Marcos
KOL-OMMETJE
De Filippijnen gelijk die dromen. Monden vol van lachen, de tongen zwaar beladen met gejuich. Marcos, de tyran, moest ruimen. Man en macht ineens uitgeweken, Zijn abdicatie — vrijwillige afstand van waardigheid — hing in de lucht. Om nog even terug te gaan naar de vorige zin: Hoe vrijwillig is vrijwillig in zo'n situatie? De familie vluchtte mee, halsoverkop. Natuurlijk de heerser, die als vele machthebbers gedragen op prachtige verwachtingen begon, heeft het ernaar gemaakt. Maar voor de kindertjes gebaad in super luxe is het een overgang. Ook al worden ze nu bepaald niet gedompeld in bittere armoe en ergste ontbering. Een wentelwiek hing in de lucht boven het weelderig wonen en, zie, de goudvinken waren gevlogen. Kroisos de schatrijke koning van Klein-Azië zo heel lang geleden wist het. Rijkdom garandeert geen bestendig geluk en voor hij gestorven is hoef je geen mens gelukkig te heten. Een drama van de hoogsten van ons. Al schieten er nog wel kostbare kruimels over, wanneer macht een verslaving is als andere roesgevende middelen dan is een zo rauwe ontwenningskuur geenszins gemakkelijk. Wie nooit zo hoog is opgeklommen kan zich ook moeilijk ten volle voorstellen wat het is zo diep te vallen.
Gedeelde smart zal weinig soulaas brengen. Wij denken aan de onlangs verjaagde Haïtiaan Baby Doe. Eerder de sjah van Perzië. Nog veel langer geleden de voor ons land zo bekende Duitse keizer in Doorn. Napoleon op Sint Helena. Het is een vlugge greep. De hele geschiedenis langs zouden er bladzijden met namen zijn op te schrijven. En nog zijn deze allen bevoorrechten. Anderen in soortgelijke omstandigheden ontkwamen niet aan een bloedbad. Denk aan de czarenfamilie in Rusland in 1917 en aan de koninklijke familie van de Bourbons tijdens de Franse Revolutie. Agur kende de ellende waaraan het hele mensdom in zijn peilloze val ten prooi viel grondig, toen en zo vaak hij bad: Armoe of rijkdom geef mij niet. Zeker niet die armoe die op rijkdom volgen kan.
Die stout zijn op hun macht, heeft Hij versmaad, veracht, gestoten van de tronen. Het is velen overkomen. Terecht óf als stank voor dank. Het is immers een eigenaardig verschijnsel dat de uitersten
, , verwacht een and'ren heer" (Vondel, Gijsbreght)
elkaar soms zeer gevoelig raken. Wijlen professor Van Rhijn — wiens hoogbejaarde broer de vroegere minister in oorlogstijd kortgeleden overleed — wees er eens op. De bedelaars houden de hand op, maar ook voor de belangen en voor de uitbreiding van het hoogste Koninkrijk, dat der hemelen, moet gebedeld worden. Zo ontmoeten elkaar de verdrevenen van de troon. De éne verjaagd vanwege zijn rechtvaardigheid en de andere uit hoofde van ten hemel schreiend onrecht. Zo overkomt koningen, stadhouders en zelfs kerkvorsten en reformatoren. Moest Calvijn niet gedwongen Genève verlaten? Kerkvaders ook, wanneer wij de historie verder ophalen. Sommigen mochten terugkeren en niet altijd als vaste regel die verbannen waren om redenen van hun rechtvaardigheid. Wie kan Gods wereldbcleid doorgronden? Dit hartverscheurend leed is breed uitgemeten in Vondels, Gijsbreght van Aemstel laatste bedrijf. Einde: „Vaer wel, mijn Aemsterland, verwacht een and'ren heer".
Het voorbeeld uit de Bijbel is koning David. Verdreven van de troon door zijn ontaarde zoon. Toch beleed hij in de revolutionaire verdrijving niettemin eigen zware schuld. Lees eens de opschriften boven de eerste tien hoofdstukken van het tweede boek van Samuël. Wat een voorspoed en hoeveel zegen. De berg kon niet wankelen in eeuwigheid. En dan vanaf het eerste vers van het elfde hoofdstuk is het voortdurend wee. „Doch David bleef te Jeruzalem". Daarmee begon alle ellende, daarmee begon het dat het zwaard niet wijken zou. In volle wapenrusting overviel de verzoeking de man die tegen de avondtijd opstond van zijn rustbed. „En David ging op door de opgang der olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden en hij zelf ging barrevoets". Sommigen hebben daarover gepreekt in de barre oorlogsjaren. Als u zich nog herinnert.
Wij kennen het nijpend leed uit onze vaderlandse geschiedenis. Zeker ons volkslied zingt van tyranie verdrijven, maar evenzogoed van „Daarom ben ik verdreven om land om luid gebracht". „De Prins van Oranje vertrok; moedeloos en zonder uitzicht voor zichzelven of voor het Land. Vernederd, om op Gods tijd te worden verhoogd", schrijft Groen. En later Willem V: „God heeft een twist met Nederland". En: „Deze vernedering heb ik als mens dubbel verdiend, doch niet in de waarneming mijner posten. Dwaalde ik soms, ik deed het te goeder trouw; opzettelijk benadeelde ik nooit zelfs mijn bitterste vijand. De ware bron onzer ongelukken ligt niet in de onverantwoordelijke handelwijs van zo vele Nederlanders, of in de kwade trouw van de bondgenoten, maar in de nationale zonden en ongerechtigheden."
Nog eenmaal David. David ging op door de opgang der olijven. Dan lezen wij terzijde in de Statenvertaling. Olijven, „die op de Olijfberg bij menigte stonden". Op die Olijfberg is eens geweend en geleden. Vanwege de zonde der wereld. Soms lijkt het alles zo onwezenlijk ver en vreemd in relatie tot het wéreldgebeuren. Tot alle volken en landen. Toch is het geen kunstig verdichte fabel. Er is verzoening voor de zonden. Niet alleen voor de onze. Ook voor de zonden van de gehele wereld. De vraag is niet of wij het bevatten kunnen. Bevat dit ons? Dat is de zaak.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's