Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

genade overwint!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

genade overwint!

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom ging zij uit van de plaats waar zij geweest was, en haar twee schoondochters met haar. Als ze nu gingen op de weg om weer te keren naar het land Juda. Zo zei Naomi tot haar twee schoondochters: Gaat heen, keert weer. een ieder tot het huis harer moeder; de HEERE doet bij u weldadigheid: gelijk als gij gedaan hebt bij de doden en bij mij.

De HEERE geve u dat gij rust vindt, een ieder in haar mans huis. En als zij ze kuste, hieven zij hun stem op en weenden.

En zij zeiden tot haar: Wij zullen zeker met u weerkeren lot uw volk. Maar Naomi zei: Keert weer, mijn dochters, waarom zoudt gij met mij gaan? Heb ik nog zonen in mijn lijve, dat zij u tot mannen zouden zijti? Keert weer, mijn dochters, gaat heen: want ik ben te oud om een man te hebben. Wanneer ik al zei: lk heb hoop. of ik ook in deze nacht een man had, ja. ook zonen baarde.

Zoudt gij daarnaar wachten totdat zij zouden groot geworden zijn, zoudt gij daarnaar opgehouden worden om geen man te nemen? Niet. mijn dochters: want het is mij • veel bitterder dan u, maar de hand des HEEREN is tegen mij uitgegaan. Toen hieven zij hun stem op en weenden wederom, en Orpa kuste haar schoonmoeder, maar Ruth kleefde haar aan.

Daarom zei zij: ie, uw zwagerin is weergekeerd tot haar volk en tot haar goden: eert gij óók weer, uw zwagerin na. Maar Ruth zei: al mij niet tegen dat ik u zou verlaten, om van achter u weer te keren. Ruth 1 : 7-16a

1. Naomi houdt af

Kijk, daar lopen drie vrouwen op de weg van Moab naar Bethlehem. Eén van hen is vergrijsd en kromgebogen, de twee anderen zijn nog jong en sterk. Het zijn moeder Naomi en haar beide schoondochters, Orpa en Ruth. Naomi kon het immers niet langer uithouden in het heidense Moab, waar haar slag op slag getroffen had. Ze hunkerde naar Bethlehem, nu ze gehoord had dat de HEE-RE Zijn volk weer genadig opgezocht had door het brood te geven. De weg terug viel voor Naomi niet mee. Wat was ze berooid en straatarm, vooral ook eenzaam en mistroostig geworden. Ze liet een land achter zich waarin de graven van haar man en beide zonen gedolven waren.

In Naomi zien we iets van het later door de profeet Jesaja geprofeteerde 'schear jaschub', een rest keert weer, gehavend en gedecimeerd vanuit de ballingschap. Die woorden worden trouwens ook gebruikt in Ruth 1: Naomi 'restte', zij werd overgelaten na de dood van haar man en na de dood van haar twee zonen, en daarna keerde zij weer.

Maar nu wordt Naomi op haar terugweg vergezeld. Ze wordt geflankeerd door haar twee schoondochters. Wèl een teken van de zeer goede verstandhouding tussen hen en Naomi. Ze hadden hun schoonmoeder blijkbaar in hun hart gesloten als hun eigen moeder. Vanuit die kinderlijke verbondenheid willen ze zich samen met Naomi buigen onder de zware last van het leven. Maar wanneer ze zo een poosje op weg zijn, gaat Naomi steeds duidelijker inzien dat ze het van haar schoondochters niet vragen kan met haar mee te gaan. Het is wel heel goed bedoeld van die meisjes. Maar overzien ze de konsekwenties van hun beslissing wel?

Ineens staat Naomi stil op de weg. Orpa en Ruth kijken er verbaasd van op. En die verwondering neemt nog toe, wanneer Naomi hen op een ernstige en tegelijkertijd hartelijke wijze gaat toespreken. Orpa en Ruth, jullie moeten nu maar omkeren en teruggaan naar jullie huis, naar jullie moeder. Ik neem hier afscheid van jullie en ik wil jullie graag de zegen meegeven van de HEERE, van Jahwe, de God van Israël. Jullie zijn altijd goed en trouw geweest, indertijd voor jullie mannen en tot op de dag van vandaag ook voor mij. Nu wens ik jullie toe dat je rust mag vinden in een nieuw huwelijk.

Een zegenend afscheidswoord dus, waarin Naomi nog even het verleden ophaalt. Maar dit keer niet in bitterheid. Dankbaar erkent ze wat Ruth en Orpa voor haarzelf en haar gezin hebben mogen zijn. Daar is iets van Psalm 133 praktijk geweest:

waar liefde woont, gebiedt de HEERE de zegen: daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen en 't leven tot in eeuwigheid.

Naomi kust haar beide schoondochters. Die afscheidskus bezegelt het nog eens: hier moeten onze wegen maar scheiden. Denk niet dat Naomi hier toneel speelde. Als nuchtere vrouw meende ze wat ze zei. Wij moeten haar ook maar niet allerlei edele of juist onedele motieven toeschrijven. De ene uitlegger spreekt dan van haar zelfverloochening, terwijl de ander haar egoïsme verwijt.

Als we eenvoudig lezen wat er staat, dan blijkt ons dat Naomi de toekomstperspektieven voor Orpa en Ruth in Israël heel reëel inschat. Menselijkerwijs is er voor deze Moabitischen geen plaats en geen verwachting in Israël. Ze zullen er wel buitenstaanders zijn en blijven. Voor zo'n lot heeft Naomi hen niet over. Vandaar de herhaalde aandrang: ga toch terug.

Orpa en Ruth zijn overigens zomaar niet overtuigd. Onder tranen roepen ze uit: 'we zullen zeker met u wederkeren naar uw volk'. Dan zegt Naomi: mijn dochters, jullie moeten de feiten onder ogen zien. Ze beschrijft de feitelijke situatie heel eerlijk, maar tegelijk taktvol. Ze wil hen doen weten dat geen rechtgeaard Israëliet met hen zal willen trouwen. Er staat toch in Deut. 23 dat een Moabiet niet in de vergadering des HEEREN mocht komen? En dat Israël voor de erfvijand Moab nooit het goede mocht zoeken?

Als heidinnen zouden ze ongehuwd en kinderloos blijven in Israël, waarschijnlijk als ongewenste vreemdelingen met de nek aangekeken en met de vinger nagewezen. Nogmaals: Naomi spreekt dat alles niet keihard uit. Maar ze kiest haar woorden zó uit dat het Orpa en Ruth duidelijk wordt, dat ze in Israël alleen door een zwagerhuwelijk (het z.g. leviraatshuwelijk) nog tot een trouwdag zouden kunnen komen. Maar zwagers waren er niet, Naomi had geen zonen meer! Met wat ironie en zelfspot tekent ze zichzelf als een aftandse, oude vrouw. Zelfs al zou ze nog kinderen kunnen baren, ja in deze zelfde nacht een tweeling ter wereld brengen, dan nóg konden Orpa en Ruth niet twintig jaar wachten, voordat ze met die jongens zouden kunnen trouwen!

En tenslotte zegt Naomi in vers 13: 'de hand des HEEREN is tegen mij uitgegaan'. Zijn straffende hand drukt zwaar op mij.

Het is met mij nog veel erger gesteld dan met jullie. Waarom zouden jullie dan met zo'n zwaar geslagen, oude vrouw meegaan, die jullie niets te bieden heeft? Dat zou toch dwaasheid zijn? Wees toch wijzer en aanvaard toch mijn welgemeende raad: keer weder naar Moab!

Zo houdt Naomi haar schoondochters af van de weg naar Bethlehem. Ze heeft dat goed bedoeld. Ze had die meisjes niet over voor de onzekere en zwaar overschaduwde toekomst die ze in Israël tegemoet zouden gaan. Ze gunde hen van harte een gelukkig gezinsleven in Moab.

2. Orpa gaat terug

Dan is het beslissende ogenblik aangebroken. We lezen in vers 14 dat er een scheiding valt. Opnieuw onder tranen kust Orpa haar schoonmoeder voor het laatst. Ze geeft gevolg aan de aandrang die Naomi op haar heeft uitgeoefend. Het zijn geen krokodillentranen die hier geweend worden. Het afscheid valt niet licht. Afscheid nemen is hier wel degelijk een beetje sterven.

Orpa meent echter niet anders te kunnen vanwege haar toekomst. Ze heeft de wijsheid van Naomi's woorden ingezien. Ze wil geen onverantwoorde dingen doen. Aan Orpa is in preken en verhandelingen veel onrecht gedaan. Ze is verdacht gemaakt in haar motieven, het is haar aangewreven dat haar liefde voor haar schoonmoeder uiteindelijk niet diep bleek te zitten en dat ze een gemakkelijk en geriefelijk leventje zocht voor zichzelf. Ook is Orpa wel afgeschilderd als een Demas-figuur. Iemand die een eindweegs als gelovige zich voordeed, maar uiteindelijk toch onbekeerd bleek te zijn. Orpa is vergeleken met de vrouw van Lot: uit Sodom uitgeleid, maar toch nog tot een zoutpilaar geworden. Een afschrikwekkend voorbeeld teneinde de bijna-christen te ontdekken aan zijn subtiele zelfbedrog.

Abraham Kuyper schreef in een meditatie: 'Orpa gaat naar haar land terug en het verderf tegemoet'. Maar hoe weet Kuyper dat zo zeker? In elk geval niet uit Ruth 1. We moeten ons hoeden voor inlegkunde. Waar de Schrift ons geen vaste grond geeft, moeten we ons niet wagen in het drijfzand van de veronderstellingen.

Naomi heeft geweten dat de HEERE aan Orpa ook in Moab zegen zou kunnen bereiden. Anderzijds wist ze van de zuigkracht van het moabitische heidendom. Er staat in vers 15 dat Naomi tot Ruth spreekt: 'Zie. uw zwagcrin is wedergekeerd tot haar volk en tot haar goden...' Wie heeft het gewonnen in het leven van Orpa? Dc HEERE of Kamos? De levende God of de machten van de duisternis? Wij weten het niet. Maar uit het enkele feit dat Orpa naar Moab terugkeerde, mogen we niet afleiden dat ze voor eeuwig verloren ging. De HEERE gaat verschillende wegen met Zijn kinderen. Hij kan Orpa leiden in Moab en Ruth in Bethlehem. Laten we maar hopen dat de HEERE Orpa in Moab genadig heeft willen zijn, dat de zegenbede van Naomi bij het afscheid rijk aan Orpa vervuld is en dat het zaad van het Woord dat in Naomi's huis was gestrooid, ook in Orpa's hart is gaan ontkiemen. Tot roem van Gods genade, die langs velerlei wegen en op velerlei wijzen verheerlijkt wordt.

3. Ruth breekt door

3. Ruth breekt door Orpa kuste haar schoonmoeder ten afscheid, maar Ruth kleefde haar aan, zo lezen we in vers 14. Dat zelfde woord 'aankleven' wordt ook gebruikt in de bekende tekst Gen. 2 : 24 'Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot één vlees zijn'.

Dat 'aankleven' is dus een tegelijkertijd zeer krachtige en zeer innige zaak. Een onvoorwaardelijke overgave vanuit een vaste keus. Hier is bij Ruh een keus gevallen, waar ze niet meer op terug zal komen. Een onberouwelijke keus. Als Naomi die keus nogmaals in de smeltkroes van de beproeving werpt door te zeggen: 'o Ruth, volg toch het verstandige voorbeeld van je schoonzuster en ga haar achterna, terug naar je volk en je goden', dan zegt Ruth resoluut: 'Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren' (vers 16a).

Dus: moeder, nu moet u echt eens een keer ophouden, sta mij niet langer in de weg. de zaak is voor mij tenvolie besloten. De brug naar Moab is voor mij opgehaald, achteruit kan ik niet meer, alleen nog voorwaarts op weg naar Bethlehem!

Over de rijke inhoud van de geloofsbelijdenis die Ruth bij deze gelegenheid heeft afgelegd, handelen we een volgende keer. Nu vraagt het feit van deze belijdenis onze aandacht. We zien hierin de triumf van Gods genade in Moab en over Moab.

Bij Orpa moesten we terughoudend zijn. Wij konden en mochten geen uitspraak doen over wat het Woord had uitgewerkt of nog zou uitwerken in haar hart en leven. Maar bij Ruth komt het onstuitbaar en ontegenzeggelijk aan het licht, hoe de HEERE haar getrokken heeft uit de dood tot het leven, uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.

Maar het gaat hier niet in de eerste plaats om de bekeringsgeschiedenis van Ruth. Wij zullen ook hier de heilshistorische verbanden in het oog moeten houden. Het Woord is vlees geworden, zo lezen we in Joh. 1 : 14. Het geheimenis van dc godzaligheid is groot, God geopenbaard in 't vlees (1 Tim. 3:16). Hoe ontzaglijk diep is God in Zijn Zoon ingedaald in dc zondige werkelijkheid van deze wereld. Dat nu juist uit Moab — 'het paradigma (schoolvoorbeeld) van het heidendom' (ds. J. van Sliedregt) — een moeder van Jezus moest worden gehaald. Opdat Jezus de Heiland der wereld zou zijn! Aan dit heilsplan Gods is uiteindelijk heel de geschiedenis dienstbaar. Geen ding geschiedt er ooit gewisser dan 't hoog bevel van 's HEEREN mond.

Tegelijkertijd mogen we hier het werk van de Heilige Geest zien in de trekking, de overtuiging en overbuiging van de zondaar. Er was ongetwijfeld al lange tijd wat gaande in het hart van Ruth. Maar wat Naomi daar wellicht van vermoed mag hebben, uitgesproken was het nooit. Maar nü wordt Ruth op de tweesprong gesteld. Naomi doet alles om Ruth tot terugkeer te bewegen. Maar zoals een kind komen móet wanneer de tijd van de geboorte is aangebroken zo wordt hier bij Ruth de belijdenis er uit geperst. Ze kleefde haar schoonmoeder aan. Want er waren niet alleen natuurlijke, maar bovenal geestelijke banden. Banden in het Woord, banden in de vreze Gods. Ruths keuze om bij Naomi te blijven is meteen ook 'n keuze om bij de God van Naomi te schuilen. Haar keuze is persoonlijk, maar niet individualistisch. Het is een keuze voor die God die hier op aarde een volk, een kerk heeft en van wie Naomi een kind is. Bij de Heere Jezus horen is ook bij de kerk horen. Geloven kun je niet op je eentje. Gemeenschap met God is er niet zonder gemeenschap der heiligen.

Het is nodig dat wij op de tweesprong worden gezet, opdat wij in ons leven voor het eerst of opnieuw een besliste keuze mogen doen. Zo deed de Heere Jezus dat ook met Zijn discipclen: 'Maar gij. wie zegt gij, dat Ik ben? ', 'wilt gijlieden ook niet heengaan? ' De prediking doet een appèl op ons hart. Zijn we nu heet of koud? De lauwen spuwt Jezus uit Zijn mond!

Iedere doopbediening waarvan we getuige zijn. bindt de vraag op ons hart: dienen wij de God van onze doop. leven wij uit de beloften van de doop?

Elke avondmaalsviering neemt ons mee naar de tweesprong. Bent u vóór Mij of tégen Mij, kent u Mij of kent u Mij niet, leeft u in Mij of ligt u nog midden in de dood?

Laten we ons toch eens in deze houdgreep nemen. Proberen we niet te ontsnappen en aan de klem te ontkomen! En als ons hart onweerstaanbaar uitgaat naar de dienst van koning Jezus, naar het belijden van Zijn Naam, naar het eten en drinken aan Zijn tafel, roep dan maar met Ruth: 'Val mij niet tegen!' O duivel, o menselijke keurmeester, o twijfels van binnen, uit de weg, maak vrij baan — want de Meester is daar en Hij roept mij. Heere. hier ben ik, U hebt mij getrokken en nu kan ik U slechts nalopen!

getrokken en nu kan ik U slechts nalopen! Ik zet mijn treden in Uw spoor opdat mijn voet niet uit zou glijden; Wil mij voor struikelen bevrijden, en ga mij met Uw heillicht voor.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

genade overwint!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's