Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus’ vrienden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus’ vrienden

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Filémon en Onésimus

Ditmaal stel ik twee vrienden van Paulus tegelijk aan u voor: Filémon, de heer en Onésimus, de slaaf. Paulus en Timotheüs schrijven samen een briefje aan Filémon te Colosse. Deze Filémon is met Paulus in aanraking gekomen, werd tot het geloof gebracht en had daarna zijn ruime woning beschikbaar gesteld voor de samenkomsten van de Gemeente van Christus te Colosse.

Paulus noemt Filémon dan ook: e geliefde en onze mede-arbeider. Mede-arbeider, hetzij in het prediken van het Evangelie, of: dat hij hetzelve door alle goede dienst hielp bevorderen, gelijk in zulke zin ook vrouwen zo genoemd worden." (Rom. 16 : 3) (kanttekeningen).

Paulus richt zijn schijven mede aan Appia de geliefde en aan Archippus onze medestrijder en tevens aan de huisgemeente te Colosse.

Appia is waarschijnlijk de vrouw geweest van Filémon en Archippus hun zoon. (Col. 4 : 17). De zaak waarover de brief handelt, gaat ook Appia als vrouw des huizes zeker aan. De aanleiding tot dit schrijven is deze, dat Paulus in zijn gevangenis in Rome een weggelopen slaaf heeft leren kennen n.1. Onésimus. Om welke reden hij de vlucht nam wordt niet bekend gemaakt. Zeker niet omdat hij niet goed zou worden behandeld door zijn meester.

Filémon was christen geworden zodat de behandeling, die de slaven ondervonden, veel vriendelijker en menswaardiger moet zijn geweest dan van vele andere bij andere families. Ondanks dit ontbrak hun één ding: de vrijheid! Had Onésimus de christenen horen spreken over vrijheid.? Of... nam hij aanstoot aan het geloof van zijn meester.? Hoe dan ook... op een bepaald ogenblik nam hij de kans waar er vandoor te gaan, waarschijnlijk met medenemen van enig, zijn meester toekomend, geld om onderweg in leven te blijven. Hij was niet de enige slaaf die er tussen uitkneep. Dat gebeurde heel vaak. Van tijd tot tijd werd een klopjacht op weggelopen slaven geopend. Zulk een vlucht bracht dus grote risico's met zich mee. Bij voorkeur ging zulk een vluchteling naar een grote stad. Ondergedoken in de massa werd de kans om gegrepen te worden een stuk kleiner.

Onésimus trok van Colosse naar Rome. Het is daar, dat hij met Paulus in aanraking komt. Op welke wijze weten we niet. Misschien was hij mede-gevangene of kwam hij werkzaamheden verrichten of bezocht hij de apostel omdat hij bij zijn meester van hem gehoord had. Hoe het zij... Paulus grijpt de gelegenheid die hem geboden wordt aan om de jongeman, die God op zijn weg plaatste, het Evangelie der zaligheid te verkondigen. Onder deze prediking ontsluit de Geest het hart van Onésimus en wordt hij tot het geloof in Christus gebracht. Er ont

staat tussen de bejaarde, gevangen Paulus en de jonge weggelopen slaal een band. Een band, niet slechts van vriend tot vriend, maar als van vader tot zoon. Zó innig en hicht is deze band dat Paulus Onésimus zijn „kind" noemt dat hij in zijne , .banden" geteeld heeft. De ongehuwde, kinderloze Paulus, oud en zwak, verlaten in de gevangenis, hij heeft in Onésimus een geestelijke zoon gekregen, die voor hem „zeer nuttig" is, die hij liefheeft, die hij „zijn eigen hart" noemt. Welk een vreugde voor hem, de „gevangene van Christus", die in de banden voor het Evangelie lijdt, deze jongeman te hebben als steun, gezelschap, aanspraak. Hoe goed ook komt het hem van pas dat hij Paulus allerlei diensten bewijst.

Is het echter wel geoorloofd dat Paulus Onésimus bij zich houdt? In stille uren denkt Paulus over het geval na. Allengs wordt het hem duidelijk: Onésimus hoort niet bij hem maar bij Filémon. De weggelopen slaaf behoort bij zijn wettige meester. Hoe zwaar het hem ook valt... Paulus brengt het offer. Nog één ogenblik denkt hij er aan of het niet mogelijk is dat Onésimus hem dient in de plaats van Filémon: „denwelke ik wel had bij mij behouden, opdat hij mij voor u dienen zou in de banden des evangelies" (vers 13), dat is zegt de kanttekening: „in uwe plaats, als die zijn dienst houden zou of deze door u zelf gedaan ware". Paulus kan hem zo goed gebruiken, hij is hem „zeer nuttig". Maar dit denkbeeld laat hij los. Wat recht is moet geschieden. In gehoorzaamheid brengt hij het offer en zendt zijn „kind" terug naar zijn wettige heer. Tot geruststelling van Onésimus schrijft hij de aanbevelingsbrief aan Filémon. Met deze brief vertrekt Onésimus naar Colosse, begeleid door Tychicus ook een mede-arbeider van de Apostel.

Keurt Paulus met dit terugzenden van Onésimus de slavernij goed? Is slavernij dan niet een zeer te verwerpen instelling? De afschaffing van de slavernij in Amerika vorige eeuw zal toch ieder weldenkend mens goedkeuren? Discriminatie is toch uit de boze?

Maar dan: fschaffing van heersende misstanden heeft tijd nodig. Moet een proces van rijping doormaken. In die tijd werd de slavernij als een natuurlijke zaak beschouwd. De maatschappij bestond uit vrijen en slaven. Petrus noch Paulus hebben geëist dat de slavernij radicaal zou worden afgeschaft. Dat was ook niet mogelijk. Het zou een sociale revolutie hebben ontketend zonder weerga. De bezittingen van de heren bestond vooral uit slaven. En voor de slaven zelf was er zonder hun heren geen bestaansmogelijkheid. Een weggelopen slaaf kon op geen enkele wijze iets bereiken, noch voor zichzelf, noch voor anderen. Het Evangelie is niet allereerst als een sociale, maar als een godsdienstige boodschap in de wereld gekomen. Maar de in het evangelie gepredikte beginselen brengen heer en knecht tesamen en heffen op de duur misstanden als slavernij op. Paulus tast het beginsel van de slavernij aan doordat hij predikte, dat Filémon en Onésimus broeders waren. Wat onmogelijk scheen, wordt door het Evangelie mogelijk. In Christus is noch dienstknecht, noch vrije. (Gal. 3 : 28). Beiden hebben God tot hun Vader, omdat Christus hun Heere en Heiland is. Wanneer dat zo is, is op de duur de slavernij niet te handhaven.

In deze aanbevelingsbrief die bestemd is voor Filémon en zijn gezin, maar ook voor de gehele gemeente die te zijnen huize samen komt, beveelt de apostel niet, zoals hij had kunnen doen, maar verzoekt op grond van de liefde, Onésimus, zijn weggelopen slaaf weer vriendelijk op te nemen. Paulus zet zijn verzoek kracht bij door te wijzen op zijn leeftijd en gevangenschap, (vers 9).

Onésimus (zijn naam betekent „nuttig") was zijn meester onnut, want hij was weggelopen, had misschien ook iets ontvreemd. Maar had hij voorheen zijn naam oneer aangedaan, voortaan zal hij voor zijn meester echt van nut zijn. Nu is: „nuttig", na zijn bekering „zeer nuttig" geworden. Filémon krijgt een ander mens terug. Voor een verloren slaaf krijgt hij een broeder in het geloof terug.

In voorzichtige termen wijst Paulus zijn vriend en broeder in Christus op de leiding van God: „Want veellicht is hij daarom voor een kleine tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben" (vers 15). De kanttekenaren tekenden hierbij aan: „eeuwig, dat is zijn leven lang, want dewijl hij nu een vroom christen geworden was. zo zou hij er niet aan denken om wederom weg te lopen of zijn heer ontrouw te zijn."

De nieuwe vertaling heeft hier: „want hij is misschien daarom een tijdlang weg geweest, omdat gij hem voorgoed zoudt terughebben..."

Zo kwam uit verlies winst voort. Laat Filémon dan zijn lijfeigene niet straffen, maar ontvangen of het Paulus zelf was die tot hem kwam. Mocht Onésimus zijn meester door diefstal schade hebben berokkend, dan wil Paulus dit vergoeden. Rij dezen tekent hij ervoor! (vers 19a).

Al is dit eigenlijk de omgekeerde wereld! Filémon toch dient wel te bedenken dat zijn debet bij Paulus ook groot is. Hij heeft immers voor zijn geestelijk leven zóveel aan Paulus te danken, dat hij eigenlijk zichzelf ten dienste van de Apostel moest stellen.

„Opdat ik u niet zegge, dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt" (vers 19b). „n.1.", zeggen de kanttekeningen: „omdat ik door mijn prediking en onderwijzing u tot Christus bekeerd en behouden heb, om welke grote weldaad gij niet alleen uw goederen, maar u zelve mij schuldig zijt. En daarom behoort gij deze betaling van mij niet te begeren."

Op bescheiden wijze laat Paulus de verwachting doorschemeren, dat Filémon meer zal doen dan Paulus durft te vragen n.1. deze slaaf, die hem nu een broeder geworden is, vrijlaten, (verzen 14 — 17 en 21).

Zo leren wij uit deze kleine brief Paulus kennen èn zijn vrienden: Filémon de heer, bij wie Paulus hoopt te komen logeren als hij zelf naar Colosse komt (vers 22) en Onésimus de slaaf... „de geliefde broeder". Zo straalt uit dit korte, particuliere epistel ons tegen: een goede vriendschap tussen deze drie. Ook hier blijkt, dat men juist uit brieven iemands karakter het best leert kennen.

B.

H. H.

Verbetering

In het artikel over Lucas werd door een drukfout over „genadeloze" ontferming geschreven. De oplettende lezer(es) zal begrepen hebben dat dit moest zijn „gadeloze" ontferming.

H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Paulus’ vrienden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's