Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De thuiskomst van de pelgrim

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De thuiskomst van de pelgrim

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden: at die mij brengen lot de berg Uwer heiligheid en tot Uw woningen: n dat ik inga tot Gods altaar, tot de God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God. Psalm 43 : 3—4

Vanwege de eenheid van de voorgaande Psalm 42 en deze 43ste Psalm, voelen we ons gedrongen nog één keer stil te staan en te overdenken de Thuiskomst van de Pelgrim. Het eerste wat onze aandacht vraagt is zijn gebed om een veilige geleide.

Midden in de ontsteltenis van zijn ziel heeft de korachietische dichter geschreeuwd, geroepen, gesmeekt. Zijn gebed had veel weg van een woeste golfslag, van opschuimend water. Angstige „waaroms" sloegen keihard tegen Gods troon. De beginverzen geven samengedrongen nog eens de nood weer van het noodweer waarin hij zich nog steeds bevindt. Dan daalt zomaar even een stille vrede in zijn hart. Zijn gebed zwijgt niet in stomme verlegenheid, maar krijgt 'n stille toon; kinderlijker, ootmoediger. We mogen meeluisteren. Meer nog meefluisteren: Zend Uw licht en Uw waarheid neder, dat die mij leiden.

Op de bodem van zijn gebed ligt een diepe belijdenis. Wie bidt om licht van God erkent zijn eigen duisternis. Wie vraagt om Gods waarheid, heeft een blik geslagen in eigen onwaarachtigheid. Het „waarom" zwijgt in het licht van Gods recht en heiligheid. Wie de weg kwijt is heeft de Heere nodig omdat hij op eigen gelegenheid niet tot God kan komen. Is met alle eigen pogingen vastgelopen en aan het eind van zijn kennen en kunnen. Ineens dringt het tot de dichter door, zó, met dat heen en weer geloop van hoop naar vrees en van vrees naar hoop, kom ik er niet écht uit. Kom ik niet waar ik wezen moet. Bij U mijn Koning en mijn God. Ik wil naar U terug, maar ik weet niet hoe. Zend Uw licht en Uw waarheid. Ik geef mijn recht in Uw handen. Ik staak elke wanhopige poging om mezelf bij mijn haren uit de diepte te trekken.

Wie bidt door en uit de Geest der gebeden, bidt tegen eigen vlees en bloed in. Want het vlees wil liever iets hebben en zijn. Liever dan niets hebben en niets zijn. Hier is niet iemand aan het woord die zich beroemt op zijn eigen licht en kan bogen op zijn diepe inzichten in de waarheid. Het vlees, lees het vrome vlees, wil zelf licht ontsteken en de waarheid onder de knie hebben. Hier treffen we iemand aan die alles mist, vooral licht en waarheid. Hij buigt zich neer als een arme, een god-loze. Licht en waarheid Gods begeert hij, als gidsen op zijn duister pad.

Licht is in de Schrift steeds verbonden met heil. God is mijn Licht, mijn Heil. Beide worden in Psalm 27 in één adem genoemd. De Heere roept ons duisterlingen bij monde van de profeet Jesaja toe: Maak u op, word verlicht, want Uw licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op. God doet het heil van Sion voortkomen als een fakkel die brandt.

Het Licht van God in drie kleuren. God is Licht, Christus is Licht en de Heilige Geest is Licht. Hetzelfde geldt van de waarheid. God is waarheid. Christus is de Waarheid en de Geest is de Geest der waarheid. De drieënige God neemt de leiding in het leven van Gods kinderen. Vader, Zoon en Heilige Geest leiden van meetaf aan, leiden verder, leiden naar Huis. Wat drijft de dichter tot deze bede om veilig geleide? Laat ik het hemzelf vragen. Waar wilt u heen?

Naar Gods heilige berg

Daar ligt mijn reisdoel. Dit wekt mijn heimwee op. Uw Licht en Uw waarheid, dat die mij leiden, dat zij mij brengen tot de berg van Uw heiligheid. Dat is de klimax van de ten berge van Gods heiligheid klimmende ziel. De intentie van zijn bede is: hij wil naar Jeruzalem. Daar bevindt zich de heilige berg. Daar houdt onze God zijn woning. Daar is Hij te spreken. Daar zijn Gods altaren, daar is God zelf. Dat die mij brengen tot Uw woningen en dat ik inga tot Uw altaar, en U met de harp love, U o God mijn God, de blijdschap mijner verheuging.

Onder veilig geleide bereikt hij het doel niet in één keer. Hij is niet van het slag dat grote stappen neemt om gauw thuis te zijn. Het slag dat grote stukken overslaat. Vooral het stuk van de diepten der ellende, vooral het stuk van de rijkdom der verlossing. Het juichend christendom dat achteraan begint zonder begin en voortgang te kennen is des dichters gezelschap niet. Hij verliest ook niet het loven van God uit het oog.

Maar die door het licht en de waarheid van Gods Geest worden geleid, beginnen met vragen om terecht te komen in het loven. Beginnen met ootmoed en volharden daarin om te eindigen in de lof.

Ten berge van uw heiligheid. Hij ziet er hoog tegen op. Uw heiligheid. Realiseert u zich eens wat dit inhoudt. Wat Gods heiligheid betekent. Wie klimt dan de berg des Heeren op? Wie zal staan op de plaats van Gods heiligheid? Wie is daar geschikt voor? Wie zal Mij zien en leven? Wie is er die bij een heilige gloed wonen kan? De dichter is er van overtuigd: ik niet. Hij zegt niet: wacht even daar kom ik aan. Hij bidt om er gebracht te worden.

Aan de hand van Christus durf ik naderen, die met Zijn bloed het heilig Sion, de ware tabernakel heeft betreden. Onder de leiding van de Geest mag ik komen. Stap voor stap geeft de dichter zich over aan Gods leiding. Eenmaal op Gods heilige berg aangekomen, bevindt hij zich op de drempel van Gods tempel, Gods woning. Nu nog naar binnen. Nu nog onder dak zien te komen. Anders rol ik nog van deze heilige berg af. Heere bij U schuil ik.

Dat Uw licht en waarheid mij brengen tot uw woningen. Hij komt niet op eigen kracht zo hoog, niet parmantig aanlopen, de rug recht en het hoofd in de nek. Hij komt meer gebogen en in gebroken gestalte. „Och mocht" — velen hebben aan die paar woorden een grote hekel. Velen zeggen ook: verder kom je niet; ze hebben het liefst dat u er in blijft steken. Maar onder de wonderlijke leiding Gods krijgt het „och mocht" — ik heb er geen hekel aan — een vervolg. Och mocht ik in die heilige gebouwen, de vrije gunst die eeuwig Hem bewoog, Zijn liefelijkheid en schone dienst aanschouwen.

Het „Och mocht" betekent: mag het Heere, mag ik alstublieft. Wat moet u daar zoeken, in Gods woningen. Daar mij Uw gunst verbeid zingen we, met het oog naar boven. Ik weet dat Uw gunst uw genade Heere mij opwacht. Mijn beroep op God

wordt er ontvankelijk verklaard. Woningen, het meervoud wijst op de ruimte, op de veelheid. Vele woningen vormen het ene Vaderhuis. Er is plaats niet maar voor één of twee, maar voor velen. Voor armen, voor onbehuisden en daklozen. Ik krijg Hem in het oog die troon en kroon verliet. Om ons te zoeken ging Hij naar de krochten van de hel en kwam Hij in de krottenwijken van onze verlorenheid.

Gij hebt ellendigen dat land Bereid door Uwe sterke hand, O Israëls Ontfermer.

Woningen Gods op aarde. U mag ook lezen de kerk, de plaats waar God woont. Waar door de sleutelen des hemelrijks het koninkrijk Gods ontsloten worden. Doe mij de poorten der gerechtigheid open. Ben ik binnen dan kan niemand meer beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods. U mag ook denken aan het Vaderhuis hierboven. Dat zal even een aankomst en een thuiskomst zijn. Geleid niet om buiten te blijven. Christus die de Deur is heeft er plaats genomen en post gevat. Eens roept Hij al zijn pelgrims toe: , , Kom in gij gezegende Mijns Vaders en beërft het Koninkrijk dat voor u is weggelegd vanaf de grondlegging der wereld." In de aardse woning genieten we bij tijd en wijle de voorsmaak van de eeuwige vreugde. Daar zal de heerlijkheid der vromen op het luisterijkst tevoorschijn komen. En die hier nog zuchten: doe mij recht o God, zullen als rechtvaardigen blinken in het koninkrijk des Vaders.

God zal onomstotelijk bewijzen dat Hij hun God is en zij voor eeuwig Zijn volk zijn. Uw gunst verbeidt mij. Gods hemelwoning is de plaats van volle gunstbetoning. Zo komt de pelgrim

Eindelijk Thuis

En dat ik inga tot Gods altaar. De heilige berg is het hart van Israël, Gods woning het hart van Sion, maar het altaar is het hart van Gods tempelwoning. Het altaar. Welk altaar? Zeker het brandofferaltaar is er het eerst. We komen zonder verzoening door het bloed van Christus niet Gods woning binnen. Bij het altaar denk ik aan het kruis, waar het Lam Gods de zonden der wereld wegneemt. Waar Christus gekend wordt, een verzoening voor onze zonden.

Ik verlies mijn zelfverdediging en gewin vrijspraak op kosten van het Lam. In de verzoening door Zijn bloed ligt de vrede met God verankerd. Maar het brandofferaltaar stond in de voorhof. En als de dichter bidt om in te gaan tot Gods altaar, dan wil hij verder. U kunt dat merken als u er op let wat hij wil gaan doen. Hij wil God met de harp loven. Dus doelt hij op het heilig dankaltaar. Op het reukofferaltaar in het heilige, dat achter het brandofferaltaar ligt. Om het brandofferaltaar loopt hij niet met een grote boog heen. Maar om het reukofferaltaar gaat het hem uiteindelijk. Daar ligt het doel van zijn leven. God loven. Daartoe eens geschapen wil hij er weer naar terug.

Wat verhindert ons nu meteen de overgang te maken naar Hem, die getuigt: Ik ben het Licht der wereld. Hij is vol van genade en waarheid. Zon der gerechtigheid is Hij geheten, en mag Hij door het geloof gekend en genoemd worden. Genezing vindt u onder de schaduw van Zijn vleugelen. Zo luidt de belofte voor ieder die de Heere vreest, die God zoekt in al zijn zielsverdriet. Hij brengt u terug, op grond van eigen ontbering van het licht, toen de zon der schepping onderging in treurige duisternis op Golgotha, en hij geen spiertje licht van Gods vriendelijk aangezicht overhield. Wie klaagt daar: ik kan zelf geen licht maken. Is dat nodig? Zie uw Licht komt. Licht is lucht en leven. Lucht in de benauwdheid en leven in de dood. Na de nacht van Golgotha breekt de morgen van Pasen door. Komt dat Licht, het duister zwicht.

Licht en waarheid. God beschikt er over. God enkel licht, omdat Hij de God deiwaarheid is. Treffende combinatie. Licht en waarheid horen bij elkaar. Dc dichter houdt ze ook bij elkaar. Het omgekeerde is ook waar. Duisternis en leugen vormen een onheilspellend span. 't Laatste werd ons ongeluk. We zijn sinds Adam viel in de duisternis omdat we de waarheid missen. Het baat ons niet of wij al doen als zouden we veel met de waarheid op hebben, menen van de waarheid iets te weten. Waarheid in ons binnenste is van andere, van goddelijke orde. Missen we haar, dan gaan we met een leugen in onze rechterhand verloren. Verloren is eeuwige duisternis, zonder licht.

U gaat alléén veilig als Christus u leidt. Dan bent u onder veilig geleide. Het woord van de Mond der waarheid bevestigt het zelf. Wie Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben.

Met de waarheid is het niet anders. Wie uit de waarheid is, hoort Mijn stern. Hoe kom ik tot het licht en achter de waarheid? Eer u er om kon vragen lag het antwoord gereed. Gij hebt het profetisch woord dat zeer vast is, en gij doet wel dat ge daarop acht hebt als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de Morgenster opgaat in uw harten. Het kleine woordje , , totdat" geeft de geloofsspanning in het wachten weer.

Gods licht en Gods waarheid heeft twee zijden. Licht ontdekt en waarheid maakt de leugen openbaar. Bij het licht van Woord en Geest dringt het zich niet alleen aan ons op wie we zijn, het dringt ook tot ons door. Gods Licht en Waarheid zijn niet minder vertroostend. Waarheid heeft de eigenschap van betrouwbaarheid. Zeker als het Gods waarheid geldt. Dus bidt de dichter: overtuig mij van Uw goddelijke betrouwbaarheid. Dat maakt mij zeker dat God zo'n goddeloos mens, z'n onbetrouwbaar schepsel als ik ben liefheeft met een eeuwige liefde. Zoekt u naar zekerheid? Zoek maar in Gods betrouwbaarheid. Zovelen als er door de Geest Gods geleid worden zijn kinderen Gods.

Zekerheid is niet los verkrijgbaar. Daarom heet het zekerheid des geloofs. Vertroostende waarheid als Gods Geest, die Gods kinderen leidt, getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn.

De dichter grijpt naar de harp. Dat is voor later zeggen sommigen, voor de hemel. Maar God loven, het stuk der dankbaarheid is niet uitsluitend voor de hemel. Wie God. de God der blijdschap zijner verheuging vindt, en die vindt u bij het brandofferaltaar, die vindt u in Christus, die wil Hem met de harp loven. Het is niet verboden, maar geboden, om God groot te maken. Het nieuwe lied wordt op aarde geleerd door hen die met bloed gekocht zijn. Een ongewassen een onverzoende zondaar springt niet zomaar de vreugde in. Hij zou niet eens weten waarvoor Hij God moet loven. Wie het Lam niet kent, kan Hem ook niet prijzen tot in eeuwigheid.

Maar wie het Lam kent voelt zich ook zo vaak diep schuldig. Heere, wat komt er van het loven en lieven in het leven der dankbaarheid bitter weinig terecht. Ik zou het het liefste van alles willen. Want loven is leven en leven is loven. Maar ik heb er dagelijks uw licht en uw waarheid voor nodig.

Laat het licht nog eens vallen over de weg die Gij mij in der waarheid hebt doen betreden. Laat mijn ziel leven en zij zal u loven. Heere laat het reukaltaar geen te weinig bekende plaats voor mij zijn. Ik kan mij niet troosten met: straks komt het wel. Nee nu Heere, want U bent het zo waard. En ik breng er uit mezelf niets van terecht.

Ik kan bijna niet wachten op de hemel, want het doel van mijn leven, dat ik verloren ben in Adam en dat ik weer terugkrijg in Christus, is toch: Mijn God U zal ik eeuwig loven.

En u met de harp love o God, mijn God. God der blijdschap mijner verheuging

Dat is dubbelop zegt iemand. God van mijn jubelende vreugde. Het is nog méér. Het is overlopen van blijdschap. Me dunkt als de kerk Gods daar méér uit leefde, sterker beoefende, we zouden anderen jaloers maken. Een christendom zonder blijdschap kan niemand jaloers op worden. Zie daar komt iemand aan. Wat zie je er blij uit? O lieve vriend ik heb God in Christus ontmoet. Ik ben bij het kruis geweest. Ik ben teruggekomen in Gods Vaderhart. De vreugde van mijn vreugde is de God aller blijdschap. Het vloeit uit God en het keert tot God.

Eindelijk Thuis. Dat zal het einde van mijn heimwee zijn, maar tevens het begin van de eeuwige verugde, waarvan ik hier het beginsel in mijn hart gevoel. O God mijn God. Ik val u niet slechts in het , , mijn God" te voet, maar laat me zinken in de armen van U mijn Vader. Eenmaal spelen en loven op de gouden harpen hierboven. En zij zongen een nieuw lied. Een snik breekt los, o mijn God. Een lied stemt aan

Dan ga ik op tot Gods altaren Tot God mijn God de Bron van vreugd Dan zal ik juichend stem en snaren Ten roem van Zijne goedheid paren Die na kortstondig ongeneugt. Mij eindeloos verheugt.

Levenslied van de Pelgrim. Stervenslied van menig kind des Heeren. Met een traan van heimwee en ongekende dankbaarheid neem ik afscheid van deze Psalm, zonder afscheid te nemen. Immers het lied zingt door. Ik zal het nooit uitzingen, in eeuwigheid niet.

W.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De thuiskomst van de pelgrim

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's