Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

noach

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

noach

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

„...En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderdvyftig dagen." Genesis 7

De grote watervloed wordt ons in woorden getekend. Heel het hoofdstuk Genesis 7 verhaalt ons in herhaalde woorden het ene en ontzaglijke gebeuren van de zondvloed. En wellicht is het meest indrukwekkende wel het volgende. Wanneer het heeft geklonken „En de HEERE sloot achter hem toe" (vers 16) dan horen we daarna niet meer de naam van God klinken. Zijn Naam wordt in de verzen 17 — 24 niet meer gehoord. En wanneer de Naam van God niet nabij, maar ver is, dan zien we hier voor onze ogen wat er gebeurt: de schepping verzinkt in de grote vloed en al wat leeft wordt verdelgd. Wanneer God niet meer spreekt worden de dingen niet meer gedragen door het woord van Zijn kracht...

„Daarna zeide de HEERE tot Noach..." Zo zet het hoofdstuk in: met het spréken van God tot Noach. Tegenover het grote zwijgen Gods dringt de stem Gods tot Noach gericht des te indrukwekkender ons in de oren. Dat we gaan beseffen wat het spreken van God betekent! Zijn spreken is ons leven!

Noach, de ene, heeft in de ark te gaan met zijn ganse huis. Want alleen Noach heeft God rechtvaardig gezien voor Zijn aangezicht in dit geslacht. Alleen Noach. En dit zien van God is het verkiezende schouwen. In deze blik is uitgedrukt het verkiezend handelen van God. Zo zegt de HEERE tot Samuël dat Hij Zich een koning onder de zonen van Isaï heeft uit-gezien (1 Sam. 16 : 1). Noach is door God gezien als rechtvaardig: eze mens staat in de rechte ver-

houding tot zijn God en wandelt zó voor Zijn aangezicht. Temidden van een krom en verdraaid geslacht zien we zó Noach wandelen. Ja, nu zien we duidelijk: dit is de ene, die genade heeft gevonden in de ogen des HEEREN. Geen wonder dat in de vroege kerk Noach als type van de Christus gezien werd. De Ene...

En dan komen met Noach de dieren. Zie, als begin van een nieuwe schepping, die door de dood zal zijn heengedragen. Van het reine vee komen er zeven en zeven. E; n gangbare uitleg, die we terugvinden in de kanttekeningen van de Statenvertaling, zegt ons dat er sprake is van telkens drie paar dieren van elk soort, terwijl er een overblijft straks na de zondvloed voor het offer, zoals in Genesis 8 : 20 te lezen valt. Van het niet reine vee komen er telkens twee: annetje en vrouwtje.

En ook de vogels zien we toevliegen: zeven en zeven. Want nageslacht zal er blijven op de aarde...

„Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde..." Zeven dagen! Weer het getal zeven. Er valt veel te denken over de getallen, die veelvuldig vermeld worden in het verhaal van de zondvloed. Over nog zeven dagen zal God doen regenen. Let wel, er staat niet geschreven, zoals wij gewoonlijk zeggen: hèt regent. Nee, Hij zal doen regenen over de aarde. En dat veertig dagen en veertig nachten. De veertig dagen duiden de tijd van het sterven, van het einde van het leven op aarde. Veertig dagen was Mozes op de berg, zonder te eten en te drinken. Veertig dagen trekt Elia door de woestijn, en er is geen voedsel en water. Veertig dagen is Jezus in de woestijn en Hij vast. Zo duurt de waterdoop van de oude wereld veertig dagen, en dan is ze verstorven in de grote vloed. Veertig is het getal van de dagen der afsterving van de oude mens. Veertig is het getal van het leren loslaten in de dagen tussen Pasen en Hemelvaart...

Van het aangezicht van de aardbodem zal God verdelgen al wat bestaat, al wat Hij gemaakt heeft. Wie onder de mensen kan deze woorden ooit peilen? Uitwissen en wegvegen, zoals een geschreven tekst wordt uitgewist. Welk mens zou echter in deze woorden niet opmerken de ondoorgrondelijke smart van de Eeuwige. De woorden staan geschreven, dat het de HEERE berouwde dat Hij de mens op aarde gemaakt had. Maar in één adem is daarmee verbonden, dat het de HEERE smartte aan het hart. En worden deze laatste woorden niet tezeer gemist in de woorden, waarmee wij onze naaste op de God van Israël willen wijzen? Hoor, daar klinkt het in de eenvoud van de taal der Schriften: de levende God heeft een hart. Een hart heeft Hij, de Heilige Israëls, en dat hart kent smart. En omdat ons hart zo klein is, te klein voor woorden als deze, keren wij het gehoorde bij voorkeur om. En dan zeggen we dat dit taal is, die bij ons menselijk vermogen is aangepast. Maar zou toch de beweging niet veeleer deze willen zijn: dat wij mensen op aarde — eindelijk — eens gingen verstaan, dat de eeuwige God, Schepper van hemel en aarde, een hart heeft? En dat Hem Zijn schepping ter harte gaat, ja, dat de boosheid van het mensenhart Hem onpeilbaar diep aan het hart gaat...

Door deze woorden heen ontwaren we dan op aarde de gestalte van Noach. De ene, die genade vindt. En Noach doet, naar alles wat hem de HEERE geboden heeft. Noach hoort en ge-hoorzaamt de stem van God. Daarom getuigt de Hebreeënbrief dat Noach door het geloof de ark heeft toebereid. En geloven is niet anders dan door het horen van het woord Gods. En anderen — zo laat ons de stem van de Zoon des mensen weten

— bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam (Matth. 24 : 39). Op het scherp van de eeuwigheid valt de beslissing ten dode of ten leven...

Noach — hoe zien we hem eigenlijk voor ons? Noach nu was zeshonderd jaren oud. Letterlijk zegt de tekst: een zoon van zeshonderd jaar. En zeshonderd jaar — zo hebben uitleggers der Schrift vertolkt — is een werkweek van zes eeuwdagen. Zes eeuwen, dat is een wereldperiode. Na zes dagen gaat de oude wereld ten einde, na zes dagen van elk een eeuw. En dan zal de nieuwe tijd aanbreken, de nieuwe eeuw, de zevende. En die begint hier met Noach, die aan de ingang van de zevende eeuw van zijn leven staat wanneer hij de ark binnengaat. Noach is de mens tussen de tijden. We ontmoeten hem op de smalle grensstrook tussen de oude en de nieuwe tijd. En opnieuw is daar de glans van de Christus: tussen deze wereld en de komende gaat Hij de grote doortocht. Door de nacht van het kruis heen naar de morgen van de nooit eerder gekende dag...

Zó gaat Noach en met hem de 7 anderen. Acht zielen worden behouden door het water heen. En ook het getal acht kent diepere zin. Wanneer een zoon onder Israël besneden wordt op de achtste dag na de geboorte duidt dit, zoals het octaaf in de muziek, op de verhoogde toon. De achtste dag betekent de geboorte opnieuw, teken van het nieuwe leven...

En zie, daar komen ook de dieren. En ze komen — zeer opmerkelijk — zoals God Noach geboden had. Het gebod gaat uit naar de mens, en de dieren komen tot de mens... Herinnering, voorzeker, aan het paradijsleven.

„En het geschiedde na die zeven dagen dat de wateren van de vloed op de aarde waren." En het geschiedde — deze zegswijze van de Hebreeuwse taal mag in het overzetten in onze niet weg-vertaald worden. Nu gaat er iets geschieden. Nu gaat het gebeuren wat God gesproken heeft, wat Hij voorzegd had. Nu gaat God geschiedenis schrijven in deze wereld...

Alle fonteinen van de grote afgrond worden opengebroken. En de sluizen van de hemel geopend. De woorden letterlijk verstaand — en dat is altijd het eerste wat ons al horende te doen staat — breekt het water vanuit de diepte zich een baan omhoog en stroomt het water vanuit de hoogte over de aarde. Opengebroken worden de fonteinen. We horen hier het woord, dat bij de doortocht door het water van de Schelfzee wordt weergegeven met klieven: , En gij, hef uw staf op, en strek uw hand uit over de zee. en klief ze..." (Ex. 14 : 16). Zoals een kloof in de diepte wordt open-gebroken, zodat de onderaardse wateren zich met geweld een weg naar omhoog kunnen banen, zo overspoelen hier de diepe wateren de goede schepping van God. En wanneer de sluizen van de hemel geopend worden als vensters in het firmament (2 Kon. 7 : 2) dan breekt van boven de chaos door naar de laagvlakte van de goede aarde. Ontzaglijk is de grensoverschrijding in de hoogte en in de diepte. Omgeven van water des doods is het aangezicht van de aarde.

En een plasregen was op de aarde — zo getuigen de woorden, die onmiddellijk volgen. Met sommige uitleggers verwonderen we ons over het woordgebruik: plasregen. Zouden we daar met sommigen nóg in mogen opmerken de gelegenheid tot omkeer, die de mensen op aarde gegeven wordt. En zo zij zich niet bekeren, zal de plasregen overgaan in de zondvloed...?

En weer worden ons de dieren genoemd. Dan is het zover. En de HEERE sloot achter hem toe. Deze woorden zullen ons verderop nog te denken geven. De laatste woorden van het hoofdstuk — zoals gezegd — zijn gewijd aan het grote zwijgen Gods. Met ingehouden adem zullen we aanhoren: hoe de ark hoog wordt geheven op de watervloed, hoe de wateren de overhand verkrijgen, hoe ze zeer vermeerderen op aarde (en nog is er vandaag meer wateroppervlak dan land op onze aarde). En op het aangezicht van de wateren — want zó is het gezegd — zien we de kleine ark. Maar dat gezicht is ons zoals de Geest Gods zweeft over de wateren. Boven de wateren, hoog daarboven, is de Geest van God De adem van het

leven...

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

noach

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's