„werwaarts het lot"
KOL-OMMETJE
Dichters gebruiken het woord. Hebben het heel misschien wel eens nodig terwille van rijm of metrum. Ook komt de uitdrukking te pas, wanneer de term Voorzienigheid te-uitgesproken ons voorkomt. Dichters gebruiken. Tenminste als mijn herinnering me geen parten speelt is het ook een flard uit een vers dat ik als label meegeef aan dit verhaaltje. „Werwaarts het lot..." Ik dacht te weten bij wie en waar ik het aanstonds had opgespoord. Nagekeken en niet gevonden.
Weer en meer gezocht. Vergeefs tot dusver. De lezers helpen me wel als zij kunnen. Ik krijg nog wel eens een brief. Of wordt benaderd via tele-gerief. De hoorn ligt gauwer in de vuist dan de pen in de hand. Nu ik het toch over de lezers heb. Er liggen nog een tweetal vragen over een tweetal kol-ommetjes. Voor de vakantie — de mijne dan — maak ik schoon schip. Voor het vertrek heb je alles graag op-en weggeruimd. Zodoende is bekend wat de eerstkomende weken de abonnees te wachten staat. En vervolgens mogelijk reisindrukken? Meermalen ging ik me daaraan hier te buiten. Wie weet. Dan horen wij nog eens „werwaarts" de vakantie, het lot van de vakantie, ons — en dus ook mij — dreef.
Soms zijn we in gelegenheid of haast verplicht te vertellen over onze levensloop. Wat in een periode te beurt viel. De lotgevallen zogezegd. Zelfs dat zou dit jaar en deze maand van mij verlangd kunnen worden. Toch maar niet die kant op. Maar, inderdaad, er zijn ogenblikken na mooie jaren dat je overziet je doen en dienen van zo lange tijd. In dat soort beschrijvingen hoor je vaak klanken als „vaak was ik in dubio" óf „stond ik op de tweesprong", „wist ik niet te kiezen", en „besloot ik maar". Zulke uitspraken geen gebrek. Dan gaat het relaas verder en geeft aan hoe het vervolgens verliep. Ja, af en toe ontbrak het niet aan een schip op het blonde strand. „Maar gelukkig dat bleef mij bespaard. „Anderen werkten zich meters diep in kleverige nesten. Pfui. Soms joegen vrienden menigten zich tegen hun harnas. Het had mij kunnen overkomen. Zo wijs ben ik nu echt weer niet. Het ontging me fijn. Ik was net iets voorzichtiger en had hoe-weet-ik-zelf-niet een vleugje meer takt. Vraag me niet waar ik het vandaan haalde. Heus het marcheerde naar wens. De wind ging liggen, de storm koos een andere route en het konflikt bleef weg. Het moet je maar meezitten. Voor hetzelfde had er genoeg straal verkeerd kunnen lopen. De juiste toets werd aangeslagen en het goede pedaal ingetrapt. Anderen leden verliezen. Zij konden het eerlijk niet helpen. Hadden ze er wat aan kunnen veranderen het was op die manier niet geëindigd. Dat weet ik zeker. In deze trant zou ik een poosje kunnen doorgaan. Het zou een terugblik kunnen zijn. Van iemands levensgang of maatschappelijke loopbaan. Ja mensen, het lot zat mij mee. Het lot was mij welgezind. Dat mag ik gerust stellen. En daarmee besloot de spreker. Daarmee eindigde de beschrijving.
Wanneer ik in die geest een verslag gaf? Van iemands belevenissen en werkzaamheden? Wanneer ik het bij de laatste woorden zou laten? Het levenslot was genegen namelijk. Zou het geen brieven hagelen? Zoiets past niet in een blad als het onze. Het wispelturige lot bepaalt immers ons leven niet. Wij weten beter en geloven en belijden heel anders. Foei. Wel eens eerder overkwam me dat een boze briefschrijver de uitgever liet weten vanwege een stukje dat de medewerker maar op staande voet zijn ontslag moest tegemoet zien. Wat deze beschouwing belangt — want wii keren snel naar de onderhavige terug — de dingen gebeuren immers niet bij geval. Geen fortuin regeert de wendingen die verrassend zijn. Zelfs hoofdharen dalen niet af, geteld als die zijn en blijven. Vast zou er protest komen uit de lezerskring. Bij ons kunnen ze het ook als het moet. Soms struikelt iemand over een hoofdletter, of over een klinker minder. Met woordkeus en zelfs met citaat moet je uitkijken. Er kunnen grote dwalingen en ergerlijke ketterijen schuilgaan achter dit soort oneffenheden op de bladspiegel.
Is het geschrijf wat luchtig? De vakantie in het hoofd, wil iemand denken. Of weerspiegelen opgeklaarde hoge luchten zich diep in het water? Inderdaad bedoelde ik wel de spanning er in te brengen. Je moet in preek en toespraak je soms een behoorlijke aanloop permitteren. Om de bedoeling, die vaak heel weinig uitdrukking behoeft, te laten indringen tot wat de psalm noemt ons binnenste. Ik weet het, weet het terdege, dat de Heilige Schrift maar heel beperkt en in strikt letterlijke zin spreekt over het lot. Vandaar zouden de aanvallen op wat ik als eindkonklusie opgaf te weten: het lot was mij welgezind, heel verklaarbaar zijn. Geboden zelfs. Opvallend evenwel dat de berijmde psalmen veel vrijmoediger en uitbundiger zich bedienen van het gewraakte woord. Ruim veertig keer, de lofzangen inkluis. Beurtelings droevig en heuglijk, zalig en rampzalig lot. De HEE-RE heet Beschikker daarvan. Daar klinkt het vol dankerkentenis en verwondering:
Gij, Gij waart hun lot, hun vergevend God.
Meer getuigenis is echt niet nodig. Je kunt je tegen het spraakgebruik verzetten. Op grond van de Schrift. Dat gebeurt dan ook. Soms met grote kracht. Je kunt ook het kwade door het goede overwinnen. Overwinnen en inlijven. Vorstelijk inlijven. „Gij, Gij waart mijn lot." Dan kunnen het begrip en het woord geen kwaad meer doen. Het is verzwolgen in de overwinning. Want alles is het mijne en ik behoor Christus toe en Christus is Gods.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's