Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods lof in de nacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods lof in de nacht

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De afgrond roept tot de afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan. Maar de Heere zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn, het gebed tot de God mijns levens. Psalm 42 : 8—9.

Kolk en afgrond

Hoe komen ze er door, de pelgrims naar Sion.? Met deze vraag sloten wij de vorige keer af. Maar klisteren we nu naar de dichter, dan krijgen we de indruk dat er geen doorkomen aan is. In het berggebied van de Hermon staat hij en staart in afgrondelijke diepten. Hij ziet hoe het smeltwater van het hooggeiiergte, de Hermon, met angstaanjagend geweld naar beneden stort. Het buldert in de ene afgrond en het weerkaatst in dc andere. Grimmige rotsen weerkaatsen het afgrondgeroep. De dichter ziet er een beeld in. Zo, zoals het nu van buiten te keer gaat, gaat het nog veel erger te keer van binnen. Als in de donkerheid van grondeloze krachten overspoelen al Gods golven en al God baren zijn benauwde ziel. Hij ziet meer dan het natuurgeweld. Hij ziet Gods hand er in. Het zijn Gods golven en Gods baren.

Hij past wat hij ziet op zichzelf en op zijn situatie toe.

Al Uw golven, al Uw baren. In een andere psalm, de tweeendertigste is er sprake van een zee van ramp. In Psalm zesenveertig is er sprake van het schuimend zeenat en ontroerde wateren. Maar in de laatstgenoemde Psalm worden die ontroerde wateren in het geloof getrotseerd, om niet te zeggen uitgedaagd.

Daarom zullen wij niet vrezen. Omdat God een Toevlucht is. Niet vrezen, al veranderde de aarde in haar plaats en al werden de bergen verzet in het hart van de zee. Krachtig klinkt dc geloofstaal: Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden, laat de bergen daveren door derzelver verheffing.

Hier ligt het anders. Ik zal niet zeggen dat er bij deze dichter geen geloof is. Wel zeg ik, zijn geloof is geloof in de diepte, geloof in de nacht, geloof in de aanvechting en strijd. Al Uw golven en al Uw baren, wil zeggen: de ene ramp na de andere stort zich uit over mijn hoofd en mijn ziel is er zo benauwd onder dat ik niet anders denken kan dan: nu moet ik wel verzinken en verdrinken. Daar in die warrelende watervloed, daar in het bulderend rotsgebergte, daar in de schuimende stromen vind ik weldra mijn eeuwige ondergang. Daar wringt en wurgt de angst mijn ziel en omklemt de nood mijn keel. Ternauwernood kan ik er net nog uitpersen: O mijn God! Als een drenkeling steek ik mijn twee handen in de Iticht. Heere, bekommert het U niet dat vvij vergaan, zo horen vve de discipelen in de stormnacht roepen.

Temeer en te erger wordt het als niet alleen aardse rampen ons treffen, ziekte, nood, dood en grauwe eenzaamheid, maar ook als de zonde ons drukt en de stormvloed van Gods toorn niet te weren en te keren schijnt. Heere, wie zal bestaan.?

Nog eens, deze pelgrim is geen toerist die zich met de stromen vermaakt en zich op veilige afstand weet te hotiden, zodat geen spetter hem raakt. Hij hoort in het bulderen en bruisen de toorn van God weerklinken. Hij hoort er God in die op de wagens van zijn stormwinden rijdt. Hij ziet er de schittering in van Gods heilige gloed. Geestelijke nood en lichamelijk lijden. Het overkomt Gods pelgrims wel eens dat ze uitschreeuwen: Heere, moet alles hier zijn, op één, op mijn adres.? De ene golf rolt weg, de andere rolt aan. Wat dunkt u van Abraham die te horen krijgt: Neem nu uw zoon, uw enige, die gij liefhebt en ga heen en offer hem op de berg Moria. Wat dunkt u van Job van wie de Schrift meldt: Als deze nog sprak, zo kwam er een andere bode, en dat net zo lang totdat Job zegt. Gij drukt mij in het stof des doods. Wat dunkt u van de geloofsbeproeving, de vele verdrukkingen waardoor Gods kinderen heen moeten om in te gaan in het koninkrijk Gods. Als zij van het ene ziekbed naar het andere gaan, van het ene graf naar het andere wandelen, de ene na de andere ramp hen overspoelt. Hun ene kind na het andere zien wegglijden, en hele gezinnen, kinderen en kleinkinderen zich laten meesleuren in de maalstroom van deze tegenwoordige en boze wereld. En als dan Satan zulke aangevallenen nog aanvecht met de opmerking: gij hebt geen heil bij God. Want als God u werkelijk beminde, dan zou Hij niet zo meedogenloos toeslaan.

Met weemoed kunt u dan denken aan vroeger, toen u diezelfde kinderen ten Doop hield cn ze aan uw hand meehuppelden naar de kerk, waar wc samen baden en zongen. En nu....? De chaotische neerstromende vloed heeft alles bedolven en bedorven.

Evenwel geeft het geloof van de dichter de moed niet op. Hij spreekt niet voor niets van Gods golven en Gods baren. Ze komen v^m God, die het gebruis der zee opwekt, maar ook doet bedaren en haar golven stilt.

Wat blijkt dan.? Dat het wel waar is vvat hij zegt, maar dat het niet helemaal waar is. Dat er nog één dimensie dieper is dan hij nu denkt. Er is immers geen mens op aarde die al Gods golven en al Gods baren over zich heen zag gaarr. Het water komt wel aan de lippen, benauwd genoeg; maar het komt bij Gods kinderen nooit over de lippen. Er komt nooit een laatste golf die hen helemaal wegsleurt. De laatste druppel hoeven zij niet tc drinken.

Er ligt een zekere troost in als de dichter al Gods golven en baren over zich heen ziet komen omdat het Góds golven en baren zijn. Maar ons is de troost nog rijker geopenbaard, omdat wij weten mogen dat God zelf al die golven en baren, maar dan ook allemaal heeft opgevangen. Dat Hij, om ons uiteindelijk te sparen. Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft. Deze Ene heeft ze allemaal ondergaan, is er onderdoor gegaan cn is er niet in onder gegaan. Ach, twee, drie slagen van de golven Gods tegen ons moede hoofd, en we vallen neer. Ons hart is gebroken en we zeggen spoedig: alle. Maar dit is alleen waar geweest voor Christus.

Het is Christus' Psalm, die haar vervulling heeft gevonden in Hem. In Zijn lijden en in Zijn smarten in die kolkende golven. In Gethsemané en op Golgotha, in de schreeuw: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten.

God op een afstand zo groot en zo diep

als dc eeuwigheid zelf. Het was daar op die heuvel Golgotha verder weg van God dan vanuit de landstreek der Jordaan, en verder dan Hermon en verder dan het klein gebergte. Ook de laatste golfslag van Gods rechtvaardige toorn, waaronder wij eeuwig hadden moeten verzinken ging over Zijn hoofd. Daar loeide Gods toorn in dc heftigste branding. Hij voor ons, van God verlaten en nochtans riep Hij: Mijn God, Mijn God.

En dan het allerlaatste, de overgave. Door de helse diepten heen heeft God Zijn eigen Zoon niet gespaard en toch heeft de allerlaatste golfslag hem in de armen van Zijn Vader teruggeworpen. Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest. Toen was de hitte van Gods gramschap geblust. Dit noemt ons Avondmaalsformulier terecht: de allerdiepste versniaadheid en angst der heil. In vergelijking met Hem krijgen Gods kinderen maar een druppel uit die beker als ze hetzelfde lijden van Christus deelachtig worden. Zodra hun voeten het water raken en er een golfje overheen spoelt — en toch, hoe diep kan het soms zijn en gaan. Maar in vergelijking met Christus zijn al die golven en al die baren maar een plasje water. Dit is evenwel het wonder, dat het kruis van onze Heere Jezus Christus, juist daar waar het leven een angstige doodsbenauwende vraag begint te worden, oprijst in die nacht en op die plek in de helse nood van zonde en schuld, van toorn en angst, van nood en dood.

Daar zien we Jezus Christus. In Hem ruist de vrede Gods als een rivier en is onze gerechtigheid als de golven der zee. Met Hem, die ons er doorgehaald heeft en er doorheen dragen zal, in Zijn eeuwige kruisverdiensten, die Zelf als het Hoofd van Zijn gemeente boven water is gekomen, sterven we en leven we. Hij draagt ons door diepe stromen tot aan Gods Vaderhart. Hij zegt: Vreest niet, wanneer gij zult gaan door het water, dan zal Ik bij u zijn en door de rivieren, zij zullen u niet verdrinken.

Welnu, terwijl het water daarbuiten nog bruist en kolkt, wordt het binnen, in het hart van de dichter: Immers is mijn ziel stil tot God, van Hem is mijn verwachting.

Het Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven, krijgt zo'n weerklank in uw hart, dat er een lied uit geboren wordt, dat als het ware al dat loeien en bruisen overstijgt en overstemt. Immers het geloof gaat ter plekke des doods altijd weer en altijd meer roemen in de God des levens. Luister hoe hij zingt: Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden

De HEERE. Hij noemt God bij Zijn verbondsnaam. Dat is, hoe ver ook weg — een stap dichterbij. Het „mijn God" ligt inhoudelijk in de naam HEERE, in de Vader van onze Heere Jezus Christus opgesloten. Temidden van de nacht mag hij zich verlaten op de God van eeuwige trouw. In de afgronddiepe wateren wordt het verbond voor hem steeds vaster. Dc hoop ankert er in, als in vaste bodem. Des te meer als aan de ankerketting wordt gerukt. HEERE, vaster dan de bergen van Hermon is Uw trouw. Dieper dan de afgrondelijke diepten is de diepte van Uw liefde. De HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden. Het woord goedertierenheid kan naar zijn oorspronkelijke betekenis het beste weergegeven worden met verbondstrouw. Gods genade stapelt zich overstelpend hoog op. Zodat we inplaats van onder te gaan in diepe watervloed, opgenomen worden en gedragen op de golfslag van de oceaan van Gods eeuwige liefde, die geen grond noch bodem kent. Hoe moeten we dan het gebieden verstaan? Uit Christus, die in onze afgronden wegzonk, vrijwillig en zo Zijn handen als een zwemmer uitbreidt onder Zijn wegzinkend volk. Uit Hem ontspringen de bronnen van het eeuwige leven. Op de plaats van mijn ondergang komt altijd Christus naar voren. Hij wordt ons uit het hart des Vaders geopenbaard en door de Geest verklaard, vanuit en door het Woord. Hijzelf kwam naar boven. Dit lied is een profetisch Paaslied. Want op bevel van Gods verbondsliefde en - trouw stond Christus op uit de dood.

De krachten der hel werden gesloten en de levensgeur stijgt uit het geopende graf. Daarom zong Hij, onze overste Leidsman en Voleinder des geloofs, toen Hij in de nacht van het verraad uitging naar de Olijfberg, Gode lof. Halleluja! Ik zal niet sterven, maar leven. Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten. Gij zult Uw Heilige niet overgeven om verderving te zien. De nacht bleef nacht, maar Hij geloofde zich er doorheen. Zo is Jezus Christus. Dank zij Hem mogen we de dichter nazingen:

'k Zal Zijn lof, zélfs in de nacht Zingen daar ik Hem verwacht.

Het is een loflied met de ondertoon van een gebed. Het is een gebed met de boventoon van een loflied. Immers de dichter kwalificeert dit geloofslied als: een gebed tot de God mijns levens.

Bidden en klagen kan ook een lied zijn en als een lied klinken, mits voor Gods oren gezongen. Als Christus van Saulus van Tarsen zegt: zie hij bidt, geloof maar dat het muziek in de hemel is. Het lied is er niet minder om als de lage tonen van verootmoediging er in meeklinken. Immers de harp des geloofs tokkelt er doorheen:

En mijn hart, wat mij moog' treffen, tot de God mijns levens heffen.

Daarin zwelt het lied aan tot de toonhoogte van de lof in de nacht. Dan zijn we als nachtegalen die zingen in het donker. Overdag straalt de zon der genade op Gods bevel over het hoofd van doodschuldigen. In de nacht van aanvechtingen zal hun licht niet ondergaan.

Niet alleen maar na, nee in de nacht heft het geloof in de God des levens zich er boven uit. Ben ik dan zo flink? O nee, de Heere geeft bevel om mij te verlossen. Hoe menig keer zal het in uw leven, in uren van benauwdheid, in nachten van zorgen, ziekte, dood en eenzaamheid niet geklonken hebben: Maar de HEERE zal uitkomst geven!

Mag het? Doe het maar op kosten van Immanuël. Immers nog steeds is de dichter in de landstreek der Jordaan, ver van huis, maar nu niet ver meer van Gods hart. God heft zijn neergebogen ziel op. Zoiets doe je zelf niet. De HEERE heeft de afstand overbrugd. De HEERE is kloof en kolken doorgegaan en tot hem gekomen. De HEERE geeft Psalmen in de nacht.

Zo weerklonken later de liederen Sions tegen dc wanden van de kerker te Filippi, gezongen door Gods koorknapen, Paulus en Silas. Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn? Waar God in Immanuël, in Hem wiens Naam is God met ons, de kloof overbrugt, zal niets ons scheiden van de liefde Gods die er is in Jezus Christus onze Heere.

Iemand noemt dit: zingen, al breekt ook de tak. Ik weet aan wie ik mij vertrouwe. Als het lied altijd eerst op de uitkomst moest wachten eer het zingen kon, kwam er nooit wat van. Maar het zingt terwijl het kruis drukt, terwijl de smart aanwezig is. Het zingt juist niet als we hoog in de boom zitten. Het zingt juist wel als de tak breekt. De tak van je gezondheid, van je huwelijk, van je bezit, van je voorspoed, van je vroomheid. Dan, te middernacht, sta ik op om U te loven om de rechten Uwer gerechtigheid. God opent Zijn Vaderhart. Hij is mijn Lied, mijn Psalmgezang. Waar God is, is mijn lied en waar het lied is, daar is God! Op bergen en in dalen.

Ondertussen als we dit Kruis-en Paaslied zirtgen, blijft het heimwee zich uitstrekken naar dat Huis, waar geen nacht meer zijn zal, waar het lied eeuwig is en nimmer eindigt omdat God er eeuwig is. Lied van verwachting, lied van geloof, lied van hoop.

Moet ik dan op de eeuwige thuiskomst wachten? Er zijn in de nacht ook voorsmaken van de eeuwige vreugde. En op voorhand zingen wij:

Een zee van ramp moog' met haar golven [slaan,

Hoe hoog zij ga, zij raakt hen zelfs niet aan.

Dank zij Hem die des daags Zijn goedertierenheid gebiedt en Psalmen geeft in de nacht. Een Psalm uit het repertoire van de grote Opperzangmeester. Een Paaslied.

W.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1986

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gods lof in de nacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1986

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's