Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profetie van Habakuk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profetie van Habakuk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(7)

„ Want de aarde zal vervuld worden, dat zij de heerlijkheid des HEEREN bekennen, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken." Habakuk 2 : 5-14

Habakuk heeft antwoord van de hemel gekregen: de rechtvaardige, zie, zal door zijn geloof leven. En de goddeloze, zie, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem. En dan legt Habakuk vervolgens het wezen van de goddeloze open. Daar is hij geroepen profeet voor. En zo horen we hem een vijfvoudig „wee" uitroepen over degene, die zijn eigen kracht houdt voor zijn god. We vernemen nu hoe Habakuk de geesten beproeft, of ze ook uit God zijn:

„En ook omdat hij trouweloos handelt bij de wijn..." De woorden zijn vanuit het Hebreeuws niet gemakkelijk weer te geven hier, maar zoveel is zeker duidelijk, dat de Chaldeeër — wellicht hier in de koning vertegenwoordigd - trouweloos handelt bij de wijn en vanwege de overdaad aan wijn. Drankzucht kan immers met zich brengen een trouweloze en onbetrouwbare instelling. Daarbij — zo vervolgt de profeet — is de Chaldeeër een trots man, die in zijn woning niet blijft. Nee, thuis blijft hij niet, maar trekt er in zijn hoogmoed op uit, en dat ver weg, om weer andere volken te onderwerpen, „om erfelijk te bezitten woningen, die de zijne niet zijn". Daarbij doet hij zijn ziel wijd open als het graf, en is hij gelijk de dood, die niet zat wordt. Zó trekt hij er op, onverzadigbaar als het graf. „De hel en het verderf worden niet verzadigd", zegt immers het boek der Spreuken (Spr. 27 : 20). Zoals het graf nooit genoeg heeft, zo heeft de Chaldeeër er nooit genoeg van om heidenen en volken tot zich te verzamelen.

Gaat deze roofzucht dan altijd en ongehinderd door? „Zouden dan niet deze allen van hem een spreekwoord opnemen, en een uitlegging der raadselen van hem? En men zal zeggen: Wee hem..." Over de Chaldeeër in zijn brute macht wordt door de overwonnen volken een spreuk aangeheven. Het gaat om een spreekwoord, een soort raadselspreuk, een gelijkenis. De bedoeling van zulke spreuk kan zijn, dat enige spot erin doorklinkt: de macht van de Chaldeeën is tóch niet onbeperkt. En dan volgt het spreekwoord, in vele variaties en herhalingen ook. Over de goddeloze wordt een vijfvoudig „wee" uitgeroepen. Om te beginnen: „Wee hem, die vermeerdert hetgeen het zijne niet is... Het eerste „wee" geldt de mateloze hebzucht en veroveringsdrang. Nee, niet het geluk, maar het ongeluk wordt uitgesproken over de Chaldeeër, die de wereld overspoelt, snel als de avondwolven. Steeds meer wij hij hebben, steeds méér: goederen en mensen worden uit verre streken naar Babyion gesleept. En dat: hoe lang? Hoe lang nog? Wee hem, die op zich laadt dik slijk. Deze woorden kunnen we zo verstaan: de Chaldeeër ligt als bedolven onder allerlei geroofde goederen. Hoe lang...?

Maar dan plotseling: „Zullen niet onvoorziens opstaan, die u bijten zullen, en ontwaken, die u zullen bewegen, en z.ult

gij hun niet tot plundering worden? " Onverwacht horen we van een omgekeerde beweging. De onderworpen volken staan op, werpen het juk van de Chaldeeën van zich af. Én nu zijn zij het, die plunderen: namelijk hun bezetters. Fel is hun aanval. Ze bijten en ze bewegen de Chaldeeën, zodat deze vol schrik de vlucht nemen. De daden, die de Chaldeeën op hun geweten hebben, keren o> p hun eigen hoofd terug.

En omdat de Chaldeeën vele volken beroofd hebben, zullen alle overgebleven volken de Chaldeeën beroven. Een omgekeerde beweging komt tot stand. De onderdrukte volken beginnen terug te slaan. En dat is vanwege het bloed, dat vergoten is, vanwege het geweld, dat stad en land ondergaan hebben.

En dan volgt het tweede „wee" over de onderdrukker. „Wee hem, die met kwade gierigheid giert voor zijn huis..." Wee degene, die onrechtmatige winst zoekt voor zijn huis. Zo wordt nu het rijk van de Chaldeeën vergeleken met een huis, dat door allerlei kwade en ontoelaatbare praktijken groot is geworden. Maar het is een kwaad', dat vergaderd wordt. Het zal de Chaldeeër slecht bekomen. En in de hoogte stelt hij zijn nest. Zoals de roofvogel hoog in de bergen het nest bouwt, hoog in de rotsen, zodat niemand erbij kan komen. Zo veilig en onbereikbaar meent de Chaldeeër zijn rijk te hebben gebouwd. Hoog en droog! En op die wijze meent hij bevrijd te zijn uit de hand van het kwaad.

Maar — „Gij hebt schaamte beraadslaagd voor uw huis". Over het hooggebouwde huis heeft de goddeloze zelf schande gebracht. Door vele volken namelijk uit te roeien, heeft hij: gezondigd tegen zijn ziel. Het hoge gebouw blijkt gefundeerd' te zijn op de ondergang van vele volken. En dat betekent, dat de nationale ondergang van de Chaldeeërs aanstaande is. En dan volgt een sprekend beeld, dat nog steeds betrekking heeft op het huis, dat op bloed en onrecht gebouwd is: „Want de steen uit de muur roept, en de balk uit het hout antwoordt die." De steen en de balk in dit huis zijn er getuige van geweest hoe die huis gebouwd is: namelijk gefundeerd op onrecht en op bloed. En dat roepen ze elkaar toe: de steen en de balk. Zij zijn hier getuigen, die de aanklacht tegen de Chaldeeën uitroepen...

En dan volgt voor de derde maal het „wee": Wee hem, die de stad met bloed bouwt, en die de stad met onrecht bevestigt!" De Chaldeeër wordt nu voorgesteld als een machtig stedebouwer. Maar de stad is met bloed gebouwd. Dit doet ons denken aan het onvoorstelbare gebeuren dat beschreven staat van Hiël, die Jericho bouwde: op Abiram, zijn eerstgeboren zoon, heeft hij het gegrondvest, en op Segub, zijn jongste zoon, heeft hij zijn poorten gesteld" (1 Kon. 16 : 34). We kunnen ook denken aan de steden in Egypte, die door Israël gebouwd werden, toen het volk als slaven verkeerde in het diensthuis. Zo bouwden de Chaldeeën met behulp van de vele gevangenen als slaven nieuwe steden. Gefundeerd — letterlijk — op bloed en op onrecht ...

Maar dan wordt — eindelijk — de hand van de levende God zichtbaar. „Ziet, is het niet van de HEERE der heerscharen, dat de volken arbeiden ten vure, en de lieden zich tevergeefs vermoeien? " Zwoegen van de morgen tot de avond: et is immers vergeefs, zo de HEERE niet het huis bouwt? En dit huis en deze stad worden niet door God gebouwd. Zie, en dan is alles — uiteindelijk — opgebouwd voor het vuur. Wanneer zo menselijk alles wordt gebouwd, gefundeerd op bloed en onrecht, dan is dat maaksel voor het vuur bestemd uiteindelijk. Het grote „vergeefs" staat er dan boven geschreven. We denken aan het woord van de apostel Petrus aangaande het vuur: Maar de hemelen, die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden voor het vuur bewaard tegen de dag des oordeels, en der verderving der goddeloze mensen" (2 Petr. 3 : 7). Maar — wat houdt dan wel stand? Wat is er, waarvan niet het woord „tevergeefs" zal gelden?

En dan mag de profeet het schouwen, dw r ars door de donkerheid van de eeuwen heen. Hij ziet het licht van het komende koninkrijk van God aan de horizon der tijden doorbreken: Want de aarde zal vervuld worden, dat zij de heerlijkheid des HEEREN bekennen, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken." Vervuld zal de aarde worden, vol — niet van donkerheid en nacht, zoals de Chaldeeën die over de aarde brengen. Maar vol zal de aarde zijn van de kennis van de heerlijkheid des HEE-REN. Zó vol als de wateren de zee bedekken. Zoals Jesaja, een andere profeet, het geschouwd heeft: Men zal nergens leed doen noch verderven op de ganse berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken" (Jes. 11 : 9).

Zo mag de profeet door de zwarte muur van bloed en onrecht heen zien. En wat hebben wij — in onze dagen — een behoefte aan zulke gezichten, zulke doorzichten. Soms zijn we zo klein geworden in onze gedachten, zo besloten van benauwdheid in onszelf, dat we menen dat uiteindelijk alles aankomt op het behoud van de enkele ziel. En dan schrijven wij gemakshalve heel de wereld' en heel de schepping maar af. God echter kan daarmee niet tevreden zijn, Hem gaat het werkelijk om de aarde onder de hemel. Zoals in den beginne. Hein gaat het om een nieuwe aarde onder een nieuwe hemel. Uiteindelijk. Ja, het gaat de God van Israël om een aarde, die vol zal zijn van de kennis van Zijn heerlijkheid. En w 7 ij — wat mogen we hierbij ons nu voorstellen?

Om te beginnen stemmen we in met het apostelwoord: , dat wij allen gezondigd hebben en dat wij de heerlijkheid Gods missen. De glans van Gods heerlijkheid valt dan bij ons in een diepe en akelige afgrond. Er keert geen glans terug, er is geen weerspiegeling van de heerlijkheid Gods tot meerdere glorie van Zijn — nooit genoeg volprezen — Naam...

Wat heeft Habakuk nu mogen zien? De heerlijkheid Gods — welke betekenis is daaraan in de Schriften gegeven? Het ene woord hecht zich aan het andere om ons maar duidelijk te maken dat de levende God een heerlijk God is. Wanneer we het woord heerlijkheid — in het Hebreeuws „kabood" — in oorsprong beluisteren, dan horen we de klank van: ets dat zwaar is, iets dat gewicht heeft. En dan vervolgens: at iemand gewicht geeft, iemand gewichtig maakt, aanzien geeft. Hoe zullen we het gewicht van de God van Israël kunnen omschrijven? Zulk een beschrijving — zonder te kunnen doorgronden — geeft het Psalmwoord: Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen..." (Ps. 97 : 3). De heerlijkheid Gods is licht, alleen maar licht. Stralend, verblindend. In God is immers geen duisternis. God is enkel licht...

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De profetie van Habakuk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's