Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wandelen in het licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wandelen in het licht

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Nu wij overwogen hebben wat de heiligheid des Vaders en ook wat de heiligheid van de Zoon als grondslag en fundament voor de heiligmaking betekent, rest ons nog naar voren te brengen

De heiligheid van de Heilige Geest.

Deze formulering geef ik graag voor een betere. Zij kan klinken alsof het niet van-- zelfsprekend zou zijn dat de Heilige Geest heilig is. Dit is allerminst de bedoeling. In het eerste artikel schreef ik: „Eén is er slechts, Die in volstrekte zin heilig is; die Ene is God. Wel te verstaan, de drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest." Want als we God belijden belijden we Hem immers als de Drieënige, in het geloof gekend. Met een variant op de geloofsvorm en bekentenis van Athanasius zou ik dus willen zeggen: De Vader is heilig, de Zoon is heilig en de Heilige Geest is heilig. Nochtans zijn het geen drie heiligen, maar is het Eén heilige. Artikel 6 en 7 uit dit oud-kerkelijk symbool luiden dan ook: , , Maar de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest, hebben één Godheid, gelijke eer en eeuwige heerlijkheid. Hoedanig de Vader is, zo is ook de Zoon, zodanig is ook de Heilige Geest."

Welnu, de Heilige God is onder Zijn volk door de Heilige Geest. In verband met de heiligmaking lijkt het me daarom dienstig enkele opmerkingen te maken over de Heilige Geest en Zijn werk. Wanneer in Zondag 20 vraag 53 van de Heidelberger Catechismus gevraagd wordt: „Wat gelooft gij van de Heilige Geest"? , komt onmiddellijk als antwoord: „Eerstelijk dat Hij tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is."

Daarom dus: eilige Geest. „Omdat Hem, gelijk de Zoon, alle ambten worden toegeschreven, die allermeest eigen zijn aan de Godheid. Immers Hij onderzoekt ook de diepten Gods (1 Cor. 2 : 10) voor wie geen raadsman is onder de schepselen" (Calvijn Inst. I-XIII-14). Calvijn zegt ook dat de goddelijke Majesteit van de Heilige Geest, die blijkt uit Zijn aanwezigheid in de schepping en in het uitzenden van de profeten, Zichzelf het beste „bewijst" in Zijn werkingen, waarmee wij vertrouwd zijn."

Over de Godheid en de heiligheid van de Heilige Geest kunnen we dus niet veel meer zeggen dan hierboven geschreven is; over Zijn werking des te meer. Nu eens wordt Hij de Geest des Vaders genoemd, dan weer de Geest des Zoons. Maar Hij is ook de Geest der heiligmaking (Rom. 1:4), „omdat Hij de wortel en het zaad is van het hemelse leven in ons" (Calvijn Inst. III-I-2).

Die heiligmaking des Geestes is de aanvang en vernieuwing onzer zaligheid. Hij wordt ook genoemd een Pand en Zegel van onze erfenis (2 Cor. 1 : 22), „omdat Hij ons, die in de wereld in vreemdelingschap verkeren en gelijk zijn aan doden, uit de hemel zo levend maakt, dat wij verzekerd zijn, dat onder de trouwe hoede Gods onze zaligheid veilig is." (Idem III-I-3).

Hij is ook en juist daarom zegt Calvijn een inwendige Leraar, „door Wiens werkzaamheid de belofte der zaligheid in onze harten doordringt, welke anders slechts de lucht of onze oren zouden treffen" (Idem III-I-4).

Met het oog op die geestelijke, onderwijzende, verlichtende, heiligende en wederbarende werking van de Geest noemt de Schrift de Derde Persoon van het Goddelijk Wezen de HEILIGE GEEST. „Hij verlicht ons tot het geloof in het evangelie van Christus, ons zo wederbarend, dat wij nieuwe schepselen zijn, en terwijl wij gereinigd zijn van onze onheilige vuilheid, wijdt Hij ons Gode tot heilige tempelen". (Idem III-1-4).

Bij het gegeven dat de Heilige Geest met de Vader en de Zoon tezamen waarachtig en eeuwig God is, belijdt de Catechismus (Zondag 20) dat de Heilige Geest ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en eeuwiglijk bij mij blijve. Dus de Geest wordt ons vóór het geloof gegeven en het geloof wordt ons door de Heilige Geest gegeven. De kern daarvan is dat de Geest door het geloof ons Christus deelachtig maakt en ons tot deelgenoten van Christus maakt. Dit alles is het werk van de Heilige Geest, de Heilige God. Veelzeggend is daarom ook het opschrift boven Zondag 20 van de Heidelberger Catechismus: „Van God de Heilige Geest en onze heiligmaking.

't Zegt ons meteen dat we op dezelfde manier als we over de heiligheid des Vaders, of over de heiligheid des Zoons vanuit de Schrift hebben getracht te spreken, we ook zo over de heiligheid van de Heilige Geest kunnen spreken. De heiligheid van de Heilige Geest is niet los te maken van Zijn werk, en Zijn werk is heilig maken. Om nog eens aan de uitspraak van Calvijn te herinneren: „De Geest bewijst Zich het beste in Zijn werkingen, waarmee wij vertrouwd zijn." En met dit „vertrouwd zijn" bedoelt Calvijn vooral zoals Gods kinderen die werkingen door de leiding van de Geest leren kennen, en zoals de Schrift daarvan op de eerste plaats getuigt. Elk spreken over God staat in betrekking tot Zijn verhouding tot het schepsel. Wanneer wij in het afgetrokkene over God willen spreken, dus afgetrokken van Zijn verhouding tot het schepsel, zou dat ijdele bespiegeling blijven. Zo kunnen we over de Heilige Geest alleen iets belijden in verband met Zijn werk. in Zijn verhouding tot het schepsel, in verhouding tot al het geschapene, maar zeer in het bijzonder in Zijn verhouding tot de Kerk Gods.

Dr. W. H. Velema wijst er in zijn recente publicatie „Geroepen tot heilig leven" op dat er in Zondag 20—22 van de Heidelbergse Catechismus „niet datgene wordt behandeld wat wij gewoonlijk bij dit thema (n.1. de heiligmaking) ter sprake brengen. „Men had de term heiligmaking dus reeds gebruikt voordat men aan het derde deel van de Catechismus toekwam." Het derde deel handelt over de dankbaarheid, of anders gezegd over de gestalten van de heiligmaking, concreet in het leven van de christen. Velema vindt dat het derde deel beter of in ieder geval eveneens als opschrift „De heiligmaking" had meegekregen.

We laten deze kwestie voor onze lezers nu maar verder rusten. Waar het mij om te doen is, is duidelijk te maken dat het hele werk van de Heilige Geest als heiligmaking wordt getypeerd. Onder de heiligmaking als werk van de Heilige Geest valt dan het kerkvergaderend werk van Christus, de gemeenschap der heiligen, de vergeving der zonden, de wederopstanding des vleses en een eeuwig leven. Het spreekt vanzelf, dat hierbij niet slechts gedacht wordt aan de heiligmaking in engere zin, die van de individuele gelovige, maar aan de heiligmaking in ruimere, ja zelfs in de ruimste zin. want

ook de wederopstanding des vleses en het eeuwige leven in heerlijkheid valt daaronder.

Eens zal de ganse schepping weer in reinheid en heiligheid aan God en de Vader teruggebracht zijn en voor Hem eeuwig toebehoren. Heel gemakkelijk verbindt zich aan de heiligmaking de gedachte van een reinigen van de zonde. Een zeer wezenlijke kant trouwens van het werk van de Heilige Geest. Willen we de heiligmaking meer positief bepalen dan moeten we spreken van een richten op God, een toewijden aan God. „De heiligheid Gods is de deugd, waardoor God eeuwig Zichzelf is en Zichzelf handhaaft. Heiligen betekent dan die deugd in het geschapene tot uitdrukking brengen. Alle dingen moeten op God gericht zijn, in God hun doel hebben" (S. G. de Graaf, Het ware geloof, Beschouwingen over Zondag 1—22 van de Heidelbergse Catechismus, blz. 400).

In betrekking tot Christus' kerk ligt het niet anders. De Heilige Geest voert Zijn vernieuwend, herscheppend en wederbarend werk uit in het hart der gelovigen. Richt de vernieuwde mens weer naar het grote doel waartoe hij oorspronkelijk door God geschapen is. Deze toewijding aan God betekent dat God de heiligheid in Zijn kinderen tot uitdrukking brengt. De Bijbel noemt dit dat we het beeld Gods of het beeld van Zijn Zoon, Jezus Christus, gelijkvormig worden.

De Heilige Geest, Die door de Heere Jezus is uitgestort over Zijn gemeente, blijft bij haar door alle eeuwen heen. Hij woont in alle gelovigen en werkt in hen. En die wonderlijke tekenen van vuur en wind en tongentaal zijn voor alle tijden een aanwijzing van de almachtige kracht en genade des Heiligen Geestes, die harten vermurwt, monden openbreekt en levens vernieuwt. Totdat de gelovigen eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven zullen gesteld worden. Wat is de genade en de liefde van de Heilige Geest wonderlijk groot.

„Want Hij de Heilige, wil wonen bij en werken in zondige, zwakke, gebrekkige schepselen, die alleen maar verdiend hebben Gods toorn en vervloeking. Wat moet de Heilige Geest een geduld met ons hebben! Wij van onze kant plegen gedurig verzet, zijn geneigd de Geest te bedroeven en te weerstaan, uit te blussen. We leven van nature liever naar het vlees dan naar de Geest, zijn naar onze verdorvenheid meer „beestelijke" dan Geestelijke mensen." (H. J. Jager, Kernwoorden uit het N.T.).

Wat moeten we ons vaak schamen over onze liefdeloosheid, die wij betonen tegenover de liefde van de Geest. Maar wat mogen we ons verwonderen dat de Heilige Geest ons gegeven is. En hoe klemmend is tevens de vraag: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen?

De aard van het werk van de Heilige Geest

Rest mij ter afsluiting nog het een en ander naar voren te brengen over de aard van het werk van de Heilige Geest en onze heiligmaking. De Heilige Geest, en dat in de eerste plaats, werkt als Persoon. De Heilige Geest is geen „kracht", en Zijn werking is niet „natuurlijk" maar persoonlijk. Hij maakt van de gelovigen geen „stokken en blokken": „Alzo werkt ook deze goddelijke genade der wedergeboorte in de mens niet als stokken en blokken, en vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet, noch dwingt hen met geweld tegen hun dank, maar maakt hen naar de wijze van de Geest levend, heelt verbetert en buigt hen tegelijk liefelijk en krachtig, alzo dat, waar de wederspannighcid en tegenstand des vleses te voren ten enenmale de overhand hadden, daar nu de gewillige en oprechte gehoorzaamheid des Geestes de overhand begint te krijgen, waarin de waarachtige en geestelijke wederoprichting en vrijheid van onze wil gelegen is" (D.L. III/IV-16).

Geen sprake dus van een massabegeestering, desnoods instrumentaal en musicaal opgezweept, bij wijze van een geestelijke injectie, die een dokter een patiënt geeft als hij in bewusteloze toestand verkeert.

Neen de Geest betrekt ieder die wedergeboren wordt er persoonlijk bij, en Hij heeft niet nodig ons er met de geestelijke haren bij te slepen. Dat mag men in onze tijd van zogenaamde evangelische „geestdrift" wel eens meer bedenken.

Het tweede waar ik in dit verband op wijzen wil is dat het werk van de Heilige Geest in onze heiligmaking ondoorgrondelijk is. Niemand kan dat werk in z'n oorsprong en voortgang en doel naspeuren. We denken in dit verband aan het woord van de Heere Jezus aan Nicodemus: De wind blaast waarheen Hij wil en gij hoort zijn geluid, maar ge weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat; alzo is een iegelijk die uit de Geest geboren is. Een herinnering aan Prediker 11:5: Gelijk gij niet weet, welke de weg des winds is, of hoedanig de beenderen zijn in de schoot van een zwangere vrouw, alzo weet gij het werk Gods niet, die het alles maakt.

In overeenstemming daarmee waarschuwt onze belijdenis tegen een onderzoek dat meer wil weten dat God te weten geeft: „De wijze van deze werking (des Geestes) kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomen begrijpen: ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods, met het hart geloven en hun Zaligmaker liefhebben" (D.L. III/IV-13).

Uit de aard der zaak is de werking van de Heilige Geest tenslotte wonderlijk groot. Ze is niet minder almachtig. Wonderlijk groot is het werk der schepping, tot stand gekomen door de drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Wonderlijk groot en almachtig is het werk der herschepping tot stand gebracht door de drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest.

* Straks zal de ganse schepping vertegenwoordigd door de vier dieren, èn de hele verloste Kerk vertegenwoordigd in de vierentwintig ouderlingen rondom de troon staan en door gans de hemel zal het loflied op de driemaal heilige God, Vader, Zoon en Heilige Geest worden aangeheven: Heilig, Heilig, Heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was en Die is cn Die komen zal.

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Wandelen in het licht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's