Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vraaq naar God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vraaq naar God

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben de vorige keer gezien dat we ons nog zo gemakkelijk niet van het bestaan van God kunnen afmaken. Er zijn allerlei vragen te stellen bij de argumenten en motieven, die daartoe zouden gelden.

We draaien nu de zaak om. We gaan nu zien wat er zo al aan „bewijzen" vóór het bestaan van God is aan te dragen. De aanhalingstekens die ik hier plaatste lopen vooruit op de vragen die er bij het gebruik van de term bewijs te stellen zijn. Maar dat laten we nog even rusten. Van oudsher zijn er bewijzen voor het bestaan van God aangedragen. Op grond van allerlei argumenten meende men tot de onomstotelijke konklusie te kunnen komen dat er wel zo iets moet zijn als God. We vinden dat al bij griekse wijsgeren als Socrates, Plato en Aristoteles. Toen het christelijk geloven in konfrontatie met deze grieks-romeinse beschaving tot bezinning kwam zijn veel van hun argumenten overgenomen. Met name in de middeleeuwen is dat in de christelijke theologie uitgebouwd tot een welgeordend systeem.

Anselmus, die we al eerder noemden is onder meer bekend geworden door zijn ontologisch Godsbewijs. Van Thomas van Aqunio, 1225 —1274 kennen wij de „vijf wegen" om te komen tot het bestaan van God. Ook voor de Reformatie blijven de Godsbewijzen min of meer hun geldingskracht behouden. Fundamentele kritiek er op werd pas geleverd door de Duitse wijsgeer Kant, 1724—1804. Sindsdien worden

de Godsbewijzen in christelijk-theologische kring nogal verschillend gewaardeerd. Sommigen kennen er een zekere waarde aan toe, anderen moeten er niets van weten. Ze zouden samenhangen met een natuurlijke theologie die het bederf van de ware Godskennis betekent.

Na dit zeer summiere historische overzicht willen we ons er nu inhoudelijk mee bezighouden. We volgen daarbij min of meer de indeling die H. Bavinck geeft in zijn Gereformeerde Dogmatiek, deel II, blz. 55 vv.

Eerst zijn er de bewijzen die uitgaan van het bestaan der dingen. Laten we maar eenvoudig zeggen, de wereld om ons heen. Die moet toch ergens vandaan gekomen zijn. Elke beweging veronderstelt toch een beweger. Maar zo moet er dan toch een eerste beweger zijn. Of anders gezegd, elke oorzaak veronderstelt toch zelf ook weer een oorzaak. Maar dan moet er toch een allereerste oorzaak zijn, waarvan alles afhankelijk is.

Het is duidelijk dat hier verondersteld wordt dat er geen oneindige reeks van oorzaken kan zijn. Maar op grond waarvan dit verondersteld wordt komt er niet uit. Men kan hoogstens zeggen dat het gevoel of het besef leeft in ons mensen dat er toch ergens een dragende grond moet zijn. Dat we toch ergens deel zijn van een zinrijk geheel. Dat alles toch niet even los en onsamenhangend kan zijn. Wie echter enigszins op de hoogte is van wat er in onze kuituur al zo omgaat, weet dat een dergelijk besef allerminst gangbaar is. Inderdaad zijn er mensen, jonge mensen, die geen enkel verband meer zien, geen dragende grond. Een mens zou niet meer zijn dan een verschietende ster. Een licht, dat aan een donkere hemel even oplicht en dan weer uitdooft in het niets.

Bovendien is het nog op geen enkele manier als zeker aan te tonen dat zo'n dragende grond ook God is. Men kan daarbij ook nog het heelal invullen, of het zijn of het bestaan of de geest, of wat al niet. Als we tegen elkaar zeggen, het moet allemaal toch ergens vandaan komen, dan zegt dat nog niets over dat ergens. Dat kan nog van alles zijn.

Het tweede bewijs uit de wereld om ons heen is dat van de doelmatigheid der dingen. Vele dingen die helemaal geen kennis of bewustzijn bezitten handelen in overeenstemming met een bepaald doel dat bereikt moet worden. Er zijn allerlei processen in de natuur die duidelijk gericht staan op iets wat bereikt moet worden. We zeggen dan tegen elkaar daar moet toch wel een geweldig groot verstand achter zitten. Als voorbeeld daarbij kan dienen de geboorte van een kindje. Wat grijpt daarbij alles wonderlijk in elkaar. De processen en reakties in het lichaam van de moeder zijn van dien aard dat alles de geboorte van haar kindje dient. Met verbazing en verwondering staan we erbij. En niet weinig geboortekaartjes gewagen dan ook van de grootheid van God de Schepper.

Maar al maken dergelijke dingen op ons nogal behoorlijk indruk dat betekent nog niet dat we in het gesprek met een ongelovige hem hierdoor zullen kunnen overtuigen. Het is mogelijk dat hij z'n schouders ophaalt en zegt: Wat orde? Vind je dat nu werkelijk orde zoals het er in onze wereld aan toe gaat? Wat heeft dan een miskraam met die orde te maken? Wat heeft zo nameloos veel onschuldig leed met die orde te maken? En bovendien wie zegt ons dat die orde niet toevallig is, of gewoon langzaam maar zeker ontstaan is door het proces van uitselektie? Ik herinner mij hoe op catechisatie het gesprek ook op deze dingen kwam. Ik kwam met het bekende voorbeeld van de drukker die een handvol letters op de grond gooit met als resultaat dat er keurig een woord te lezen is. Ik hield de jongelui voor dat zoiets toch eigenlijk ondenkbaar is. En moet je daarom toch ook niet achter de orde en de doelmatigheid der dingen een geest denken die het doel heeft vastgesteld en de dingen dienovereenkomstig heeft ingericht. Eén meisje was echter op geen enkele manier overtuigd. Ze vond dat als die drukker maar genoeg keren zou gooien de kans er best inzat dat er ooit een keer een woord otp de grond zou liggen. En dat dan dus toevallig. En zo zou ook de orde der dingen toevallig ontstaan zijn.

Ik haast me overigens er bij te vertellen dat die catechisante bepaald niet een ongelovige of onverschillige indruk maakte. Integendeel, ze heeft inmiddels belijdenis gedaan en mag ook de dood van Christus als haar leven gedenken bij brood en wijn. Waarschijnlijk had haar kritische reaktie meer te maken met een haast intuïtieve afkeer van een al te redenerende trant van spreken over de dingen van het koninkrijk Gods.

Niet een ieder is dus zomaar overtuigd van een goede en schone orde der dingen. En niet voor een ieder moet die orde der dingen dan ook logischerwijze leiden tot het bestaan van God. Bovendien moeten we ons ook hier afvragen of we met de noodzakelijke veronderstelling van een oneindig verstand, een oneindige geest ook werkelijk terechtgekomen zijn bij God, zoals Hij Zich in de Bijbel openbaart.

Er zijn hier ook mogelijkheden te bedenken die daarvan zeer verschillen. En die mogelijkheden zijn ook bedacht. Daar is bijvoorbeeld het pantheïsme. Dat schuift God en de wereld in elkaar. God is de wereld. God is het bestaan. De redelijke geest die wij „god" noemen doordringt heel het bestaan. De dingen worden van binnenuit geregeld en gericht. Voor een doelmatig verloop van de dingen acht het pantheïsme ook geen bewust en kennen tegenover die dingen noodzakelijk. Ook bij ons mensen is het toch zo dat wij onbewust de dingen vaak veel doelmatiger doen dan wanneer wij erover nadenken. In krisissituaties is ons vaak geen tijd gegund om over de mogelijkheden van handelen na te denken en toch handelen we vaak efficiënter dan ooit. Achteraf verbazen we ons er over.

We breken hier af. Een volgende keer willen we nog enkele andere motieven bespreken. Het mag hier al duidelijk zijn dat de poging om het bestaan van God te bewijzen jammerlijk kan mislukken. Op de weg van argument en tegenargument blijven de laatste vragen open. Wat voor de een heel duidelijk is, blijkt dat voor de andere allerminst. Tenslotte moet hier het getuigenis van de Heilige Geest de doorslag geven.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De vraaq naar God

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's