij het hart dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is." Alweer toch door middel van het Woord, de enige sleutel die op het gesloten mensenhart past, de enige hamer die de steenrots te morzel slaat, het enige zwaard des Geestes waardoor Hij het hart besnijdt. Welnu in dit kader staat dan de instorting, waarover nogal verwarring heerst.

„In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden, en maakt dat die wil, die dood was levend wordt; die boos was goed wordt; die niet wilde nu metterdaad wil; die wederspannig was gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt die wil alzo, dat hij: als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen." Zo werkt de Geest middels het Woord en middels de prediking van het Woord op het hart van de mens in.

Hier tekent zich ook af de strijd waarin onze Dordtse vaderen zich bevonden. Zij legden grote nadruk op de vernieuwing van de wil, op de levendmaking van de wil, niet omdat die buiten het Woord om plaats vindt, maar omdat de remonstranten van die vernieuwing van de wil niet wilden weten. Hun leer van de vrije wil is een tekort doen aan het radicale en vrije genadewerk Gods.

Daarom vervolgt ook artikel 12: „En dit is de wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de doden, en levendmaking waarvan zo heerlijk in de Schriften gesproken wordt."

Let op de vele benamingen die de wedergeboorte in de Schrift meekrijgt, 't Is blijkbaar in één woord niet te vatten vanwege de goddelijke rijkdom. „God werkt haar zonder ons in ons". En weer wordt de uiterlijke prediking als noodzakelijk ter sprake gebracht. „En deze (wedergeboorte) wordt in ons niet teweeg gebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen."

Weer moet ik zeggen: „niet alleen" betekent nooit zónder. Ik hoef dit niet te herhalen. Niet de mens beslist of hij wedergeboren wil worden ja dan nee. Dat kan zo leven bij diegenen die aan de uiterlijke prediking genoeg hebben. Niet alzo de ware gelovigen. Zij weten van „een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare en onuitsprekelijke werking, dewelke naar het getuigenis der Schrift (die van de Auteur van deze werking is ingegeven) in haar kracht niet minder is, noch geringer dan de schepping of opwekking uit de doden". Wilt u er goed op letten dat er wel gesproken wordt van gans bovennatuurlijk, wonderbaar, verborgen, onuitsprekelijk enzovoort, maar niet van onbewust? Want het gaat „alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtig wedergeboren worden en metterdaad geloven". Je kunt dit „metterdaad geloven" als vrucht van de wedergeboorte zien, en dan blijf je in het spoor van Calvijn, enerzijds. Maar we hebben ook het anderzijds van Calvijn sterk benadrukt dat we door het geloof wedergeboren worden. En er kan niets op tegen zijn dat we dit „metterdaad geloven" óók in dit licht lezen.

Want gaat het om de vraag wat wordt er nu bij de wedergeboorte ingestort? Een hebbelijkheid om te geloven of de dadelijkheid van het geloven? En dan zie ik de Dordtse Leerregels duidelijk gaan in het spoor van de Reformatie inplaats van erva» af te wijken.

Zeker als we doorlezen en opmerken wat er in artikel 14 staat. „Zo is dan het geloof een gave Gods; niet omdat het aan de vrije wil des mensen van God wordt aangeboden, maar omdat het de mens metterdaad (daadwerkelijk, H. V.) wordt medegedeeld, ingegeven en ingestort". Dus God schenkt door Geest en Woord het gelóóf waardoor wij wedergeboren worden. En Hij, dat is God alleen, brengt in de mens teweeg beide de wil om te geloven en het geloof zelf".

En zo gezien en gelezen is er meer overeenstemming tussen de opvatting van de wijze waarop we wedergeboren worden in de Ned. Geloofsbelijdenis, en diezélfde opvatting ervan in de Dordtse Leerregels, dan men wel eens veronderstelt. Al erken ik ook zeer zeker dat er accentsverschillen zijn, maar die zijn niet van dien aard dat we ze mijlenver van elkaar zich zien verwijderen. Het accentsverschil is hoogstens dat in de Dordtse Leerregels meer aandacht gevestigd wordt op de eerste vernieuwende daad van de Heilige Geest, zoals gezegd tegenover het remonstrantisme, dat die vernieuwing niet aan God, maar aan de vrije wil van de mens toeschrijft.

Dat zij spraken zoals zij het deden was geen afbuiging van het reformatorisch belijden, maar een voortzetten en uitwerking van de eens getrokken lijn. Zeker de Confessie legt meer nadruk op het ruime wedergeboortebegrip, dat zich doorzet in de heiligmaking. Maar daar hebben ze in Dordt ook oog voor gehad, al blijft het wel meer op de achtergrond. Zij spreken toch ook van een goede boom die vruchten van goede werken voortbrengt, (art. 11).

Ik zou de woorden van Dr. Polman willen onderstrepen die met het oog op deze zaak stelt „dat van enige discrepantie tussen de N.G.B. en de D. Leerregels geen sprake is".

Twee voorbeelden mogen tot bewijs hiervan strekken. Ten eerste in de N.G.B. noch in de D. Leerregels gaat de wedergeboorte buiten het Woord om, maar geschiedt zij dóór Woord en Geest. „Alzo is het ook, dat de voormelde bovennatuurlijke werking Gods, waardoor Hij ons wederbaart, geenzins uitsluit, noch omstoot het gebruik des Evangelies, hetwelk God tot een zaad der wedergeboorte en tot een spijs der ziel verordineert heeft".

Wie Woord en Geest scheiden wil hoeft mij niet te geloven, maar verneme slechts de waarschuwing uit de Dordtse Leerregels zelf: „Alzo moet het ook nu ver van daar zijn, dat degenen die anderen in de gemeente leren, of die geleerd worden, zich zouden vermeten God te verzoeken door het scheiden dier dingen, die God naar Zijn welbehagen heeft gewild, dat zij samengevoegd zouden blijven." En met die dingen bedoelen zij Woord èn Geest.

Vervolgens vinden we evenmin grond in de Dordtse Leerregels voor de gedachte dat we wedergeboren worden buiten het geloof in Christus om. En dat kunt u lezen in artikel 13. „Ondertussen stellen zij (de wedergeborenen n.1.) zich daarin gerust dat

zij weten en gevoelen, door deze genade Gods, met het hart te geloven en hun Zaligmaker liefhebben". Dit is toch een andere weg dan uit onderscheiden kenmerken en gevoelens concluderen ik ben wederom geboren. Hen E^jbelser weg.

W.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Geloof èn Wedergeboorte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's