KLEIDE KRONIEK
Verschuivingen in prediking en spiritualiteit binnen de Gereformeerde Kerken
In het maart/april-nummer van 'Wapenveld' schrijft prof. dr. K. Runia een artikel onder de titel 'Prediking en spiritualiteit binnen de Gereformeerde Kerken'. Hij gaat daarin op verzoek van de redactie in op het boek van dr. J. D. te Winkel 'Het wordt nooit meer als vroeger'. Dr. te Winkel poogt in dit boek via een analyse van enkele jaargangen van Menigerlei Genade (een bekende prekenserie binnen de Gereformeerde Kerken) de verschuivingen door te lichten die zich de laatste jaren in deze kerken hebben voltrokken. De eerste serie preken is uit 1938. Nadruk ligt nog duidelijk op het persoonlijk heil. Koninkrijk Gods, vrede, gerechtigheid worden nog persoonlijk ingevuld. Hoe krijg ik er deel aan. De antithese speelt een grote rol: de wereld wordt negatief gezien. De preken zijn dogmatisch. Maatschappelijke vragen komen marginaal aan de orde. De tweede serie preken is uit de jaren 1969 en 1970. De verschuivingen zijn al heel duidelijk aanwijsbaar. Nog steeds komen woorden als recht, gerechtigheid en Koninkrijk Gods veelvuldig voor, maar worden nu veel meer wereldwijd ingevuld. Het gaat niet alleen maar om persoonlijk heil, maar evenzeer om heil voor de wereld. De derde serie is uit 1981. Preken zijn intussen duidelijk korter geworden maar ook heel anders van toon. Stond in 1938 nog centraal de vraag: hoe krijg ik deel aan het geloof? Nu is het: slaat het geloof nog wel ergens op? Het Godsbeeld is veel menselijker geworden. Bekering is allereerst de navolging van Christus. Een citaat uit te Winkels boek: „In het algemeen kan gezegd worden dat de preken van een hemel-gerichte vulling gaandeweg meer een op-deze-aarde-gerichte vulling gekregen hebben. Zodoende wordt aan woorden als heil, vrede, gerechtigheid en Koninkrijk ook een ander accent gegeven... In 1981 komt de vraag wie behouden wordt nauwelijks meer aan de orde. Wel wordt over bekering gepraat, maar ook dat wordt anders dan vroeger ingevuld." Te Winkel geeft verder aan dat men theologisch moeite heeft met begrippen als hel, eeuwig verderf of verloren gaan. God heeft mensen nodig. Hij lijdt mee, wil het. lijden niet.
Beoordeling
Prof. Runia moet toegeven dat helaas heel veel van dit beeld klopt met dc werkelijkheid binnen de Gereformeerde Kerken. Hij zoekt in het artikel naar de oorzaken. Hoe zijn deze verschuivingen te verklaren? Hij erkent dat in een simpel artikel deze complexe materie niet te behandelen valt. Toch somt hij een drietal oorzaken op. Hij begint aandacht te vragen voor de sociologische faktor. Ik citeer hier de twee andere faktoren die prof. Runia noemt: de historische en de theologische faktor. Prof. Runia:
„In de tweede plaats noem ik een historische faktor. Waarom komt dit allemaal zo sterk op de Gereformeerden af? Waarom lijden zij er betrekkelijk veel meer onder dan de Hervormden? En waarom komen we het ook betrekkelijk weinig tegen onder Chr. Gereformeerden en Nederlands Gereformeerden en Vrijgemaakte Gereformeerden? Zitten er in de traditie van de Gereformeerden misschien bepaalde elementen die dit hele proces bevorderen? Ik vrees dat dit laatste inderdaad het geval is, en dan denk ik met name aan bepaalde aspekten uit de erfenis van dr. A. Kuyper. Natuurlijk moet men hier voorzichtig zijn. Men kan niet alles wat de volgelingen van Kuyper later gedaan hebben op zijn conto plaatsen. Maar er zijn m.i. wel degelijk elementen in zijn erfenis die er in ieder geval aan meegewerkt hebben dat Gereformeerden zo slecht in staat waren en zijn om verschuivingen tegen te houden.
Ik denk hier dan in de eerste plaats aan zijn leer van de gemene gratie. Op zichzelf genomen was deze gedachte een 'vondst' en ik geloof ook dat ze in veel opzichten belangrijk is. Maar ze heeft de Gereformeerden wel zo'n duidelijke opening naar de cultuur van eigen tijd gegeven dat toen deze cultuur zich in nieuwe geseculariseerde vormen aanbood, de volgelingen van Kuyper vaak te weinig onderscheidingsvermogen en te weinig innerlijke weerstand hadden. Terwijl het Kuypers bedoeling was om dc cultuur door het evangelie te kerstenen, is de feitelijke gang van zaken maar al te vaak geweest dat de ongekerstende, geseculariseerde cultuur het evangelie ging overschaduwen en dat de leden van de kerk door deze cultuur ontkersten-d werden.
Maar er moet nog meer genoemd worden. Er is via Kuyper ook een sterk objektiverende denklijn de Gereformeerde Kerken binnengekomen. Ongetwijfeld was er bij Kuyper zelf een grote waarde-
ring voor de Nadere Reformatie. In dat opzicht lag er een diepe verbinding naar de Afgescheidenen. Men heeft er dan ook terecht vaak op gewezen dat er een diepe mystieke lijn door Kuypers leven en theologie liep (vgl. zijn vele meditaties). Ook heeft hij een groots werk over Het werk van den Heilige Geest geschreven. Toch was er tegelijk ook een sterk objektiverende lijn. Ik denk hier allereerst aan zijn kerkbeschouwing. Kuyper zag de kerk als een vergadering van wedergeborenen. Men moest volgens hem elk lid van de gemeente — ook de kinderen — houden voor wedergeboren, totdat het tegendeel zou blijken. Dit kon gemakkelijk leiden en heeft, vrees ik, ook vaak geleid tot een oppervlakkige, ojektiverende visie op de gemeente, waarbij mensen gaan denken dat het voldoende is dat iemand uiterlijke kennis van het geloof heeft cn zich uiterlijk als een christen gedraagt. Daar komt dan nog bij Kuypers nadruk op de belijdenis als grondslag van en accoord voor de eenheid van de gemeente. Kuyper kwam weer geweldig op voor het gezag van de belijdenis in de kerk. Dat was ongetwijfeld een goede zaak, met name in die tijd, waarin de belijdenis vaak schrikbarend verwaarloosd werd. Mar ook dit kon weer gemakkelijk leiden tot een sterk accent op de objektieve kant van de kerk en van het geloof. Het was dan ook niet onbegrijpelijk dat H. Bavinck aan het eind van zijn leven klaagde dat gereformeerden de neiging hadden meer in hun belijdenis te geloven dan hun geloof te belijden. In ieder geval was het Gereformeerde leven, zowel in het gezin als in de vele organisaties om de kerk heen, bepaald niet ge-kenmerkt door een open spreken over het persoonlijk geloof. Men kon in de regel beter debatteren dan getuigen.
Maar houdt men het dan uit en vol, als de vloedgolven van de moderne secularisatie ineens losbreken en op de deuren van het hart slaan? Heeft men dan genoeg innerlijke weerstand en weerbaarheid, als de oude, vertrouwde kaders afbrokkelen en het er op aan komt vastigheid te vinden in de persoonlijke relatie met de Heere God?
In de derde plaats noem ik nog een theologisch motief. Ook hier hebben we met een zeer complexe materie te maken. In de nieuwere theologie worden bijna alle vragen opnieuw gesteld. Maar één van de belangrijkste vragen die vandaag in de theologie een nieuwe beantwoording vindt is ongetwijfeld die van de toekomst, met name de grote, eeuwige toekomst. Te Winkel neemt juist die vraag op in zijn laatste hoofdstuk en behandelt verschillende theologen die hier ecn ander antwoord geven dan in het verleden. Hij noemt met name H. Berkhof in zijn Christelijk Geloof en Okke Jager in zijn prekenbundel Een tijd van twijfel. Geen van beide gaat zover dat ze een puur universalisme verdedigen, al houden beiden die mogelijkheid wel open, maar ze zijn ongetwijfeld exponenten van een nieuw denken over deze zaken. Men kan zonder overdrijving zeggen dat er een sterk universalistische tendens in de huidige theologie aanwezig is. En deze werkt ook door in de prediking. Ook hier zal ze zelden voorkomen in de vorm van een strikte 'apokatastasis toon pan-toon'. Ze komt in een meer verhulde vorm voor. Feitelijk vaak in een 'negatieve' vorm: bepaalde dingen worden niet meer genoemd. Ik denk hier aan de oproep tot persoonlijk geloof en bekering, de prediking van het gericht, de mogelijkheid van verloren gaan, enz. Zelf hoor ik nogal eens preken waarin er gewoon vanuit wordt gegaan dat allen die in de kerk zitten ware gelovigen zijn. Hier vallen het tweede en het derde motief eigenlijk samen."
Slot
Het is wel zeker dat een belangrijke oorzaak van het verzet en de weerstand tegen Samen op Weg binnen de Gereformeerde Bond bewust of soms onbewust te maken heeft met wat prof. Runfa hier signaleert aan ontwikkelingen en verschuivingen in zijn kerken. Er is een geestelijk uit elkaar groeien ontstaan zodat wezenlijke communicatie zo moeizaam meer tot stand komt. Zeker, we hebben dat in eigen kerk ook al generaties lang. Toch lijkt het net of er binnen andere modaliteiten in eigen kerk meer geduld, soms ook meer affiniteit is om naar het Gereformeerde geluid te horen en het soms ook te honoreren dan men bij velen in de Gereformeerde Kerken in onze tijd pleegt aan te treffen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's