Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hogere winst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hogere winst

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Doch de godzaligheid is een groot gewi met vergenoeging. Want wij hebben niet in de wereld gebracht, het is openbaar d wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. Maar als wij voedsel en deksel hebben wij zullen daarmee vergenoegd zijn." 1 Timothcüs 6 : 6—8

Een groot gewin

De dwaalleraars menen dat de godzaligheid een gewin is. Gewin wil zoveel zeggen als: een winstgevend zaakje. De predikers die de apostel om hun leer bestrijdt, worden ontmaskerd als mensen die het puur om winstbejag begonnen is. Ze stropen de gemeenten af overal heen, met veel vertoon en verve, maar het is alleen om er zelf beter van te worden. Menende dat de godzaligheid een gewin is. Dr. Koopmans merkt in dit verband op: „Sinds de dagen van Simon de Tovenaar zijn ze nooit geheel uitgestorven die uit het lidmaatschap van de kerk enig voordeel weten te trekken... men kan in de kerk en in de christelijke politiek een benijdenswaardige carrière maken."

Wijk af van dezulken, zegt Paulus. Zo is de godzaligheid geen gewin. Wee de predikers, wee de gemeenten die voet geven aan dit goddeloze en godonterende bedrijf. Maar dan direkt daarna zegt Paulus: „Dóch de godzaligheid is een groot gewin met verge-n noeging". Hier is een woordspeling in het s geding. De valse Ieraars trienen dat de god-at zaligheid een gewin is. Wel, zegt Paulus dan, dat is ze ook. Een groot gewin zelfs n, met nog iets erbij ook: vergenoeging wat betekent tevredenheid.

Alleen... deze winst ligt niet in geld verklaard. Er valt aan de kerk niet te verdienen. Er wordt in de kerk wel veel gekregen: genade bij God in Christus. Daar gaat het om. En daarmee komen we terecht bij dat woord 'godzaligheid'. Het woord 'godzalig' is wel uitgelegd en verstaan als: vol van God zijn. Godzaligheid is dan de situatie waarin de mens vol van God is.. Dat is niet hetzelfde als vol van de godsdienst zijn. Je kan vol van de godsdienst zijn en toch leeg van God. Vol van God wil zeggen: vervuld zijn van de tegenwoordigheid Gods, delen in de gunst en in de gemeenschap van God. De godzalige is een door Gods Geest vernieuwd mens. Zijn leven wordt gekenmerkt door godsvrucht. Het draagt vruchten uit God door Christus. Hij is een mens die in alle dingen de Heere nodig heeft. Niets kan en niets wil zonder de goedkeuring van God. Hij is nergens mee tevreden als hij de gemeenschap met de Heere zou moeten missen. Liever alles en allen kwijt dan de Heere kwijt.

Vol van God. Dat is nogal wat. Bent u dat? Van nature zijn we dat allerminst. Dan zitten we vol met alle mogelijke dingen en zaken maar zijn we leeg van God. We zijn vol van onze kinderen, vol van ons werk, vol van onszelf. Goed begrijpen, godzalig zijn wil niet zeggen dat je dan niets meer om je kinderen geeft of je werk verwaarloost of je bedrijf laat verlopen. De vraag is: waar ligt de keus van ons hart. Vier en twintig uur van de dag vol zijn van God, dat is op de aarde niet mogelijk. Dat zal alleen in de hemel het geval zijn. En daarom verlangt een godzalige daar soms naar. Om eeuwig bij de Heere te mogen zijn. Daar hebt u iets van de winst die de godzalige kent. De godzaligheid is een groot gewin, heeft een grote winst. Paulus bedoelt daar uiteraard niet mee dat godzalig zijn een middel is om op een makkelijke manier rijk te worden. Nee, het gewin, de winst ligt op een ander vlak, op een ander niveau. De godzalige is geestelijk rijk. Hij is deelgenoot en erfgenaam van de gehele en volkomen zaligheid. Hij bezit een schat, een weelde zo groot dat al het aardse goed erbij in het niet zinkt. Wie zal de rijkdom op z'n juiste waarde taxeren van

de mens die God tot z'n deel heeft.

Wie God kent, die heeft alles. Alles voor dit leven en alles voor het toekomende leven. De almachtige Schepper van de hemel en de aarde is zijn Vader. God de Zoon is zijn oudste Broeder en door Christus is hij een mede-erfgenaam van God. Door God gezet in de rij van koningen en prinsen. Hij heeft de Heilige Geest tot zijn leidsman en trooster en die Geest laat het hem aan niets ontbreken. Een groot gewin. Niet maar een beetje winst, maar een grote winst. Wat een ruil. Al onze ongerechtigheden op Christus gelegd en van Hem ontvangen gerechtigheid en een recht op het eeuwige leven. Wat een winst! Kennen we deze winst? Ze wordt veelal ons bezit in de weg van grote armoede voor God. In de weg van een geestelijk bankroet, van een hopeloos faillissement. Zalig waar ons zo deze winst ten deel valt. Een groot gewin met vergenoeging. Met tevredenheid, wil dat zeggen. Vergenoeging. Het is genoeg hebben aan. Tevredenheid. De Kanttekeningen bij de Staten Vertaling schrijven: „Een gemoed dat genoeg heeft en tevreden is met hetgeen hem de Heere verleent, welke vergenoegdheid ook zelf uit de godzaligheid spruit; want die Christus heeft, die heeit alles."

Vergenoeging. Dat is genoeg hebben aan God. Genoeg hebben aan Christus. Tevreden zijn met wat de Heere geeft en met wat de Heere doet. Het is een schat bezitten in de hemel waar de mot en de roest niet verderft en waar de dieven niet bij kunnen. Arm zijn we als we niet weten: rijk te zijn in God. Wie de Heere heeft, die heeft alles. Maar wie de Heere mist, al zou hij alles hebben op aarde, die mist toch alles. Arm zijn we als we niet weten wat het zeggen wil: rijk te zijn in God. We jagen achter geld en goed en genot. En nooit zeggen we: nu is het genoeg. Daarom zijn we zo weinig tevreden mensen, omdat zo weinig gekend en beleefd wordt: ik heb mijn God en dat is me genoeg, voor eeuwig genoeg.

Daarmee tevreden

Paulus toont dan aan waarom er voor de godzalige alle reden is om vergenoegd, om tevreden te zijn. „Want wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmee vergenoegd zijn."

Laten we er ons leven aan toetsen en onze levensinstelling eraan afmeten. We zullen daarmee vergenoegd zijn. Daarmee, staat er. Dat zijn voedsel en deksel. Eten en drinken, een kleed om aan te trekken en een dak boven je hoofd. Wie dat bezitten mag, die hoort tevreden te zijn. Er is niet zoveel nodig om tevreden te zijn. Voedsel en deksel. Weet u waarom, vraagt de apostel? Wel, we hebben niets in de wereld gebracht. We bezaten niets toen we geboren werden. Naakt en hulpbehoevend, schreiend zijn we in de wereld gekomen. Niets, letterlijk helemaal niets, brachten we mee, nog niet eens voedsel en deksel.

En, schrijft Paulus, het is openbaar, het is duidelijk dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. Zoals we geboren zijn, zo moeten we ook weer sterven. Ons huis kunnen we niet meenemen, want daar is geen plaats voor in ons graf. Onze klerenkast gaat niet mee, slechts een doodshemd wordt ons aangedaan. Onze landerijen nemen we niet mee, alleen een paar scheppen grond bedekken ons stoffelijk omhulsel. Onze effekten en spaarbrieven blijven op de bank, alleen de schuldbrief achtervolgt ons tot over het graf naar de rechterstoel van Christus zo ze niet voor ons door Christus aan het kruis is gehecht.

We hebben niets in de wereld gebracht en het is een uitgemaakte zaak dat we ook helemaal niets van wat we hier het onze pleegden te noemen zullen meenemen als we uit de wereld gaan. Niets van wat ons zo na aan het hart lag. Niets van wat ons zo in opwinding deed geraken. Niets van alles waar we dagen en jaren lang om hebben gezwoegd en waarvan we soms nachten wakker lagen. Alleen een paar planken, een doodskleed en een stukje grond van één bij vier meter op de dodenakker, dat is het einde van alles wat we op aarde bezaten.

Wat een ontnuchtering zal het zijn als we dan zo voor God moeten verschijnen, vol van de wereld die we moesten achterlaten en leeg van God die we nooit leerden kennen. Wat zal dat een ontnuchtering zijn. Als de rijkdom van de wereld waar we zo achteraan hebben gejaagd ons voor eeuwig in de steek laat. Wat een ontnuchtering als onze winst alleen maar uit geld bestond. Dan wordt het een eeuwig verlies. Want de prijs der ziel is met geld niet te betalen. Het kleed waar God ons op aanziet, is in geen winkel te koop. En ons aardse huis, hoe prachtig ook, is wat anders dan een plaats in het Vaderhuis.

Misschien zegt u: dat weet ik allemaal best. We kunnen niets meenemen. Waarom hangen we er dan zo aan en haken er zo naar? Omdat we geen flauw idee hebben van wat het betekent: de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging.

De wisseling van het jaar die we hebben beleefd, herinnerde ons aan de tijdelijkheid van ons leven. Hebben we deze winst gemaakt in het voorbije jaar?

Als we voedsel en deksel hebben. Dat zijn de eerste voorwaarden voor een menswaardig bestaan. Voedsel is wat je nodip hebt om in leven te blijven. Deksel, dat is je kleed en je huis. Kijk, zegt de apostel, als je die twee dingen nu maar hebt, dan kan een mens tevreden zijn. Wij leven in een land waar we aan voedsel en deksel nog geen gebrek hebben. We hebben allemaal zelfs meer. En het valt niet mee om in te moeten leveren. Zo zijn we aan dat 'méér' gewend geraakt. Maar met voedsel en deksel zou het ook gaan. Het zou kunnen. Want als we elke dag voedsel hebben, sterven we niet van de honger. En als we een dak boven ons hoofd hebben en kleren om aan te trekken, dan hoeven we niet om te komen van de honger. Tevreden.

Wie het nodige heeft, dient tevreden te zijn. Wie meer begeert, voor hem is het eind zoek. Waar ligt dan de grens? Dan is het de ene dag dit en de volgende dag weer wat anders. Begeren, niet tevreden zijn met wat je hebt, is een rusteloze zaak. Het oog wordt niet verzadigd van zien en het oor niet van horen. En nu wil onze tekst zeggen: dat is bij een godzalige anders, tenminste als hij op z'n plaats is. Want ook hij kan in de strik van de begeerte vallen. Waarom? Omdat hij van zichzelf zo'n tevreden mens is of omdat hij een simpele inslag heeft? Neen, maar omdat hij geleerd heeft wat hier staat: we hebben niets in de wereld gebracht dan alleen maar zonde en schuld. Nergens recht op. Op voedsel en deksel nog niet eens. Alles wat ik meer heb dan de dood is al genade. Dan proeven we in het kleinste beetje al de gunst en de zegen van God. Want als ik kreeg naar wat ik verdiende, lag ik in de onderste delen van de hel. Daar is mijn plaats als God naar recht met me handelde. En als ik dan toch voedsel en deksel heb, wat een wonder. Wat ben ik dan toch nog rijk. Zeker vergeleken met onze grote Meester.

Hem Wien alles toebehoorde, die met goddelijke eer en heerlijkheid bekleed was, die het Zichzelf geen roof hoefde te achten Gode evengelijk te zijn, heeft dat alles afgelegd en heeft de dienstknechtsgestalte aangenomen. En nu mag ik nog meer hebben dan Hij. Want ik heb nog brood maar van Hem lees ik dat Hij hongerde. Ik heb nog een dak boven mijn hoofd, maar van Hem lees ik dat Hij moest klagen dat Hij nog niet eens een steen had om Zijn hoofd op neer te leggen. Ik heb nog een kleed, Hij hing naakt aan het kruis. Hij riep 'Mij dorst'! Zijn klederen werden verdobbeld. Op Hem ziende leren we tevreden zijn met voedsel en deksel. Ze zijn door Hem voor mij verdiend. Ik proef in de hap brood die ik eet Gods gunst. Verworven door het Brood uit de hemel nedergedaald.

W.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Hogere winst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's